ECLI:NL:RBDHA:2024:1365
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak AWB 23/13802, waarin verzoeker, een Chinese nationaliteit hebbende persoon, een beroep had ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Verzoeker had op 18 november 2023 beroep ingesteld, waarna de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 december 2023 een inwilligend besluit nam op de aanvraag. Verzoeker trok op 29 december 2023 het beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan zijn aanvraag, kan de rechtbank op verzoek van verzoeker de staatssecretaris veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en er geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, maar merkt op dat de staatssecretaris wel verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. Verzoeker dient zich hiervoor tot de staatssecretaris te wenden. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.