ECLI:NL:RBDHA:2024:13602

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
09/807001-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake oplichting en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 29 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die is veroordeeld voor oplichting van dertien personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen van in totaal € 316.485,- door middel van oplichting. De rechtbank heeft de betalingsverplichting van de verdachte vastgesteld op € 279.088,- na aftrek van gemaakte kosten. De verdachte heeft zich voorgedaan als een vermogend zakenman en heeft met behulp van valse hoedanigheden en overtuigingskracht het vertrouwen van zijn slachtoffers gewonnen. De rechtbank heeft tijdens de zittingen op 8 en 9 juli en 16 augustus 2024 het standpunt van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie heeft gevorderd dat het door de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel op € 662.413,- wordt geschat, terwijl de verdediging een lagere schatting heeft bepleit. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie gedeeltelijk toegewezen en de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 316.485,-. De rechtbank heeft ook de grondslag voor de ontneming van het voordeel vastgesteld op basis van de veroordeling wegens strafbare feiten als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een patroon van oplichting, waarbij hij telkens gebruik maakte van listige kunstgrepen en valse documenten om zijn slachtoffers te misleiden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van het ontnemingsbedrag aan de staat en heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1.080 dagen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/807001-19 (ontneming)
Datum uitspraak: 29 augustus 2024
Vonnis ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank Den Haag heeft op de vordering van het openbaar ministerie en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van en 8 en 9 juli en 16 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt dat de officier van justitie
mr. C.M. Offers op de terechtzitting heeft ingenomen en van hetgeen door de raadsman
mr. M.A. Prins op de terechtzitting naar voren is gebracht.

2.De inhoud van de vordering

De inleidende schriftelijke vordering van het openbaar ministerie strekt ertoe dat de rechtbank het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel zal schatten en vaststellen op een bedrag van € 662.413,- en aan de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de staat van dat bedrag.

3.De grondslag voor ontneming

De veroordeelde is op 29 augustus 2024 door deze rechtbank onder meer veroordeeld wegens het volgende strafbare feit:
- oplichting, meermalen gepleegd.
Uit het onderzoek leidt de rechtbank af dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van de bewezen verklaarde strafbare feiten. De grondslag voor ontneming van dat voordeel is daarom een veroordeling wegens strafbare feiten als bedoeld in artikel 36e, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr).
Uit het onderzoek leidt de rechtbank daarnaast af dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit baten van een ander strafbaar feit. Er bestaan voldoende aanwijzingen dat dit door de veroordeelde is begaan. Deze aanwijzingen ontleent de rechtbank aan de volgende feiten en omstandigheden.
De veroordeelde is veroordeeld voor oplichting van dertien slachtoffers. De veroordeelde heeft zich - zoals uit het strafvonnis volgt - in die gevallen voorgedaan als vermogend zakenman (valse hoedanigheid) en telkens met behulp van overtuigingskracht en valse geschriften het vertrouwen gewekt dat hij goedwillend en betrouwbaar was en dat met hem gehandeld kon worden.
Uit het dossier komen sterke aanwijzingen naar voren dat de veroordeelde zich ook aan oplichting van [naam 1] schuldig heeft gemaakt. [naam 1] heeft daar aangifte van gedaan en heeft verklaard dat hij op 3 april 2014 reageerde op een advertentie waarin de veroordeelde Nederlandse gulden-bankbiljetten te koop aanbood. Om zeker te zijn dat hij niet werd opgelicht heeft [naam 1] eerst één biljet gekocht en die in goede orde ontvangen. Nadien heeft hij heeft € 650,- overgemaakt. Bij een ontmoeting met de veroordeelde heeft hij hem contant € 600,- betaald en gulden-biljetten met een waarde van
€ 900,- gegeven (het totaalbedrag is € 2.150,-). Dit omdat de veroordeelde op hem zeer geloofwaardig en betrouwbaar over kwam. Aangever heeft daar echter nooit de beloofde bankbiljetten voor terug gekregen. In de jaren die erop volgden heeft [naam 1] veelvuldig contact gezocht met de veroordeelde via WhatsApp. De veroordeelde vertelde in reactie daarop dat hij geopereerd was aan zijn hart en dat zijn geld eindelijk vrij zou komen en hij naar de Deutsche Bank zou gaan om zijn geld op te halen. Ook verwees hij naar zijn lucratieve autohandel in Dubai en Duitsland.
Naar het oordeel van de rechtbank kan buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de veroordeelde de oplichting van [naam 1] heeft begaan. De rechtbank stelt dit op grond van de aangifte en de bijgevoegde WhatsApp-gesprekken, waaruit blijkt dat de veroordeelde – op het moment dat aangever verhaal kwam halen – met exact dezelfde excuusjes kwam die hij heeft aangewend jegens de andere slachtoffers. De modus operandi is eveneens hetzelfde: de verdachte wint met listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels het vertrouwen en komt na afloop met een stortvloed aan smoesjes om de wederpartij aan het lijntje te houden.
De rechtbank komt aldus tot de conclusie dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de verdachte ook dit strafbare feit heeft gepleegd, als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.

4.De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op een bedrag van € 307.980,-, te weten het totale bedrag waarvan zij heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring als opbrengst van de door de veroordeelde gepleegde oplichtingen en verduisteringen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de veroordeelde heeft zich op het standpunt gesteld dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel lager moet uitvallen, in die zin dat het voordeel dat de veroordeelde zou hebben gehaald uit oplichtings- en verduisteringsincidenten waarbij de verdediging voor vrijspraak heeft gepleit, van het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden afgetrokken.
4.3.
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL2018279242, onderzoek Grimm19, van de politie eenheid Den Haag, (doorgenummerd p. 1 t/m 1.088).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen.
1. De gebruikte bewijsvoering in het vandaag gewezen vonnis van deze rechtbank in de strafzaak tegen de veroordeelde. Deze bewijsvoering neemt de rechtbank hier over en is (voor de leesbaarheid) als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.
De voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel redengevende feiten en omstandigheden ontleent de rechtbank rechtstreeks aan de in de strafzaak gebezigde bewijsmiddelen. In de ontnemingszaak verbindt de rechtbank op grond van dezelfde overwegingen dezelfde gevolgtrekkingen aan die bewijsmiddelen als in de strafzaak;
2. Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel dat op 4 september 2019 is opgemaakt naar aanleiding van het strafrechtelijk financieel onderzoek dat naar de veroordeelde is ingesteld;
3. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 29 april 2019 (p. 809-811);
4.4.
Oordeel van de rechtbank
Opbrengst oplichtingen
Uit het door de rechtbank per heden gewezen vonnis blijkt dat de veroordeelde de volgende opbrengst heeft genoten uit de door hem gepleegde strafbare feiten:
Incident 2.1, [naam 2] : € 19.000,-;
Incident 2.2, [naam 3] : € 4.500,-;
Incident 2.3, [naam 4] : € 12.750,-;
Incident 2.4, [naam 5] : € 48.050,-;
Incident 2.6, [naam 6] : € 102.425,-;
Incident 2.7, [naam 7] € 45.000,-;
Incident 2.8, [naam 8] € 28.860,-;
Incident 2.9, [naam 9] € 10.850,-;
Incident 2.11, [naam 10] € 2.500,-;
Incident 2.13, [naam 11] : € 10.950,-;
Incident 2.15, [naam 12] € 3.000,-;
Incident 2.17, [naam 13] : € 28.600,-
------------------
totaal€ 316.485,-
De rechtbank overweegt verder dat uit hetgeen is overwogen onder ‘de grondslag voor ontneming’ en de bewijsmiddelen blijkt dat ook [naam 1] is opgelicht door de veroordeelde en wel voor een bedrag van € 2.150,-. De rechtbank oordeelt dan ook dat de veroordeelde dit bedrag als wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.
4.5.
Conclusie schatting wederrechtelijk verkregen voordeel
Op grond van het voorgaande schat de rechtbank het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van
€ 316.485,-.

5.De vaststelling van de betalingsverplichting

5.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de betalingsverplichting moet worden vastgesteld op hetzelfde bedrag als het door haar geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, namelijk € 307.980,-. Met eventuele gemaakte kosten hoeft geen rekening te worden gehouden, omdat de veroordeelde niet heeft verklaard dat hij kosten heeft gemaakt ten behoeve van het halen van dit voordeel.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de betalingsverplichting moet worden vastgesteld op een lager bedrag dan het wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat voor zover de rechtbank vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen toewijst, deze bedragen ook moeten worden afgetrokken van de betalingsverplichting, opdat de veroordeelde niet dubbel geraakt wordt.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Uit het dossier blijkt dat [naam 10] en [naam 13] deels zijn terugbetaald door de veroordeelde. [naam 10] heeft € 750,- terug ontvangen en [naam 13] € 14.050,-. De rechtbank zal deze bedragen (totaal: € 14.800,-) dan ook aftrekken van het ontnemingsbedrag bij het vaststellen van de betalingsverplichting.
Uit het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel blijkt dat de veroordeelde ten behoeve van de door hem gepleegde oplichtingen ook kosten heeft moeten maken die hebben bestaan benzinekosten, telefoonkosten en kosten voor zijn jurist, [naam 14] . In totaal komen deze kosten op € 22.597,-. De rechtbank oordeelt dat ook aannemelijk is dat de veroordeelde deze kosten heeft moeten maken en zal deze kosten dan ook aftrekken van de betalingsverplichting.
De rechtbank zal de aan de benadeelde partijen toegekende vorderingen niet in mindering brengen op het bedrag waarop de betalingsverplichting wordt bepaald, omdat deze nog niet zijn voldaan. De omstandigheid dat de veroordeelde bij oplegging van een ontnemingsmaatregel te maken zou krijgen met meerdere schuldeisers voor hetzelfde bedrag, betekent niet dat de veroordeelde in een rechtens te respecteren belang wordt getroffen bij toewijzing van de ontnemingsvordering. De veroordeelde kan bovendien, als hij de benadeelde partijen en/of de Staat ten behoeve van die benadeelde partijen (deels) heeft betaald, op grond van artikel 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering een onderbouwd verzoek doen tot het verminderen of kwijtschelden van het ontnemingsbedrag.
Hoewel door de officier van justitie en de verdediging in het kader van de ontnemingsvordering geen standpunten zijn ingenomen omtrent de overschrijding van de redelijke termijn, stelt de rechtbank vast dat deze met ruim drie jaar is overschreden. Nu de rechtbank de op te leggen straf in deze strafzaak aanzienlijk heeft gematigd vanwege deze overschrijding, ziet de rechtbank geen aanleiding om ook de betalingsverplichting te matigen en zal zij volstaan met de enkele vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden.
5.4.
Conclusie vaststelling betalingsverplichting
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank de betalingsverplichting vast op een bedrag van € 279.088,-.

6.Het toepasselijke wetsartikel

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7.De beslissing

De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op van
€ 316.485,-;
legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van op
€ 279.088,-aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1.080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.E. Perquin, voorzitter,
mr. J.C. U-A-Sai, rechter,
mr. G. Kuijper, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 augustus 2024.
Bijlage I
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1.
De bewijsmiddelen
3.4.1.1 De incidenten (dagvaarding I feit 1: oplichting, subsidiair verduistering)
[naam 2] (incident 2.1)
[naam 2] heeft op 18 september 2018 aangifte gedaan van oplichting en heeft daarbij het volgende verklaard. Zij was in 2016 of 2017 op zoek naar een bepaald type Audi en zij wist dat de verdachte zou handelen in auto’s. De verdachte zou deze auto voor haar kunnen laten verschepen en importeren vanuit Dubai. De auto zou € 26.000,- kosten en zij moest een aanbetaling doen van
€ 11.000,-. De verdachte zei vervolgens geldproblemen te hebben en had nog een aanbetaling van
€ 8.000,- nodig voor de auto. [naam 2] zou de auto dan ook krijgen voor het door haar betaalde bedrag van € 19.000,- in plaats van de eerst afgesproken € 26.000,-. De auto zou in december 2017 geleverd worden. De verdachte verzon vervolgens telkens smoezen waardoor hij zijn afspraak niet na kon komen, aldus aangeefster. Zo moest hij naar het ziekenhuis, lagen gezinsleden in het ziekenhuis, was zijn dochter overleden en was er iets verkeerd gegaan bij het verschepen. Na veel WhatsApp-gesprekken heeft zij niets meer van de verdachte vernomen en de auto is nooit geleverd. [2]
Op de koopovereenkomst van de auto op briefpapier van [bedrijfsnaam 2] staat de koopprijs van € 26.000,-, een handtekening van de aangeefster en van de verdachte (namens [bedrijfsnaam 1] ), met tevens de datum 5 september 2017 en een stempel waarop staat ‘betaald’. [3]
Verder heeft de aangeefster twee afschriften bijgevoegd van haar betaalrekening, waarop staat dat op 5 september 2017 € 11.000,- is afgeschreven naar bankrekeningnummer [bankrekening 1] [4] en op 12 september 2017 € 8.000,- is afgeschreven naar datzelfde bankrekeningnummer. [5]
Het WhatsApp-gesprek tussen [naam 2] en haar partner, waarin [naam 2] de berichten van de verdachte heeft doorgestuurd, is door de politie uitgelezen. Daarin is te lezen dat de verdachte in de periode van 4 september 2017 tot en met 9 april 2018 onder meer het volgende aan [naam 2] schrijft: [6]
- 4 september 2017: “
Hai dit is de auto die ik voor je in de aanbieding heb... Ik kan deze auto aan je leveren voor € 26.000.”
- 5 september 2017: “
De aanbetaling mag je overmaken op het volgende rekeningnummer: [bankrekening 1] t.n.v. [bedrijfsnaam 1] bv o.v.v. Audi A4 Avant Dubai. Het koopcontract zal ik gelijk in orde maken. Ik ga nu naar Dubai en leg de auto definitief vast”, “Hai [naam 2] , ik heb een vertrekschema voor je: Naam vrachtschip: MSC ESTHI, registratienummer: IU731R., Verstek vanuit JEBEL ALI (Dubai) vrijdag 15/09/2017”,
- 11 januari 2018: “
Hai, de jongens zijn hard aan het werk en zal er morgenochtend uit zijn, op dat moment bel ik gelijk de RDW voor een afspraak.. Maar zal begin van komende week zijn., daarna poetscentrale en kenteken aanvragen en dan op een trailer jou kant op.,”, “Hai Goedemorgen., heb even uitgeziekt., ben nu bij de transporteur.. maak daarna een afspraak met RDW en weten we wanneer hij voor je deur staat.”
- 29 januari 2018: “
Hai Goedemorgen., heb even uitgeziekt., ben nu bij de transporteur.. maak daarna een afspraak met RDW en weten we wanneer hij voor je deur staat., hou je uiteraard op de hoogte.”
- 7 februari 2018: “
Hai.. auto is vanmiddag opgehaald., zat zelf in Duitsland., en ga er morgen heen. Dan staat hij bij de RDW.”
- 2 maart 2018: “
Hai.. update ik ben nu zelf in Duitsland maar mijn campagnon regelt alles netjes.”
- 26 maart 2018: “
Goedemorgen., ga er nu heen., lag vrijdag.. zaterdag.. tot gisterenavond in het ziekenhuis voor mijn rikketik.. je hoort me vanmiddag.. gr
- 9 april 2018: “
Hai hai.. hier ben ik., was vandaag nog even bezig maar nu is alles in orde. morgenochtend moet ik eerst om 09:00 uur naar het ziekenhuis.. daarna hoor je me gelijk.
[naam 3] (incident 2.2)
[naam 3] heeft op 3 januari 2019 aangifte gedaan van oplichting en heeft daarbij het volgende verklaard. Begin 2017 is zij samen met haar man, [naam 15] , in gesprek gegaan met de verdachte omdat de verdachte voor zijn bedrijf, [bedrijfsnaam 1] , handelde in auto’s. Zij wilde een witte Dacia Duster, maar zij had daar nog niet genoeg geld voor. De verdachte vertelde haar dat zij zich daar geen zorgen om hoefde te maken, zij zou een aanbetaling kunnen doen. De verdachte zou naar Duitsland gaan om bij de autodealers waar hij altijd zaken mee deed, te kijken voor een witte Dacia Duster. In februari 2017 kreeg zij een foto van een witte Dacia Duster en heeft daarvoor een aanbetaling gedaan. [7] In de vordering tot schadevergoeding stelt [naam 3] dat het ging om een bedrag van
€ 2.400,-. [8]
Op de koopovereenkomst d.d. 5 september 2017 van de auto op briefpapier van [bedrijfsnaam 2] staat de koopprijs een handtekening van [naam 15] en van de verdachte (namens [bedrijfsnaam 1] ). [9]
Na een hoop opgegeven redenen van de verdachte heeft zij de auto niet gekregen.
[naam 3] is in de zomer van 2017 zelf op zoek gegaan naar een ander exemplaar en heeft deze gevonden bij Auto Haag Zeeuw. Zij heeft de verdachte gevraagd daar naar te kijken en die heeft gezegd dat de auto in orde was en hij zou haar helpen met de aankoop. De verdachte zou de facturen op zijn naam laten zetten, maar had wel een aanbetaling van € 1.500,- nodig om de auto te kunnen ‘vastzetten’. [naam 3] heeft vervolgens € 1.500,- overgemaakt naar rekeningnummer [bankrekening 1] . [10] In het dossier bevindt zich ook een afschrift van
€ 1.500,- van het rekeningnummer van aangeefster en haar man, naar het rekeningnummer [bankrekening 1] . [11] Na enige tijd ontving aangeefster echter bericht van Auto Haag Zeeuw dat zij geen enkele aanbetaling van de verdachte ontvangen hadden. [12] Een medewerker van Auto Haag Zeeuw heeft verklaard dat [naam 3] inderdaad een auto wilde kopen bij hen en dat er contact was met de verdachte. [13]
In het WhatsApp-gesprek tussen [naam 3] en de verdachte is te lezen dat op dat moment in totaal € 3.900 (€ 2.400.- en € 1.500) was betaald. [14]
[naam 3] is aanvullend verhoord op 7 januari 2019, waar zij heeft verklaard dat de verdachte vaak met excuusjes kwam waardoor de levering van de auto niet door kon gaan. [15]
[naam 3] heeft verder bij haar aangifte drie van de stukken gevoegd die haar zijn getoond door de verdachte, te weten een bericht van de FIOD dat de rekening van de verdachte zou zijn geblokkeerd, [16] een brief van ‘European Court of Justice’ dat het saldo zou worden vrijgegeven [17] en een Duits rekeningafschrift waaruit zou moeten blijken dat het geblokkeerde saldo ruim €11 miljoen zou betreffen. [18]
In het WhatsApp-gesprek tussen [naam 3] en de verdachte is te lezen dat de verdachte op 23 juni 2017 een foto stuurt, waarop de aangeefster reageert:
‘Ik ben niet heel goed in Duits, maar het lijkt alsof je Duitse rekening geblokkeerd is?’, waarop de verdachte reageert:
‘Ja maar saldo is ook wel aardig’. [19]
In een aanvullende verklaring (per brief) heeft [naam 3] ook nog verklaard dat de verdachte op 1 augustus 2017 vertelde dat er een deurwaarder bij hem was en hij direct
€ 600,- nodig had, anders zou er beslag worden gelegd op zijn rekening, voordat ze de auto konden halen. Daarom heeft aangeefster nog
€ 600,-voorgeschoten. Ondanks het uitblijven van tegenprestaties van de verdachte, bleef [naam 3] hoop houden, mede in verband met alle papieren uit naam van rechtbanken en de Belastingdienst, die haar telkens overtuigden. [20] In het WhatsApp-gesprek is te lezen dat de verdachte op 31 juli 2017 stuurt dat hij voor 16:00 uur een deurwaarder moet betalen, anders wordt een tweede beslag gelegd op zijn rekening. Dan neemt de deurwaarder die de vijftiende over met op 1 augustus 2017 daarbij
“Nee? Op 660,-".De verdachte kan hem pas betalen na zitting bij de rechtbank. Hij verzoekt aan [naam 3] om het ontbrekende bedrag te betalen. Indien de deurwaarder niet wordt betaald, aldus de verdachte, zal alles fout lopen inclusief de levering van de auto van aangeefster. [21]
Verder is in het WhatsApp-gesprek te lezen dat de verdachte in de periode van 23 juni 2017 tot en met 20 december 2018 onder meer het volgende schrijft: [22]
- 13 juli 2017: “
hai, was vanmorgen vroeg op kantoor, moest naar Brussel, heb om 13:20u een kort geding voor vrijgave van mijn geld, vandaar dat ik weg moest, ik ben morgen op kantoor, en vanavond ga ik langs de dealer voor je auto, ik laat het je weten gr.”
- 16 juli 2017: “
Hai, ik moet morgen de uitspraak tekenen voor mijn vrijgave in Brussel, we stellen het 1 dag uit.”
- 6 december 2017: “
Nee even gekkehuis met advocaten vanmiddag heb morgen totale uitsluitsel laat het je weten.”
- 24 februari 2018: “
Ja alles komt goed.. 1 maart.”
- 4 juni 2018: “
dochter overleden”
- 11 juni 2018:
“begrafenis is om 14 uur je hoort me morgen.”
- 1 augustus 2018: “
Hai.. is nog niet rond.. ga van morgenochtend uit.”
- 29 augustus 2018: “
Hai.. zit in het ziekenhuis.. mag hier hopelijk tegen de avond weg anders moet ik nog een nacht blijven. Ik mag hier geen tel hebben vandaar dat ik nergens op reageer. Ik heb een lichte hartaanval gehad.. ben met een ambulance binnen gebracht.”
- 25 september 2018: “
Hai.. zit weer in dat geile ziekenhuis.”
- 24 oktober 2018: “
Hai..l2u ben ik morgen bij je.. het geld komt eraan.”
- 2 november 2018: “
Morghu.. ik heb de documenten binnen en dit staat helemaal VAST?!!!! Hier komt dus niets meer tussen...!!! De 13de is alles vrij, is op een dinsdag.. en de 14de rij ik naar de Deutsche Bank om alle overboekingen de deur uit te sturen en cashflow op te halen.. en dat is een groot bedrag.”
- 14 november 2018: “
EH heeft de gehele schuld overgenomen. We bellen morgen. Europeese Hof.”
- 28 november 2018: “
Klapband.. ik weet morgen alles.”
- 06-12-2018: “
Nee helaas.. wel onderweg maar ze mochten nog niets uitbetalen.”
[naam 4] (incident 2.3)
[naam 4] is op 18 februari 2019 verhoord als aangever van oplichting. Hij heeft daarbij het volgende verklaard. Hij kwam met de verdachte over auto’s te spreken waarbij de verdachte hem vertelde dat hij in exclusieve auto’s handelde die hij kon importeren uit Dubai. De verdachte gaf hem het adres van zijn website, [website 1] , waarop auto’s uit het hogere segment werden aangeboden. Op 27 juni 2013 heeft [naam 4] een koopovereenkomst afgesloten met de verdachte, voor de aankoop van een Range Rover. Deze zou de verdachte uit Duitsland importeren. [naam 4] heeft een aanbetaling gedaan van
€ 12.750,-. [23]
Op de koopovereenkomst staat dat de koper, [naam 4] , voor een bedrag van € 53.000,- een Range Rover Sport uit 2009 zou kopen, waarbij aanbetaling van € 12.750,- is gedaan en nog € 40.250,- betaling resteert. De koopovereenkomst is ondertekend door [naam 4] en bevat een handtekening namens [bedrijfsnaam 3] . [24] In een brief van [bedrijfsnaam 3] , die door de verdachte is opgesteld en ondertekend, gedateerd 30 november 2013, staat dat de heer [naam 4] het restant van het te betalen bedrag voor 18 december 2018 dient te betalen op de bankrekening ten name van [verdachte] , of contant te voldoen. [25]
[naam 8] (incident 2.8)
[naam 8] heeft op 13 april 2019 aangifte gedaan van oplichting en heeft daarbij het volgende verklaard. Rond 21 augustus 2015 keek hij op een veilingsite en zag daar twee Toyota Landcruisers die zich in Dubai bevonden. [naam 8] zocht op Google naar een bedrijf dat deze auto’s zou kunnen verschepen en belandde op de website [website 1] . Hij heeft het contactformulier ingevuld en werd twee dagen later door de verdachte gebeld. De verdachte vertelde hem dat hij voor hetzelfde bedrag een veel luxere Landcruiser kon leveren. Omstreeks 15 september 2015 vertelde de verdachte aan [naam 8] dat hij een Landcruiser voor hem gevonden had in Dubai en [naam 8] ontving via WhatsApp direct foto’s van de Landcruiser.
De verdachte vroeg om een voorschot. [naam 8] heeft dit bedrag overgemaakt naar een rekeningnummer op naam van de verdachte. Ongeveer 30 minuten later belde de verdachte dat er een plaats was vrijgekomen in de container en dat de Landcruiser meteen mee naar Nederland kon, als [naam 8] nog een bedrag zou betalen. Dat heeft [naam 8] dan ook gedaan. In oktober 2015 heeft [naam 8] nog eens
€ 12.275,- contant aan de verdachte betaald. In de periode na de koop heeft [naam 8] enkele e-mails ontvangen namens ‘ [bedrijfsnaam 4] ’ waarin allerlei redenen genoemd werden waardoor de auto nog niet geleverd was, zoals een familiedrama doordat een aantal familieleden van de verdachte waren verongelukt. De verdachte heeft vervolgens nooit een auto aan [naam 8] geleverd en heeft daarvoor door de jaren heen verschillende redenen opgegeven. Op 2 november 2018 heeft [naam 8] een WhatsApp-bericht ontvangen van de verdachte waarin de verdachte een document stuurde in de Engelse taal van het European Court of Justice, waarin [naam 8] las dat de verdachte de zaak had gewonnen en dat binnen veertien dagen beslag op zijn gelden opgeheven zou worden. Op 7 maart 2019 ontving [naam 8] nog twee documenten, waarin [naam 8] las dat het ging om een saldo van € 12.489.968,27 en een compensatie van € 250.000,-. [26]
De politie heeft op 16 april 2019 een e-mail ontvangen van [naam 8] , waaruit volgt dat [naam 8] in totaal
€ 16.585heeft overgemaakt. [27]
In het dossier bevindt zich verder een koopovereenkomst van aangever met [bedrijfsnaam 3] , gedateerd 19 september 2015, met vermelding van een koopprijs van € 29.160,-. [28]
In een SMS-gesprek tussen de verdachte en aangever is te lezen dat de verdachte in de periode van 14 maart 2016 tot en met 21 juni 2016 onder meer het volgende schrijft: [29]
19 april 2016: “
Sorry maat...zit al de hele dag in het ziekenhuis...morgen ga ik er weer tegenaan en regel jou auto op transport naar jou toe.”
20 april 2016:
“Hai [naam 8] ....morgenochtend kan ik mijn vrouw ophalen en mee naar huis. Daarna wordt onmiddellijk alles voor jou geregeld.”
27 april 2016: “
Hai...aanstaande maandag wordt in de middag alles netjes afgehandeld.”
09 juni 2016: “
Kom net van kaakchirurg af. Heeft een ontsteking bij mijn wortelkanaal opengesneden.”
17 juni 2016: “
Hai. even samen serieus. Ik heb net bericht gehad van de belasting dat mijn bankrekening wordt vrijgegeven na een FIOD onderzoek. Dat is ook de reden waarom het zo lang duurt. Ik moet aanstaande woensdag om 14.20uur aftekenen bij de belasting en kan een uur later over de rekeningen beschikken.”
In een WhatsApp-gesprek is te lezen dat de verdachte in de periode van 23 maart 2017 tot en met 10 april 2019 onder meer het volgende aan aangever schrijft: [30]
- 23 maart 2017: “
Hai [naam 8] ...lig al sinds zaterdag in het ziekenhuis... ze hebben een tumor op mijn darmwand geconstateerd.”
- 10 april 2017: “
Wordt morgen [naam 8] ....onderzoeken gehad...ben wederom gesloopt... gr tot
morgen...
- 28 april 17: “
Hai 4 mei geld vrij 5mei kan ik erover beschikken....documenten zijn vandaag
binnen gekomen..
- 31 mei 2017: “
Vang morgen mijn geld...rond 13uur..”
- 23 juni 2017: “
Hai...net bericht gehad....3 juli naar duitsland.. dan is eindelijk alles vrij...4 juli hele dag vrij voor jou...auto zoeken en gelijk betalen.”
- 21 juli 2017: “
Dinsdag om 11.40u in Brussel zijn....dan eindelijk in orde..”
- 29 september 2017: “
Hai...zit in duitsland...aanstaande gaan hiervandaan de betalingen de deur uit...heb je het donderdag op je bank staan..”
- 14 oktober 2017: “
Morgen....vrouw is in het ziekenhuis sinds gisteren.”
- 3 november 2017: “
Hai. ..goed nieuws...dinsdagochtend aftekenen en dan woensdag alles vrij...staat het woensdsg eind van de middag op je rekening....”
- 5 december 2017: “
Hai heb een klapband.. brengen zo een ander. Wordt helaas morgen...”
- 19 december 2017: “
Hai...kom net uit het ziekenhuis...kon niet eerder reageren...gelukkig alles hoed met me dochter...nachtje observatie.”
- 31 januari 2018: “
Ja eindelijk..„ maandag staat het op je rek....gaat er in de ochtend uit
- 9 april 2018: “
Hai...mag morgen ziekenhuis uit...heb een lichte attack gehad...”
- 30 april 2018: “
Hai...mag morgenochtend naar huis...arts is net geweest...vandaag laatste
onderzoeken.”
- 2 november 2018: “
Yep...hadden wij aangespannen...zover zijn we zelfs gegaan....maar nu
eindelijk... GERECHTIGHEID...daarna kom ik gelijk naar je toe en regelen we dezelfde dag nog een schitterende Toyota voor je..”
[naam 13] (incident 2.17)
[naam 13] heeft op 16 mei 2019 aangifte gedaan van oplichting en heeft daarbij het volgende verklaard. De verdachte vertelde [naam 13] dat hij in de autohandel en -import zat en [naam 13] vertelde dat hij graag een nieuwe auto wilde. Zij hebben een koopovereenkomst opgesteld voor de koop door [naam 13] van een Volkswagen Golf tegen een prijs van € 18.995,-. De levering zou op 3 september 2014 zijn. [naam 13] zou zijn eigen auto inruilen en dan zou er nog € 7.000,- te betalen open staan. Dat bedrag heeft [naam 13] overgemaakt. De verdachte gaf [naam 13] altijd een goed gevoel en was erg amicaal. Op 24 juli berichtte de verdachte dat hij nog € 2.200,- aan BPM was vergeten mee te rekenen en dat heeft [naam 13] toen overgemaakt.
De verdachte vroeg vervolgens vaker om aan hem geld te lenen om nieuwe auto’s te kunnen kopen, bijvoorbeeld bedragen van een paar honderd euro, en [naam 13] deed dit dan telkens. De verdachte beloofde telkens dat hij terug zou betalen, maar altijd was er iets aan de hand. Zo gaf de verdachte aan dat hij snel geld zou krijgen omdat hij een aantal Porsches in Spanje had verkocht; hij had naar eigen zeggen nog een paar miljoen euro, maar kon daar niet bij omdat de belastingdienst onderzoek deed; hij zou meerdere rechtszaken hebben lopen, waardoor hij tijdelijk niet bij zijn geld kwam. De verdachte liet diverse brieven zien om dit te onderbouwen. De verdachte vertelde na enige tijd nog eens € 5.000,- nodig te hebben, anders zou hij vast worden gezet in België. [naam 13] heeft dit geld van zijn zoon gekregen en aan de verdachte overgemaakt.
Na terugbetalingen van de verdachte van in totaal
€ 14.250,- staat volgens [naam 13] op moment van aangifte nog
€ 21.250,- schuld open. [31]
In het WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en [naam 13] , dat loopt van 22 juli 2014 tot en met 11 april 2019, is te lezen dat [naam 13] op 27 juli 2017 schrijft dat er na betaling van € 14.050,- door de verdachte, nog
€ 21.250,- open staat, hetgeen niet weersproken wordt door de verdachte:
wat ik van jou ontvangen heb is? 35.300 incl 6900 van [naam 16] ? Van jou gehad 14.050 staatTiog open 21.250 gr [naam 13] . [32]
Op de koopovereenkomst van de auto staat dat [naam 13] een Volkswagen Golf zal kopen bij [bedrijfsnaam 3] , tegen betaling van € 7.000,- na inruil, met afleveringsdatum 3 september 2014. [33]
Verder is in het WhatsApp-gesprek te lezen dat de verdachte in die periode onder meer het volgende schrijft: [34]
- 11 augustus 2014:
“Hai...ff schrikken...heb een gat van 40 mille die deze week betaald moet worden. Maar lever vandaag nog een auto af en vlieg ik morgen op en neer na Dubai om het geld te halen. Heb alleen nog 1 maal 2200 nodig...dan heb jij met een paar dagen 25.000 terug en dan hoor je wel hoeveel meer. Dus ik hoop dat je me kan hel pen...want ik moet vandaag export papieren halen en een ticket voor morgen. Terug heb ik geld bij me.(…) Top maat...ja deal is goed toch....en er komt nog veel meer aan.” (…) [naam 13] ...niet boos of teleurgesteld zijn...maar ik heb de papieren betaald en auto afgeleverd...en nu kom ik nog 485 te kort voor morgen en vanavond... kan je dat ajb nog regelen.”
- 19 september 2014: “
Hai [naam 13] , ik heb vandaag 4 auto’s als onderpand achtergelaten en is € 16.000.- naar mijn ING rekening overgemaakt, ik doe alles om het in orde te maken. Die betaling die ik liet lezen is toch bij de bank tegengehouden.. "dubieuze handelingen" zei de bank over de koper.”
- 23 september 2014: “
Hai...staat er vanmiddag op. Ik lig in het ziekenhuis.. voor mijn hart. Ging ineens onderuit.”
- 20 oktober 2014: “
Hai ik zit in het ziekenhuis... kan ff niet opnemen.”
- 24 december 2014: “
vriend....ik kan pas de 5de geld halen als alles vrij is. Ik haal dan op en boek al mijn geld gelijk naar een andere bank. Ik ben helemaal vertieft. Hartkloppingen.”
- 17 maart 2015:
“He [naam 13] ....moet morgenochtend om 11.15uur met advocaat bij de hoge raad zijn. Dan moet het goed zijn, ik bel jou direct na de rechtbank.”
- 22 april 2015: “
Hai...vanmiddag diende er weer een zaak ivm vrijgave. Daar was de bank bij. wederom gewonnen. Nu staat dat op papier en daarmee kan ik gewoon geld bij de ING krijgen.”
- 21 juli 2015:
“Haha...het enige wat nu nog rest is een telefoontje van de bank dat de rekening vrij is en da schadeclaim kan worden overgemaakt. Maar dan kan ik wel al over mijn eigen geld beschikken wat op de rekening staat.”
- 3 januari 2017: “
ik lig op bed met buikvliesontsteking. Moet morgen echo laten maken in het ziekenhuis.”
- 17 februari 2017: “
zit in het ziekenhuis voor controle.”
- 27 februari 2017: “
zit in het ziekenhuis. Duurt hier nog wel.”
- 20 maart 2017: “
slecht nieuws vandaag. Was gisteren opgenomen in het westeinde. Zeer veel pijn in mijn onderbuik. Door de scan geweest en heb een tumor op mijn darm. Woensdag naar antoniushove voor gehele scan om te kijken of er uitzaaiingen zijn.”
- 11 april 2017: “
had een second opinie laten maken in het cancer lab en vandaag nog enkele onderzoeken en de uitslag.. is niet zo goed.. zijn toch uitzaaiingen en moet snel geopereerd worden en chemo.”
- 13 april 2017: “
Hai vriend...komende week alles rond...EINDELIJK...staan nu in Duitsland in de file...ernstig ongeluk met brand
- 21 september 2017: “
Hai [naam 13] ...goed nieuws vandaag op mijn verjaardag....vanaf 01/10 is de belasting eraf en doen me passen het. Masr maandag kan ik in duitsland wat geld halen en maak dan in de middag wat naar je over...”
- 4 februari 2019: “
Hai vriend...heb alles een dag uitgesteld...ben zaterdag van de trap
gevallen...14 trede naar beneden....zat gisteren paar uur in het westeinde.”
- 5 februari 2019: “
ga morgen met mijn zoon naar de bank in Rotterdam.. daar zit ook de Deutsche Bank..”
7 februari 2019: “
zit nog even in het ziekenhuis.. controle..”
12 februari 2019: “
vandaag wordt hem niet.. stap net in de auto vanaf het ziekenhuis.. hebben opnieuw fotos van mijn nek genomen via MRI”
20 februari 2019: “
ik heb een brief gehad van mijn Belgische advocaat die hij heeft gekregen van het Europeese Hof. Daarin stat dat alles geregeld is enkel dat ze het grote bedrag noet kunnen overmaken omdat mijn rekening in Duitsland nog steeds heblokkeerd is. Dat heeft de Deutsche Bank gisteren geregeld zodat het ksn worden overgeboekt. Hier staat een paar dagen voor.”
29 maart 2019: “
maandag moet ik de hele dag naar westeinde ziekenhuis voor onderzoeken voorafgaand aan mijn operatie medio april.”
De volgende brieven en geschriften heeft [naam 13] van de verdachte ontvangen: [35]
- drie brieven van [vervalste naam 1] namens de rechtbank Den Haag, gedateerd 11 februari 2015, 16 december 2015 en 14 januari 2016; [36]
- elf brieven van [vervalste naam 2] namens de Hoge Raad der Nederlanden, gedateerd 20 februari 2015, 24 februari 2015, 12 maart 2015, 27 maart 2015, 22 april 2015, 19 mei 2015, 11 juni 2015, 24 juni 2015, 7 juli 2015, 16 juli 2015 en 24 augustus 2015; [37]
- twee brieven van [vervalste naam 3] namens de Hoge Raad der Nederlanden, gedateerd 29 april 2015 en 7 mei 2015; [38]
- twee brieven van [vervalste naam 4] namens de Hoge Raad der Nederlanden, gedateerd 6 augustus 2015 en 13 augustus 2015; [39]
- een brief van [vervalste naam 5] namens de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 18 maart 2015; [40]
- een brief van [vervalste naam 6] , namens [vervalste naam 7] , van het Ministerie van Financiën, gedateerd 2 september 2015. [41]
[naam 5] (incident 2.4)
[naam 5] heeft op 15 april 2019 aangifte gedaan van oplichting en heeft daarbij het volgende verklaard. [naam 5] kende de verdachte van de voetbalvereniging en wist dat de verdachte een bedrijf genaamd [bedrijfsnaam 1] op zijn naam had staan. In december 2017 begon het contact en de verdachte kwam als goede en betrouwbare man over. De verdachte verklaarde dat hij auto’s uit het buitenland haalde, hij was autohandelaar. De voertuigen kwamen vanuit Duitsland via de haven van Rotterdam binnen. De verdachte vertelde [naam 5] dat hij geld nodig had om auto’s in te klaren. Het betrof ongeveer € 3.000,- à € 4.000,- per auto. De auto’s zouden binnen twee tot vier weken verkocht worden en dan zou het geld binnen zijn en zou [naam 5] zijn investering met 10% rente terug krijgen. De verdachte vertelde dat het makkelijker voor hem was als hij het geld contant kreeg, dus nam [naam 5] het geld telkens op bij de pinautomaat. Wanneer [naam 5] de verdachte vroeg waar zijn geld bleef, had de verdachte telkens een antwoord klaar. Zijn rekeningen zouden zijn bevroren door de FIOD, hij zou in Duitsland zijn om zijn geld op te halen, hij was met een advocaat bezig met de zaak en was aan de winnende hand, maar ondertussen vroeg hij telkens wel geld aan [naam 5] voor het inklaren van de auto’s die in Duitsland stonden. [naam 5] heeft zijn geld nooit terug gezien. De verdachte heeft [naam 5] - onder meer -verteld dat zijn stiefdochter was aangereden en in het ziekenhuis overleden is. Daardoor kon hij geen geld overmaken naar [naam 5] . [naam 5] heeft meerdere documenten gekregen van de verdachte, waaronder een bankafschrift van een Duitse bank waarop te zien was dat de verdachte ongeveer elf miljoen euro had, alsmede documenten van de FIOD. [naam 5] heeft drie keer geld overgemaakt naar de verdachte (te weten: € 3.200,-, € 4.000,- en € 4.700,-) en daarnaast veel grote geldbedragen gepind en aan hem gegeven. De verdachte kwam vaak langs bij [naam 5] , hij kwam dan in een Maserati, waardoor [naam 5] de indruk kreeg dat de verdachte veel geld had en [naam 5] heeft ook gezocht bij de Kamer van Koophandel en gezien dat het bedrijf GCI daadwerkelijk bestond. De verdachte heeft [naam 5] vaak papieren laten zien, zelfs papieren waaruit zou blijken dat hij geld naar [naam 5] had overgemaakt, maar dat het vanuit Duitsland langer duurde voor hij dat kon zien. [42]
Uit de bankafschriften die bij zijn aangifte zijn gevoegd blijkt dat hij tussen 11 januari 2018 en 22 maart 2018 de volgende bedragen gepind heeft: € 1.000,-, € 1.000,- € 1.200,-, € 3.500,- € 6.400,- € 4.000,-, € 2.800, € 4.550,-, € 1.500,-, € 5.000,-, € 4.700,-, € 500,-. Verder blijkt uit de bankafschriften dat hij drie geldbedragen (te weten € 4.700,-, € 4.000,- en € 3.200,-) via internetbankieren heeft overgeschreven naar rekeningnummer [bankrekening 1] . [43]
[naam 6] (incident 2.6)
[naam 6] heeft op 23 april 2019 aangifte gedaan van oplichting en heeft daarbij het volgende verklaard. [naam 6] heeft de verdachte leren kennen via een kennis genaamd [naam 18] die in de Porsche Garage te Nootdorp werkte. [naam 6] heeft veel werkzaamheden voor die garage verricht en zodoende had hij een goede band daarmee. In 2015 werd [naam 6] gebeld door die kennis, die zou enkele Porsches hebben verkocht aan de verdachte en de verdachte wilde graag zaken doen. [naam 6] en de verdachte hebben elkaar voor het eerst ontmoet in het Van der Valk hotel te Nootdorp en hebben elkaar vervolgens vaker gesproken. De verdachte vertelde tegen [naam 6] dat hij een handel in tuinmeubilair had, hij ging dit verkopen in Italië en [naam 6] kon daarmee € 12.500,- winst maken.
Omdat de verdachte in zijn ogen vermogend was en schijnbaar enkele Porsches had aangeschaft dacht [naam 6] dat hij te maken had met een zakenman die te vertrouwen was.
De verdachte vertelde vervolgens dat er problemen waren bij de grens van Italië en dat [naam 6] meer geld moest investeren. Op verzoek van de verdachte heeft [naam 6] meerdere malen geld overgemaakt. De verdachte overtuigde hem dat hij veel geld had en dat zijn geld werd vastgehouden. Toen de verdachte en [naam 6] op enig moment met de auto naar Duitsland reden, om geld te halen, nam de verdachte een afslag richting een autodealer waar oldtimers stonden van meer dan geringe waarde, en de verdachte kocht daar een aantal auto’s en gaf er ook een cadeau aan [naam 6] , voor al zijn financiële inspanningen. [naam 6] heeft de auto nooit gekregen. De verdachte hield hem altijd voor dat hij zijn geld dubbel en dwars terug zou zien en [naam 6] heeft vele overschrijvingen gedaan.
Toen [naam 6] het vermoeden kreeg dat hij opgelicht werd, vertelde de verdachte dat zijn geld op de Deutsche bank vastgehouden werd door de FIOD-ECD. De verdachte toonde vele documenten waaruit zou blijken dat de verdachte bij diverse zittingen is geweest, in het gelijk is gesteld en dat zijn geldbedragen vrij zouden komen. De verdachte toonde documenten van de Deutsche bank, de Hoge Raad en de rechtbank Den Haag.
De verdachte gaf verder aan dat zijn vriendin [naam 17] gezondheidsproblemen had. De verdachte gaf aan dat hij twee keer een hartaanval heeft gehad en een tumor in zijn darm had. Hij zou veel in het ziekenhuis en bij de tandarts zijn. [44]
In het dossier bevindt zich een Van der Valk-notitiebriefje, waarop onder meer geschreven staat: [45]
‘Geleend:€ 12.500,-.’
‘Terug binnen 10 dagen: € 25.000,-.’
De documenten die de verdachte aan [naam 6] heeft getoond, bevinden zich in het dossier, waaronder een brief van 24 maart 2016 uit naam van de rechtbank Den Haag aan de verdachte, waarin staat hij als eisende partij in het gelijk wordt gesteld en dat betaling aan de verdachte vanuit Duitsland van de hoofdsom van € 6.382.609,24 en de toegewezen compensatie van € 2.444.832,12 voor 12 april 2016 dient te geschieden. [46]
Uit onderzoek naar de bankrekeningen van de verdachte ( [bankrekening 3] en [bankrekening 4] ) volgt dat er vele transacties waren met [bedrijfsnaam 5] . In totaal is (blijkens bankafschriften) in de periode van 7 augustus 2017 tot en met 15 januari 2019 een totaalbedrag van
€ 89.925,- overgemaakt naar de verdachte, door [bedrijfsnaam 5] . [47]
De kennis van [naam 6] , [naam 18] , werkzaam bij de Porsche garage, is door de politie gehoord en heeft verklaard dat de verdachte interesse heeft getoond in een Porsche Cayenne en dat de verdachte allerlei documenten liet zien waaruit zou blijken dat hij geld zou ontvangen van de Deutsche bank. Hij wilde later nog een Porsche 997 Turbo kopen en wilde een deal sluiten voor drie auto’s. Voor de Porsche 997 Turbo is zelfs een koopovereenkomst opgemaakt op naam van de verdachte. [48] De verdachte kwam regelmatig koffie drinken en in het begin gaf de garage nog wel aandacht aan hem, maar steeds minder. De garage kreeg ook het idee dat de verdachte hen geld af wilde troggelen, toen de verdachte vertelde dat de heer [naam 6] op vakantie was, in de problemen zat en snel geld nodig had. [49]
In een SMS-gesprek tussen de verdachte en [naam 6] is te lezen dat de verdachte in de periode van 5 januari 2016 tot en met 7 maart 2019 onder meer het volgende schrijft: [50]
- 6 januari 2016: “
Ja super...is al overgeboekt.... 10 dagen hebben we 25 mille
verdiend...12 1/2 de man...bedankt.gr [verdachte]
- 28 januari 2016: “
Ik moet alleen 2x € 280,- extra betalen. Dat is wachtgeld en staangeld in Italie. Dat is het laatste en dan ben ik eindelijk aan de beurt om een tegenprestatie te leveren”.
- 11 februari 2016: “
Ik zat bij de rechter vanmiddag. Aankomende week is uitbetaaldag. Ben net bij de bank geweest en hebben het geld 150.000 gereserveerd vanaf maandag voor me klaar liggen. Italie belde vanmorgen en hebben het geld vanmorgen overgemaakt, € 462.000,-.”
- 12 februari 2016: “
er komt heel veel geld aan en toch heb ik het niet gered. Ik hoop dat je me nog gewoon vertrouwd als ik voor de laatste keer wat wil lenen. Het gaat om 1.850,- ik moet ze echt vandaag betalen, anders had ik het nooit meer aan je gevraagd.”
- 16 februari 2016: “
Ik zit nog bij de rechtbank.”
- 21 februari 2016: “
Nu zit ik met mijn vrouw in de privekliniek en kan ze geholpen worden met beenmerg transplantatie in haar nek. Nu heb ik jou € 250.000,- beloofd. Als ik er € 275.000,- van maak kan je dan voor de laatste keer helpen. Het kost totaal compleet € 8.275,- en dan is de kans 90% dat ze met haar nek weer normaal kan functioneren.”
- 21 maart 2016: “
Ik heb weer last van mijn rikketik gehad het weekend. Ben pillen voor onder mijn tong gaan halen in het ziekenhuis. Dit moet snel achter de rug zijn met mijn geld anders zegt mijn hart...tot hier en niet verder. Ik had er vrijdag 3.500 – bij geleend om het
eerste gedeelte te kunnen betalen incl openstaande rente. Die 3.500.- moet ik vandaag terug betalen, heeft een kennis even gepakt uit de zaak van zijn vader. En ik moet gelijk de rest betalen 22 mille. Komt totaal neer op 25 500.- En daarna ben ik aan de beurt om te gaan
terug te betalen. Ik hoop echt dat het je lukt vandaag.”
- 25 maart 2016: “
Morghu [naam 6] ....kunnen we het bakkie verzetten naar de middag. Ik moet nu zo eerst naar de huisarts en dan apotheek....daarna bij de advocaat langs, die belde gisteren.
- 26 april 2016: “
Het allerlaatste bedrag-waar je me mee RED bedraagt 16.640.”
- 16 mei 2016: “
ik heb net voor hij vertrok met de bankdirecteur gepraat en die regelt deze week een overboeking van 6 nullen naar jou rekening. Kom van de Deutsche bank af. En ik heb gisteravond de klant van de Bentley gesproken en heeft nu al na leveren van de Bentley, een lijst van 6 dure auto’s voor me.”
- 17 mei 2016: “
ik heb van de lijst van 6 dure auto’s er al 3 gevonden. Ja wordt Bingo..!! Pakken we nu al ruim 150.000,- winst op.. en dan moet hij er nog 3 ha ha.”
- 14 juli 2016: “
ik zit in het ziekenhuis voor mijn rikketik.”
- 16 december 2016: “
Hai vriend...hebben net akkoord gegeven voor 200.000.- 100.000.- contant en de andere helft per overboeking... Gaat maandagochtend de deur uit en dinsdag
ligt de cashflow klaar om op te halen.”
- 17 december 2016: “
Lig op bed...grieperig en last van me keel...bellen maandag maat..”
20 maart 2017: “
Hai broer...im heb een tumor in vetweefsel van een darm....moet op korte termijn geopereerd worden om te zien of er uitzaaiingen zijn....zijn nog wel even bezig hier
met me..
- 23 maart 2017: “
Hai...zit in het ziekenhuis...voelde me draaiierig...nemen even bloed af en bloeddruk meten...
- 22 juni 2017:
“maandag gaat er 9 ton naar de notaris en op dat moment wordt alles naar jou toe gecancelled.”
- 22 november 2017: “
Beste broer., als ik je een keer niet of later bel ben ik je niet vergeten...moest vandaag naar Karlsruhe voor documenten van de rechtbank...heb ik nu.”
In een WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en aangever is te lezen dat de verdachte in de periode van 29 maart 2017 tot en met 9 april 2019 onder meer het volgende schrijft: [51]
- 6 april 2017: “
Hai broer...ik ben nog even bezig....daarna ga ik gelijk liggen...ben écht ziek...spugen en vreselijke maagpijn...”
- 19 april 2017: “
Broer zit in het ziekenhuis krijg zo een mri. Zo eerst hartfilmpje en andere onderzoeken bij de anestatist. Moet nog 1.100 hebben en heb voor morgenochtend met de advocaat afgesproken om het evt te betalen.”
- 17 mei 2017: “
zijn druk voor me bezig. Komt allemaal goed. Zowel overboeking als cashflow.”
- 22 mei 2017: “
Moet eerst voor controle in het ziekenhuis zijn. (…) Heb net alle voorbereidende onderzoeken gehad. Ga hoogstwaarschijnlijk donderdag al onder het mes.”
- 2 juni 2017: “
is nu DEFINITIEF.. krijg het vandaag per mail bevestigd. Justitie geeft het per 10-06 gehele vrijgegeven. Maar woensdag kunnen we op de Cooldingel contant geld opnemen.”
- 13 oktober 2017: “
ben op weg naar Amsterdam slotervaart ziekenhuis. [naam 17] haar zus is met spoed pgenomen en ligt nu op OK.”
- 4 februari 2019: “
Morgenochtend.. lag gisteren hel dag in het Westeinde ziekenhuis.. ben zaternacht toen ik naar de wc moest van de trap gedoken.. alles beurs en gekneust. Kan niet liggen of staan..”
- 26 februari 2019: “
ik verga nog steeds van de pijn.. ze denken dat het een spier is die klem ligt. [naam 17] gaat om 9.00u de dokter bellen.”
- 5 maart 2019: “
ik ben gisteren onwel geworden. Naar ziekenhuis gebracht en net weer naar buiten gelaten. Hart gaat toch niet helemaal zoals het moet. Ik was naar jou ondereeg. Maar goed ik kwam niet vetder als het ziekenhuis.”
- 5 april 2019: “
rechtszaak uitslag heb ik.. GEWONNEN.. alles komt vrij.. is officieel maandag.”
[naam 9] (incident 2.9)
[naam 9] heeft op 18 april 2019 aangifte gedaan van oplichting en heeft daarbij het volgende verklaard. Hij heeft de verdachte 6,5 jaar eerder leren kennen in zijn winkel, een postzegel- en muntenhandel. De verdachte had allerlei verhalen over zijn eigen zaak in Dubai en andere handel. De verdachte bood allerlei dingen aan om samen zaken te doen, maar dat kwam er nog niet van. De verdachte en [naam 9] kregen wel een zakelijke relatie en de verdachte kwam zeer geloofwaardig over, hij leek verstand van zaken te hebben. In december 2012 leende [naam 9] € 1.000,- aan de verdachte, die beloofde dat voor het einde van het jaar terug te betalen. De verdachte vertelde dat hij de huur van zijn dochter niet kon betalen en een cadeau moest kopen voor zijn kinderen voor kerst. De verdachte vertelde dat hij in auto’s handelde en zo weer aan geld kon komen. Hij zou een autohandel voor luxe auto’s hebben in Dubai. [naam 9] heeft hem zo meerdere keren geld geleend. De verdachte vertelde telkens dat hij een auto ging kopen voor zijn handel, maar net wat geld te kort kwam. Een andere keer had hij geld nodig voor een cadeau voor zijn moeder en andere keren had hij problemen met iemand en moest hij daar geld voor hebben. Iedere keer wist de verdachte [naam 9] te overtuigen. De verdachte betaalde het geld niet terug en had daar iedere keer een reden voor. De verdachte vertelde ook dat hij twaalf miljoen euro schadevergoeding zou krijgen van de staat. [52]
In het SMS-gesprek tussen de verdachte en [naam 9] dat loopt van 30 maart 2016 tot en met 28 maart 2019 is - onder meer - te lezen dat [naam 9] de volgende berichten naar de verdachte stuurt: [53]
- 12 april 2016: “
En [verdachte] , weet je al iets over de betaling”, “Kom op nou [verdachte] , het duurt echt al lang genoeg”, “ik heb nog nooit ene euro gezien”, “er is altijd wat”.
- 18 april 2016: “
Begrijp jij mij nou niet [verdachte] . Weer een dag voorbij. Het verhaal wordt wel raar. Weer een week voorbij en weer geen ene euro gezien. Ik begin mijzelf ECHT af te vragen of het ooit nog eens goed komt. Jij zit in Amsterdam.. Wat doe jij daar dan??? Nogmaals als ik geld heb dan kan ik daar iets mee. WORDT WEER MORGEN. AL 1200 dagen hoor ik MORGEN. IK ben er wel klaar mee. Ondanks alle overmakingen en stortingen heb ik geen ene ruk.
- 28 april 2016 “
Beste [verdachte] . Vanjouw vorige aankoop van meer dan een jaar geleden krijg ik zelfs nog geld.Ik reken op morgen maar erg veel hoop kan ik niet opbrengen want er is al ENIGE malen beloofd dat het goed zou komen. Al 1222 dagen wacht ik op geld. Nogmaals door jou is mijn dochter niet in Amerika gaan studeren. Was mijn studiegeld voor mijn kinderen. Hopelijk kun je ook een keer aan mijn wanhoop denken. Zo kan ik doorgaan tot morgen van allebeloftesdie jij niet bent nagekomen. Er staan 2 auto's al 3 half jaar te wachten als het klopt”
- 7 oktober 2016 “
Weer een makkelijk antwoord. Jij zou al 63 x degerechtelijke papierenlaten zien [verdachte] . Kom nou eens een keer iets na ipv loze Beloftes”
Verder is te lezen dat de verdachte - onder meer - de volgende berichten naar [naam 9] stuurt:
- 27 mei 2016:
“Krijg toch wat...mijn moeder ligt in het ziekenhuis.. mij nooit meer bellen of
smsen... een bankrekening sturen en ik stort daarop…
- 10 juni 2016 Man ik kom net uit het ziekenhuis...vanmorgen met ambulance erheen...rikketik, dus oordeel eens een keer niet zo snel...ik bel je morgen.”
- 25 juli 2016:
“Ik ga de akte ophalen. Ik weet al wat erin staat...24 augustus volledige vrijgave...dus we moeten nog 3 weken wachten en dan is het eindelijk rond”
- 11 april 2017 “
Beste [naam 9] ... ok kom GODVERDOMME net 10 minuten geleden uit hetziekenhuis...hebKANKER.. wordt vanaf donderdag bestraald... dus ff wat anders aan mijn
hoofd […] maar doe lekker waar je zin in hebt... .met al je kut dreigementen met mijn moeder bellen...doe gvd watje wil vent”
Verder heeft [naam 9] drie handgeschreven notities bij de aangifte gevoegd, voorzien van handtekening van de verdachte, waarin staat dat er respectievelijk € 3.200,- [54] , € 6.000,- [55] en € 1.250,- [56] geleend is.
[naam 19] (incident 2.12)
[naam 19] heeft op 28 april 2019 aangifte gedaan van oplichting en heeft daarbij het volgende verklaard. In september 2010 leerde hij de verdachte kennen. De verdachte kwam zakelijk over en vertelde dat hij een bedrag van € 100.000,- van de Deutsche bank vrij zou krijgen. De verdachte toonde een document ter bewijs daarvan, met een logo van de Deutsche bank. De verdachte wilde dit geld ophalen, maar kon de reis niet betalen omdat hij zijn geld kwijt was geraakt aan advocaten. De verdachte wilde € 750,- lenen en [naam 19] zou daar € 1.500,- voor terug krijgen. [naam 19] gaf hem dus de € 750,-. Een week later wilde de verdachte nog een keer afspreken en vertelde dat het wegens een complicatie wat langer zou duren. In november 2010 ontmoetten de twee elkaar weer en vertelde de verdachte dat hij bij een dealer in Duitsland twee bestelbussen had staan, deze had hij al betaald, maar er moest nog een aanbetaling gedaan worden en hij had zelf zijn geld van de Deutsche bank nog niet ontvangen. [naam 19] heeft de verdachte dus nog € 2.000,- geleend, met de belofte dat hij het met rente terug zou krijgen. Telkens als [naam 19] vroeg waar zijn geld bleef, vertelde de verdachte dat de advocaten het geld vast hielden. De verdachte heeft [naam 19] tot drie keer toe bewogen geld af te geven voor auto’s die hij gekocht heeft in Duitsland en heeft nog meer leningen gedaan aan de verdachte, omdat hij bang was anders zijn geld niet terug te krijgen. De verdachte toonde hem allerlei documenten waardoor zijn verhaal plausibel leek. In maart 2011 vertelde de verdachte [naam 19] dat hij geld nodig had wegens een probleem met zijn leasemaatschappij, dus leende [naam 19] hem weer € 3.000,-. [57]
[naam 12] en/of [naam 6] (incident 2.15)
[naam 12] heeft op 15 mei 2019 aangifte gedaan van oplichting en heeft daarbij het volgende verklaard. Omstreeks april 2017 is hij gebeld door een goede vriend, meneer [naam 6] (
NB. de aangever bij incident 2.6).Die vroeg of hij cash geld in huis had. [naam 6] had een vriend die snel naar Duitsland moest om geld op te halen bij de Deutsche bank en daar had hij het geld voor nodig. [naam 12] zou het geld met rente terugkrijgen. [naam 12] had
€ 3.000,- contant geld liggen en heeft deze aan [naam 6] gegeven, die het geld een dag later is komen ophalen. Op 26 april 2017 berichtte de verdachte aan [naam 12] dat hij nog in Duitsland was, dat het allemaal wat langer duurde, maar hij zich geen zorgen hoefde te maken. De verdachte stuurde deze berichten met grote regelmaat en had iedere keer wel een smoesje om het geld niet terug te betalen. [58]
In het WhatsAppgesprek tussen aangever en de verdachte is - onder meer - te lezen dat de verdachte de volgende berichten stuurt: [59]
- 19 april 2017:
“Hai [naam 12] ...zit nog in Duitsland...gaan morgen verder...moet dan goed komen. Ik laat je weten als ik weer terug ben...gr”
- 4 mei 2017:
“Hai [naam 12] .. Sorry dat het allemaal zo lang duurt… Maar zit zelf op een storting te wachten en die is aangekomen maar wordt door de autoriteiten gecheckt. Gebeurt wel vaker bij grote overboekingen. Kan tot 18u en kom dan direct terug naar Nederland met een gevulde envelop.”
- 17 augustus 2017:
“Hao [naam 12] . Ben net met [naam 6] terug.. Papieren allemaal getekend enz. Morgen uiterlijk woensdag is alles er en kan ik flinke bedragen opnemen.”
- 16 december 2018:
“De datum dat mijn bank, Deutsche bank, mag uitbetalen is 10 januari. Ik heb hier bijna 12 jaar op gewacht. 50 rechtszaken verder.. Hartkwalen.. Maar heb het overleefd.”
- 18 februari 2019:
“Hai [naam 12] . Allereerst mijn excuus dat je even niets hoorde van me. Maar ik was van de trap gevallen en alles gekneusd wat je maar kan kneuzen. Lag even een paar dagen plat.”
- 5 maart 2019: “
Ik ben gisteren onwel geworden… naar ziekenhuis gebracht en net weer buiten gelaten. Ik was vanuit Duitsland naar jou onderweg in Delft. Had je dan persoonlijk willen zeggen en uitleggen dat het deze week in orde is.”
- 28 maart 2019: “
Har joh. Nee je wordt niet belazerd. Duurt gewoon vreselijk lang. Ik heb mijn advocaat gevraagd om het nou eindelijk eens te regelen voor me en kwam vandaag met een akte dat het binnen 10 werkdagen allemaal uitbetaald wordt..”.
[naam 6] heeft verklaard dat de verklaring van [naam 12] klopt. [naam 12] is een goede kennis van hem. De verdachte wilde cash geld lenen van [naam 6] en die dacht dat zijn vriend, [naam 12] , het wel aan de verdachte zou kunnen lenen. [naam 6] en de verdachte waren toen nog op goede voet met elkaar en [naam 6] vertrouwde hem. [naam 12] zou mogelijk 4 of 5 duizend euro terug krijgen voor een lening van € 3.000,-. [naam 6] heeft dat toen tegen [naam 12] gezegd en daarom zijn zij met elkaar in zee gegaan. [60]
[naam 7] (incident 2.7)
[naam 7] heeft op 28 februari 2019 aangifte gedaan van oplichting en heeft daarbij het volgende verklaard. Hij heeft de verdachte leren kennen via [naam 5]
(NB. de aangever bij incident 2.4). De verdachte zou van [naam 7] een kas en woonhuis kopen voor € 835.000,-. De verdachte wilde de kas kopen omdat hij wilde investeren in vastgoed, en [naam 5] zou de kas gaan huren voor zijn orchideeënkwekerij. Op 1 mei 2018 heeft de verdachte het koopcontract getekend. Op 2 mei 2018 vertelde de verdachte dat zijn geld nog niet was vrijgekomen (de verdachte had een document laten zien dat hij een saldo van meer dan twaalf miljoen euro zou hebben) en dat [naam 5] geld nodig had omdat zijn kwekerij ontruimd zou worden in verband met huurachterstanden. De verdachte stelde aan [naam 7] voor de koopovereenkomst te verhogen naar € 880.000,-, zodat de € 45.000,- die hij geleend had van [naam 7] middels een verhoging
€ 45.000,-van de koopsom terugbetaald zou worden. [61]
[naam 7] heeft later bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de verdachte via [naam 5] heeft leren kennen en dat de verdachte wilde investeren omdat hij nog zo veel geld in Duitsland had staan. De verdachte liet allerlei papieren zien en [naam 5] geloofde dat. De verdachte had een koopcontract getekend voor € 835.000,-. Op een dag belde hij [naam 7] paniekerig op en vroeg of [naam 7] kon helpen. De orchideeënkwekerij van [naam 5] zou ontruimd worden omdat [naam 5] de huur niet had betaald. Om te voorkomen dat deze ontruimd werd, had hij zo snel en zo veel mogelijk geld nodig en de verdachte vroeg aan [naam 7] wat hij kon missen. [naam 7] heeft eerst
€ 35.000,-overgemaakt en toen de verdachte vroeg of hij meer had, nog
€ 10.000,-overgemaakt. De verdachte vertelde dat [naam 7] het geld niet direct aan [naam 5] , maar aan de verdachte moest geven. De verdachte kon het zelf niet betalen, omdat hij nog niet bij zijn geld in Duitsland kon. Volgens [naam 7] zou het verliezen van die orchideeën voor [naam 5] betekenen dat hij alles kwijt zou raken.
[naam 7] heeft nooit iets van zijn geld terug gezien. De verdachte vertelde dat hij druk bezig was met heen en weer rijden naar Frankfurt, hij moest daar bij een bank geld vrijmaken. Later vertelde de verdachte dat hij in het ziekenhuis lag, omdat hij het aan zijn hart had. Vervolgens had zijn dochter een ongeluk gehad en zou zij zijn overleden. Daarna moest hij een keer zelf geopereerd worden. [62]
In de WhatsApp-gesprekken tussen [naam 7] en de verdachte is - onder meer - te lezen dat [naam 7] op 1 mei 2018 zegt:
“Geld is overgemaakt. € 10000,-.”Op 3 mei 2018 zegt [naam 7] :
“ [verdachte] , blij dat we volgende week er een klap op gaan geven. Als jij die€ 45.000,- weer terugstort beginnen we weer met de € 835.000,- in de verdeling huis-kas-grond.”Op 9 mei 2018 zegt [naam 7] :
“ [verdachte] , dat geld, staat nog niet op onze rekening. Is er een reden voor?”De verdachte reageert op 10 mei 2018:
“Hai [naam 7] … Heb straks een begrafenis en morgen bellen we om afspraak te maken voor tekenen en overdracht.”Op 10 mei 2018 zegt [naam 7] : “
was alleen verbaasd dat je die 45 k niet heb terug gestort. Dat was toch afgesproken”, waarop de verdachte reageert:
“Hai. Dat stort ik allemaal in 1 keer met de koopsom”.
Op 10 september 2018 zegt [naam 7] :
“volgens mij wordt het niks. Na 18 weken sinds 2-5
Het eerste contract al maar uitstel. Er is geen reden die ik kan bedenken waarom deze zaak niet wordt beklonken, anders dan dat er geen geld is. voor mij tot daar aan toe, ik moet alleen zien hoe ik die 45 k weer, boven water krijg.- voor [naam 5] een debacle. Hier komt hij niet overheen. Had beter af geweest als hij 4 maanden geleden had geweten dat hij de handdoek in de ring moest gooien verspilde tijd. Ben erg teleurgesteld en had dit niet van je verwacht”. De verdachte reageert daar op 12 september 2018 op:
“Geen paniek.. Alles is onder controle. [63]
In de koopovereenkomst staat dat [bedrijfsnaam 1] het perceel en grond met woning en verdere aanhorigheden van [adres 3] te [plaatsnaam] van de verkoper [naam 7] zal aankopen. Deze is op 1 mei 2018 ondertekend door de verdachte en de verkoper. [64]
[naam 10] (incident 2.11)
[naam 10] heeft op 20 april 2019 aangifte gedaan van oplichting en heeft daarbij het volgende verklaard. Hij was in 2009 werkzaam bij de ABN AMRO toen de verdachte daar binnen kwam lopen en vertelde dat hij een rekening wilde openen. De verdachte zei dat er binnenkort veel geld uit het buitenland zou komen en hij wilde dit op een rekening laten zetten. De verdachte vertelde meerdere keren dat hij een grote vis had binnengehaald. [naam 10] heeft verklaard dat hij een klik met de verdachte had en hem vertrouwde. De verdachte vertelde dat hij
€ 1.000,- nodig had om het weekend door te komen. [naam 10] heeft dat bedrag aan hem geleend. In de loop van de week kwam de verdachte nog eens langs en vroeg [naam 10] om nog eens
€ 1.500,- te lenen, de verdachte vertelde daarbij een zielig verhaal, al weet [naam 10] niet meer precies wat. [naam 10] heeft geprobeerd zijn geld terug te krijgen, maar de verdachte had iedere keer een zielig verhaal. Hij had bijvoorbeeld kanker en was onder behandeling. In 2015 vertelde de verdachte nog dat hij in Duitsland was en dat het geld binnenkort vrij kwam. In de loop der jaren heeft [naam 10] af en toe contact gezocht, maar nooit zijn geld terug gekregen. [65]
In een SMS-gesprek tussen [naam 10] en de verdachte is te lezen dat de verdachte op 17 maart 2017 het volgende schrijft:
“ik bel je morgenochtend.. rijden nu uit frankfurt terug… heb gebeld en geld is overgemaakt.. kan er morgen ook op staan.” [66]
In een WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en [naam 10] schrijft de verdachte in de periode van 5 december 2016 tot en met 3 april 2019 onder meer: “
geld is nog niet rond… laat je gelijk weten als het definitief in orde is”, “
Hai, het is definitief op 21 februari gezet.. duurt helaas weer even maar kan nu zeker niets meer tussen komen”,
Hai, vandaag was zitting.. Uitspraak aanstaande dinsdag 28ste om 10uur.. Daarna kan ik over middelen beschikken”, “moet morgen door de scan om te kijken of ik uitzaaiingen heb.. hebben een tumor op mijn darm vastgesteld”, “
zijn 5 betalingen tegen gehouden voor controle.. hebben ze informatie over ingewonnen en antwoord op gekregen”, “
ik word morgen geopereerd aan darm”, “
het komt vanuit Duitsland.. het is door de Centrale Nederlandse Bank tegengehouden en die sturen het door..”, “
Ik krijg over 10 minuten mijn 2de chemo..”, “
Zo.. net tel gehad.. geld wordt van de DNB naar storter terug geboekt. Zal er dinsdag op staan en dan krijg ik het contant.. zodra ik het heb bel ik en spreken we af”, “
nee wordt dinsdag.. kan maandag in duitsland geld halen.. fiod heeft alles weer uitgesteld. Ben blij dat ik in Duitsland wat kan halen”, “
Helaas moet het nog vrijkomen.. zit nu in brussel.. zaak dient om 14.20u”, “
Sorry, overlijding, help je morgen..”, “
Zo. Moest naar brussel. Heb hier morgenochtend een afsluitende zaak.. daarna moet het in orde zijn.. [67]
[naam 11] (incident 2.13)
[naam 11] heeft op 2 mei 2019 aangifte gedaan van oplichting en heeft daarbij het volgende verklaard. Hij kent de verdachte via zijn broer, aangever [naam 19]
(NB. Aangever van incident 2.12).Zijn broer vertelde dat de verdachte wel te vertrouwen was. [naam 11] heeft in 2012 met de verdachte afgesproken. De verdachte had geld nodig voor een vlucht naar Zwitserland om een erfenis op te halen. Hij toonde een document waarop stond dat hij € 962.435,97 op de bank had staan. De verdachte kon de reis zelf niet betalen omdat er een juridische zaak liep. [naam 11] heeft hem vervolgens
€ 1.000,- contant geleend.
Een maand later vertelde de verdachte dat het geld van de bank bijna vrij zou komen. De verdachte vroeg nog eens om
€ 1.000,-. [naam 11] heeft dat wederom geleend. De verdachte beloofde dat hij zijn geld dubbel terug zou krijgen. Twee weken lager wilde de verdachte weer
€ 500,- lenen. Hij wilde een vriendin van hem verrassen en [naam 11] heeft het bedrag weer uitgeleend. Drie maanden later nam de verdachte contact op en zei dat hij in detentie zat in Alphen aan den Rijn in verband met niet betaalde boetes en
€ 3.950,- nodig had om vrij te komen. [naam 11] heeft dit bedrag contant langs gebracht. Een maand later wilde de verdachte nogmaals
€ 1.000,- lenen om het proces bij de bank verder te zetten en zijn geld vrij te krijgen. Ook dit heeft [naam 11] uitgeleend. Een paar maanden later vertelde de verdachte dat hij in het buitenland zat en
€ 3.500,- wilde lenen. De verdachte zou bijna aan het einde van de procedure zitten en daarna zou [naam 11] al het geld terug krijgen. [68]
In een WhatsApp-gesprek tussen [naam 11] en de verdachte is te lezen dat de verdachte in de periode van 14 november 2014 tot en met 14 november 2018 onder meer het volgende schrijft: “
de definitieve betaling is gisteren door de rechtbank bepaald op 13 augustus. En is verplicht om mijn geld vrij te geven en de schadeclaim te betalen. Ik stuur je zo het document door”, “Hai hai, maandag alle betalingen de deur uit.. dus ook naar jou en dinsdag cashflow en doen we de rest”, “
Hai [naam 11] , binnen enkele dagen is het vrij.. Zie brief”, “
Hai.. wordt vandaag en morgen in Duitsland in orde gemaakt”, “
Eind van de week wederom operatie aan de lever.. en dan ben ik hopelijk weer schoon. Daarna gaan we het samen regelen”. Op 20 december 2018 schrijft [naam 11] aan de verdachte “
Ik heb voor 1 juni € 7.000,- nodig om mijn EX af te betalen. Als dat jou lukt, mag je de rest houden. Deal?”, waarop de verdachte reageert: “
Deal”. [69]
[naam 11] heeft de volgende brieven en geschriften van de verdachte ontvangen: [70]
- de brieven van [vervalste naam 1] namens de rechtbank Den Haag van 11 februari 2015 en 16 januari 2015;
- de brieven van [vervalste naam 2] namens de Hoge Raad der Nederlanden van 24 februari 2015, 27 maart 2014 en 7 juli 2015;
- de twee brieven van [vervalste naam 4] namens de Hoge Raad der Nederlanden;
- de brief van [vervalste naam 6] namens [vervalste naam 7] van het Ministerie van Financiën.
Daarnaast heeft de verdachte aan [naam 11] de volgende documenten getoond:
- Een geschrift met een rekeningnummer op naam van [verdachte] , met een totaalsaldo van € 962.435,97; [71]
- een brief van [vervalste naam 1] namens de rechtbank Den Haag van 19 november 2015; [72]
- Een brief van mr. [vervalste naam 2] namens de Hoge Raad der Nederlanden van 19 juni 2015. [73]
3.4.1.2 De geschriften (valsheid in geschrifte - dagvaarding I en II)
De bij dagvaarding I, onder 2, ten laste gelegde geschriften
De drie geschriften, ten laste gelegd bij dagvaarding I, onder 2, zijn op echtheid onderzocht en in de processen-verbaal die hierover zijn opgemaakt is het volgende te lezen:
De brief d.d. 18 juli 2017 van het ‘Court of Justice of the European Union’
Een zoekopdracht naar het op de brief genoemde case nummer, NL/2017/LAN/EU4152231 blijkt op de site https://curia.europa.eu/jcms/P_106308/nl/ geen enkele hit op te leveren, waar dit wel zou moeten als dit een geldig case nummer betrof. Ditzelfde geldt voor het vonnisnummer, EULS:635.225 HERMS6235. Een zoekslag op de datum van de zaak, 18 juli 2017, resulteerde evenmin in de vondst van het vermeende vonnis. In de brief wordt een bedrag van 87.593,22 genoemd, maar dit bedrag is niet voorzien van enige valuta. Verder worden verschillende namen genoemd in de brief, wisselend met en zonder voorletters en/of titels, duidend op vreemde onzorgvuldigheid. De brief is ondertekend met de naam [vervalste naam 10] , maar de verbalisant heeft deze persoon niet kunnen vinden middels een zoekslag op internet. In de brief is verwezen naar een Nederlands onderzoek van de FIOD-ECC en een afschrift van de brief is verstuurd naar mr. [vervalste naam 11] MBO (FIOD ECC), maar de bedoelde afdelingen komen niet overeen. Verder is gezocht naar uitspraken van rechtbanken in Nederland, en de opbouw van nummers is geheel anders dan de wijze waarop in de brief wordt gerefereerd aan Nederlandse uitspraken. [74]
De brief is nog eens getoond aan de onderzoekend verbalisant en die heeft zijn bevindingen aangevuld met de constateringen dat het adres dat genoemd wordt in Brussel is, terwijl het Europees Hof in Luxemburg gevestigd is. Verder valt op dat het document in het Engels is opgesteld, maar de datering niet op de Engelse wijze, te weten MM/DD/YYYY is geschied, maar op de Nederlandse. [75]
De brief d.d. 28 juni 2018 van de FIOD-ECC Ministerie van Economische Zaken
Uit onderzoek van de politie naar de brief blijkt dat de brief de volgende onjuistheden bevat:
1. de (naam) "FIOD-ECD" bestaat al jaren niet meer;
2. de FIOD is onderdeel van het Ministerie van Financiën en niet van het Ministerie van Economische Zaken;
3. de FIOD gebruikt geen barcode in brieven;
4. het vermelde "FIOD-nummer" is geen nummering zoals door de FIOD wordt gebruikt;
5. bij de FIOD werken geen controle medewerkers;
6. afgezien van de redactie van de brief, schrijft de FIOD geen brieven met een
dergelijke inhoud;
7. bij de FIOD en/of Belastingdienst werkt geen [vervalste naam 8] of [vervalste naam 8] .
De verbalisant heeft contact gehad met de Belastingdienst en die was in het geheel niet bekend met de inhoud van de brief. [76]
Een Duits bankrekeningenoverzicht (Deutsche Bank) op naam van [verdachte]
De politie heeft een e-mail verstuurd naar de Deutsche Bank met de vraag of het afschrift met het banksaldo dat op naam zou staan van de verdachte, echt is. De politie heeft op
7 januari 2019 een e-mail bericht ontvangen van een medewerker bij de anti-fraude afdeling van de Deutsche Bank, die heeft aangegeven dat het op het bankafschrift vermelde Kundennummer niet voor kwam in de administratie van de Deutsche Bank. [77]
De bij dagvaarding II ten laste gelegde geschriften
De politie heeft onderzoek verricht naar deze geschriften. De politie heeft van de volgende geschriften de valsheid geconstateerd, omdat deze geschriften niet zijn opgesteld en/of afkomstig zijn van de daarin vermelde afzender/opsteller en/of deze geschriften valselijk voorzien zijn van een naam en/of valse handtekening en/of qua inhoud niet overeen stemmen met de werkelijkheid en/of verzonnen zijn en/of het daarop vermelde parketnummer niet bekend is bij justitie: [78]
- de brief van [vervalste naam 1] van 24 maart 2016;
- de brieven van [vervalste naam 2] van 24 februari 2015, 12 maart 2015, 27 maart 2015, 7 juli 2015 en 16 juli 2015;
- de brief van [vervalste naam 5] van 18 maart 2015;
- de brief van [vervalste naam 6] namens [vervalste naam 7] van 2 september 2015;
In de brief van [vervalste naam 1] van 24 maart 2016 wordt een niet-bestaand wetsartikel genoemd (artikel 311 WFT). [79] Verder heeft de politie contact gehad met het Ministerie van Financiën om de echtheid van de brief van 2 september 2015 van [vervalste naam 6] te controleren, maar het Ministerie geeft te kennen dat zij in het geheel niet bekend zijn met de brief en dat deze vals is. [80]
Op de volgende brieven, waarvan de politie in het hiervoor genoemde proces-verbaal niet expliciet heeft vastgesteld dat deze vals zijn, staat het parketnummer 14/775548-1 vermeld:
- de brieven van [vervalste naam 1] van 11 februari 2015, 19 november 2015, 16 december 2015 en 14 januari 2016;
- de brieven van [vervalste naam 2] van 20 februari 2015, 22 april 2015, 19 mei 2015, 11 juni 2015, 19 juni 2015, 24 juni 2015 en 24 augustus 2015;
- de brieven van [vervalste naam 4] van 6 augustus 2015 en 13 augustus 2015;
- de brieven van [vervalste naam 3] van 29 april 2015 en 7 mei 2015.
Uit onderzoek van de politie naar de brief van [vervalste naam 1] namens de Rechtbank Den Haag van 6 januari 2015, waarop ook het parketnummer 14/775548-1 vermeld staat, [81] blijkt dat dit parketnummer onbekend is bij justitie. [82]
De telefoon van de verdachte is onderzocht en daarop heeft de politie een WhatsApp-gesprek met [naam 20] aangetroffen (opgeslagen onder de naam ‘ [naam 20] ’). De politie heeft de WhatsApp-gesprekken onderzocht en ziet dat [naam 20] op
14 december 2017 een PDF-bestand, een document in de Engelse taal met meerdere spelfouten, naar de verdachte stuurt, gericht aan ‘ [bedrijfsnaam 5] B.V’, waarin staat dat een bedrag van 1.402.062,80 zal worden overgemaakt naar een rekening naar voorkeur.
Op 22 januari 2019 stuurt [naam 20] een PDF-bestand afkomstig van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, gericht aan [verdachte] , waarin staat dat de Staat bereid is € 11.500.000 euro vrij te geven aan de heer [verdachte] , vier maal ondertekend, waaronder door een medewerker van het Ministerie. Op diezelfde dag stuurt [naam 20] ook een PDF bestand afkomstig van de FIOD, waarin staat dat een bedrag van 225.000 van een privérekening van de verdachte van de Deutsche Bank is tegengehouden. Daarin staat ook dat de FIOD de verdachte uitnodigt voor een gesprek op 25 januari 2019, om 14:20 uur. De verdachte stuurt vlak hiervoor, op 22 januari, het volgende naar [naam 20] :
“Afspraak van die overboeking uit Duitsland moet je op aanstaande vrijdag zetten... 14:20 uur is wel een leuke tijd... en dan adres erbij vermelden... maar dat weet je wel. Allebei gewoon in Nederlands.”Op 5 april 2019 stuurt de verdachte “
Mooi, alleen het logo zit aan de onderkant ipv bovenaan de brief. Tijd is 09:21. Dus over uur. Zaken zijn om acht al. Had gezegd om 10:20 uur zaak. Vandaar.[naam 20] reageert daarop: “
Pas ik het aan. Ben over uur terug”.De verdachte ontvangt van [naam 20] drie afbeeldingen van een e-mail van de Deutsche Bank, waarop hij reageert ‘Klasse man’. [83]
[naam 20] heeft verklaard dat hij van zes verschillende instanties geschriften heeft vervalst voor de verdachte, en dat het kan dat er meerdere brieven of e-mails van dezelfde instantie zijn. [84]
3.4.1.3 [bedrijfsnaam 2] B.V. en [bedrijfsnaam 1] B.V.
Uit het KVK-uittreksel van [bedrijfsnaam 1] B.V. volgt dat deze is opgericht op 12 mei 2016, met een gestort kapitaal van € 1,-, en ingeschreven is aan het adres [adres 2] , [postcode 2] te [plaatsnaam] . De verdachte is de algemeen directeur en enig aandeelhouder. [85]
Uit een verhaalsrapport blijkt dat [bedrijfsnaam 2] B.V. nooit in Nederland ingeschreven heeft gestaan. De vennootschap [bedrijfsnaam 1] B.V., staat ingeschreven op het adres [adres 2] te [plaatsnaam] , een woonhuis waar nog 61 andere ondernemingen op ingeschreven staan. Verder staat niets van waarde op naam van de onderneming [bedrijfsnaam 1] B.V., geen vastgoed en ook geen vervoermiddelen (in ieder geval niet met Nederlands kenteken). [86]
Er is financieel onderzoek verricht naar de bankrekeningen die door de verdachte en door [bedrijfsnaam 1] B.V. werden gebruikt. De politie heeft zes bankrekeningnummers waar de verdachte en de B.V. gebruik van maakten onderzocht en heeft geconcludeerd dat er geen enkele transactie te zien is die duidt op actieve handel in auto’s en niet op handel in auto’s uit het buitenland. Voor zover er sprake is van online transacties boven de € 1000,-, zijn dit transacties van de verdachte tussen zijn eigen bankrekeningen, dan wel stortingen van één van de aangevers. [87]
De politie heeft het paspoort van de verdachte onderzocht. Daaruit is gebleken dat het paspoort op 20 juni 2016 aan de verdachte is afgegeven en daarin geen stempels stonden van buitenlandse vliegvelden en/of havens. [88]
3.4.1.4 Overige getuigen
[naam 17] (de (ex)partner van de verdachte) heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij nooit enige auto gezien heeft die de verdachte uit Dubai of Duitsland geïmporteerd zou hebben. Zij heeft hem nooit gezien met een auto uit Duitsland en zij is ook nooit met hem naar Duitsland geweest om daar een auto op te halen. [89]
Tegenover de politie heeft [naam 17] verklaard dat zij hem vijf jaar lang gedurende hun relatie financieel heeft onderhouden, zij betaalde hem om te voorzien in zijn levensonderhoud. Zij kreeg van de verdachte papieren te zien waaruit zou blijken dat hij geld bezat bij de Deutsche Bank, maar zij kreeg steeds meer het gevoel dat er zaken niet klopten. Zij heeft verder verklaard dat de verdachte nooit medische problemen heeft gehad. Slechts één keer is hij voor zijn hart opgenomen in het ziekenhuis, maar dat bleek een paniekaanval. Zij is verder niet bekend met een slechte gezondheid van de verdachte.
Omtrent de gezinssituatie heeft zij verklaard dat de verdachte drie kinderen heeft, en enkele kleinkinderen. Allen verkeren in uitstekende gezondheid en volgens [naam 17] is geen dochter van de verdachte overleden, zoals hij tegenover meerdere aangevers heeft verklaard. [90]
[naam 20] heeft tegenover de politie verklaard dat hij weet dat [naam 17] , over wie de verdachte tegen een aantal aangevers gezegd heeft dat zij terminaal ziek is en er geld nodig is voor behandeling, nooit terminaal ziek is geweest. [91]
3.4.2.
Juridisch kader oplichting
Zoals de Hoge Raad in zijn overzichtsarrest van 20 december 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2889) heeft overwogen is voor veroordeling wegens oplichting onder meer vereist dat een of meer van de in artikel 326 Sr specifiek aangeduide oplichtingsmiddelen gebezigd worden, te weten: het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels. Bij het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de persoon van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken. Bij listige kunstgrepen gaat het in vergelijkbare zin in de kern om meer dan een enkele misleidende feitelijke handeling die een onjuiste voorstelling van zaken in het leven kan roepen. Bij het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels gaat het in de kern om gesproken en/of geschreven uitingen die bij die ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen.
De enkele omstandigheid dat een oplichtingsmiddel is gebezigd, is nog niet voldoende om tot een veroordeling ter zake van oplichting te komen. Voor oplichting in de zin van artikel 326, eerste lid, Sr is daarenboven vereist dat de ander mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is bewogen tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld en dat de verdachte het oogmerk heeft gehad zichzelf of een ander daarmee wederrechtelijk te bevoordelen.
3.4.3.
Juridische kader schakelbewijs (modus operandi)
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan andere, soortgelijke feiten, onder omstandigheden is toegelaten als steunbewijs (in de vorm van zogenoemd schakelbewijs). Voor een bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de - uit één of meer bewijsmiddelen blijkende - omstandigheid dat de verdachte bij één of meer strafbare feiten betrokken was. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van verdachte.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomende manier van werken (modus operandi) kunnen worden betrokken de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen die feiten zich hebben voorgedaan, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven en het betreffende handelen van de verdachte. Het bewijs in elk van de zaken kan over en weer redengevend worden geacht, zelfs als geen enkel feit afzonderlijk wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.4.4.
Algemene overweging - oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen en steunbewijs
Zoals eerder overwogen hebben veertien personen aangifte gedaan van oplichting. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte zich bij een groot aantal van de aangevers en andere betrokkenen in het dossier kenbaar heeft gemaakt als handelaar in luxe auto’s. Hij presenteerde zich steevast als kapitaalkrachtig zakenman die bedrijven bezat en niet alleen handelde in auto’s, maar ook in vastgoed en/of snelle winst kon maken uit andere handel. Vanaf in ieder geval 2014 gebruikte hij de handelsnaam “ [bedrijfsnaam 3] ( [bedrijfsnaam 3] )” of “ [bedrijfsnaam 4] ”, een bedrijf dat in Dubai zou zijn gevestigd. Een enkele keer gebruikte hij “ [bedrijfsnaam 2] BV.” Vanaf 2016 gebruikte hij [bedrijfsnaam 1] BV, dat in het Nederlandse handelsregister is ingeschreven.
Het beeld dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt is dat de verdachte deze handelsnaam en de Nederlandse vennootschap enkel in het leven heeft geroepen om onder het mom van een gevestigde autohandelaar/kapitaalkrachtig zakenman mensen geld afhandig te maken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [bedrijfsnaam 2] BV in Nederland nooit ingeschreven is geweest bij de KVK, terwijl de toevoeging “BV” zou wijzen op een Nederlandse rechtspersoon. Het is niet gebleken dat in Dubai een onderneming (laat staat een rechtspersoon) met de naam [bedrijfsnaam 2] (al dan niet met de toevoeging “BV”) ingeschreven heeft gestaan, of actief is geweest. Uit het ontbreken van stempels in het paspoort van de verdachte blijkt dat hij in ieder geval in de periode 2016-2019 niet naar Dubai is gereisd. Evenmin blijkt dat iemand anders in Dubai namens hem de onderneming zou drijven. In contacten met aangevers uit die periode deed de verdachte overigens wel voorkomen dat hij naar Dubai zou vliegen.
[bedrijfsnaam 1] BV is pas in mei 2016 ingeschreven in het Nederlandse handelsregister. Uit niets is gebleken dat de onderneming(en) met deze naam zich daadwerkelijk met de handel in auto’s hebben beziggehouden. Immers, nergens blijkt concreet van het houden van een voorraad, een administratie, dan wel daadwerkelijke inkoop of leveringen van auto’s. De Nederlandse vennootschap was bovendien gevestigd op het adres van een woonhuis waar de verdachte zelf niet woonde, maar waarop nog 61 andere bedrijven ingeschreven stonden. Dit zijn indicaties dat het gaat om een brievenbusvennootschap, die alleen op papier bestaat.
Verder is [bedrijfsnaam 1] B.V., blijkens het financieel onderzoek naar de bewegingen op bankrekeningnummers van deze vennootschap, niet te betrappen op enige serieuze activiteit op het gebied van de autohandel of vastgoed. Van transacties die zouden kunnen zien op autohandel, is niet gebleken. De overboekingen vanaf duizend euro betroffen steeds geld dat van andere rekeningen van de verdachte kwam of geld dat van aangevers afkomstig was. Ook heeft deze vennootschap geen vastgoed op naam gehad en evenmin was sprake van transacties op het gebied van onroerend goed. Daarbij is gebleken dat er in de periode van 11 april 2013 tot en met 11 april 2022, behalve privéauto’s van de verdachte en/of zijn vriendin, geen auto's op naam van de verdachte of op naam van [bedrijfsnaam 1] BV hebben gestaan.
De rechtbank concludeert uit al deze feiten en omstandigheden dat het zeer onwaarschijnlijk is dat er een handel in personenauto’s en/of vastgoed is geweest door de verdachte of voornoemde vennootschap.
Uit de verklaringen van verschillende aangevers blijkt voorts dat door de registratie van [bedrijfsnaam 1] BV bij de Kamer van Koophandel en een goed uitziende website ( [website 2] ), de indruk werd gewekt dat het hier om een bonafide bedrijf in de autohandel zou gaan. Dit werd in sommige gevallen nog versterkt doordat een koopoverkomst of aanbetaling werd vastgelegd op officieel lijkend briefpapier met daarop een van de voornoemde [handelsnamen] , en/of het sturen van foto’s van een auto die in de aanbieding zou zijn. Zo heeft de verdachte zich aan aangever [naam 3] gepresenteerd als tussenpersoon/autohandelaar, waarna [naam 3] aan de verdachte een aanbetaling heeft gedaan voor een auto in de veronderstelling dat de verdachte deze auto bij de verkoper (een ander autobedrijf) voor haar zou laten ‘vastzetten’. Aangever [naam 8] heeft aan de verdachte een bedrag betaald in de veronderstelling dat daarmee een plek in een container geregeld zou worden om de door hem bestelde maar nooit ontvangen auto van Dubai naar Nederland te verschepen.
Hier komt bij dat de verdachte zich bij alle aangevers als een bemiddelde man heeft voorgedaan die over veel geld kon beschikken, waardoor het voor hen ook aannemelijk was dat hij zich bezig hield met de handel in auto’s of vastgoed, en dat zij daarmee in redelijkheid mochten verwachten dat hij in staat zou zijn om leningen terug te betalen en/of winst voor de aangevers kon bewerkstelligen. Zo reed de verdachte, als ware hij een succesvol zakenman, een keer in een Maserati, en deed hij het in een ander geval voorkomen dat hij regelmatig Porsches gekocht had bij een specifieke dealer. In het geval van aangever [naam 6] leek de verdachte in diens bijzijn een aantal exclusieve auto’s te kopen in een exclusieve autohandel, waarvan [naam 6] zelf er zogenaamd een van de verdachte cadeau zou krijgen. Bij navraag bij de autohandel bleek de verdachte daar meerdere auto’s te hebben besteld, maar deze zijn door de verdachte nooit betaald en daarom ook nooit aan hem geleverd.
In een aantal gevallen heeft de verdachte zich daarbij ook gemengd in het privéleven van aangevers en is een vertrouwensband ontstaan. Veel betrokkenen noemen de betrouwbare uitstraling en overtuigingskracht die de verdachte bezat, waardoor zij met hem in zee gingen. Zo heeft aangever [naam 10] , nota bene medewerker van de ABN AMRO, zich laten leiden door die overtuigingskracht. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij de verdachte vertrouwde en een klik met hem had.
Het in de bewijsmiddelen opgenomen berichtenverkeer tussen de verdachte en aangevers bevestigen verder het gedragspatroon van de verdachte dat uit de aangiften en getuigenverklaringen naar voren komt: het zich voordoen als bonafide kapitaalkrachtige zakenman die zich als het op het nakomen van afspraken aankomt, verschuilt achter een scala aan smoezen. Die smoezen zette hij ook in om nog meer geld van de aangevers te vragen. Hij maakte daarbij gebruik van trieste verhalen, die achteraf aantoonbaar onwaar zijn, zoals zijn medische toestand of die van zijn naasten, het overlijden van zijn dochter, het verongelukt zijn van familieleden, en ontelbare ziekenhuisopnames. In een enkel geval voegde hij een foto bij van het zogenaamde verkeersongeval. Daarnaast volgt uit dit berichtenverkeer dat de verdachte stelselmatig sprak over zijn zogenaamde tijdelijke geldnood, maar dat dit goed zou komen. Zo is te lezen dat hij keer op keer verteld heeft dat er een blokkade/beslag op zijn rekeningen zou zitten, maar dat die er zeer binnenkort af zou gaan, dat daar in sommige gevallen extra geld voor nodig was en sprake was van rechterlijke uitspraken die hem in het gelijk stelden en maakten dat grote sommen geld in het vooruitzicht lagen. Dit alles is aantoonbaar in strijd met de waarheid.
Om zijn leugens over zijn financiële positie te staven bediende de verdachte zich (in ieder geval) in de jaren 2010 tot aan zijn aanhouding regelmatig van stukken die zouden moeten aantonen dat hij binnenkort over grote sommen geld zou komen te beschikken (
zie hierna onder 3.4.5 en 3.4.6). In de loop van die jaren hebben de aangevers die met deze stukken zijn geconfronteerd moeten ervaren dat ‘binnenkort’ bij deze verdachte ‘nooit’ betekende. In een aantal zaken is door de aangevers verklaard dat deze documenten zijn getoond voordat zij tot afgifte van geld overgingen, in een enkel geval erna, maar brachten deze stukken die aangevers er toe om nog meer geld af te geven. In de overige gevallen zijn deze stukken getoond om tijd te rekken als de aangevers om terugbetaling vroegen.
Dat de verdachte deze stukken enkel zou hebben gebruikt om uitstel van betaling te verkrijgen, terwijl hij wel steeds de intentie had om te betalen, zoals hij zelf heeft verklaard, is volstrekt onaannemelijk. Ten eerste zijn ook bedragen afgegeven na en door het tonen van deze stukken en ten tweede hanteerde de verdachte deze werkwijze gedurende een zeer lange periode, terwijl uit niets blijkt dat uitstel van betaling ooit tot daadwerkelijke betaling heeft geleid. Zo heeft de verdachte telkens opnieuw aan diverse aangevers het verhaal verteld dat hij een rekening had bij Deutsche Bank met daarop een aanzienlijk saldo, en dat dit binnenkort zou worden vrijgegeven. Dit deed hij meermaals in de periode 2010 tot 2017. Nergens volgt uit dat hij ergens in die periode een (toekomstige) aanspraak heeft gehad op een dergelijk banksaldo.
Het feit dat de verdachte aan sommige aangevers een (klein) deel van het ontvangen bedrag heeft terugbetaald, doet daaraan, in het licht van het bovenstaande, niets af. In het licht van de vele niet-nagekomen beloftes om terug te betalen, zijn de schaarse gevallen waarin wel een deel is terugbetaald, geen aanleiding om te oordelen dat de verdachte in die gevallen wel van goede wil is geweest. Een enkele keer is de betaling bovendien kennelijk verricht onder druk van het zoeken van de publiciteit.
Kortom, uit hetgeen hierboven is overwogen blijkt dat de verdachte in geen enkel van de gevallen de intentie heeft gehad serieuze (auto)handel te bedrijven, maar dat het handelen van de verdachte in woord en daad er van meet af aan telkens op was gericht de aangevers te bewegen tot afgifte van geldbedragen en/of goederen om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen. Er was bij de verdachte daarbij dus, gelet op het hierboven beschreven gedragspatroon
,sprake van het oogmerk dat was gericht op wederrechtelijke bevoordeling. Oplichting in al haar facetten was voor de verdachte ‘a way of life’.
De rechtbank zal dit gegeven bij de bespreking van de specifieke zaken als uitgangspunt nemen. Daarbij merkt de rechtbank op dat op grond van hetgeen hierboven is overwogen kan worden vastgesteld dat de ten laste gelegde oplichtingen in de kern telkens volgens dezelfde modus operandi zijn gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank komt de modus operandi die alle veertien aangevers beschrijven op essentiële punten dusdanig overeen dat dit maakt dat bij elk van de ten laste gelegde incidenten het bewijs in de andere incidenten kan worden gebruikt als steunbewijs.
Hierna zal de rechtbank eerst de eerdergenoemde geschriften bespreken (dagvaarding I feit 2 en dagvaarding II) en daarna per aangever bespreken wat het handelen van de verdachte specifiek heeft ingehouden en wat dit handelen in die gevallen oplevert.
3.4.5.
Valsheid van de geschriften (dagvaarding I, onder 2, en dagvaarding II)
Dagvaarding I, onder 2
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de geschriften, genoemd bij dagvaarding I, onder 2:
- een brief d.d. 18 juli 2017 van The Court of Justice of the European Union;
- een brief d.d. 28 juni 2018 met het logo FIOD ECD Ministerie van Economische Zaken en
- een Duits bankrekeningenoverzicht (Deutsche Bank) op naam van [verdachte]
vals zijn en dat de vervalsingen bestaan uit de (foutieve) elementen zoals die in de tenlastelegging omschreven zijn.
Dagvaarding II
Ditzelfde geldt voor de volgende geschriften, genoemd bij dagvaarding II:
- de brief van [vervalste naam 1] van 24 maart 2016: de brief noemt een niet-bestaand wetsartikel (artikel 311 WFT);
- de brief van [vervalste naam 6] namens [vervalste naam 7] van het Ministerie van
Financiën van 2 september 2015. Het Ministerie geeft bij navraag door de politie aan dat brief vals is.
Zoals ook in de bewijsmiddelen is opgenomen, staat bij de volgende geschriften het niet-bestaande of onjuiste parketnummer 14/775548-1 vermeld. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat dit parketnummer onbekend is bij justitie:
- de brieven van [vervalste naam 2] van 24 februari 2015, 12 maart 2015, 27 maart 2015, 7 juli 2015 en 16 juli 2015;
- de brief van [vervalste naam 5] van 18 maart 2015;
- de brieven van [vervalste naam 1] van 11 februari 2015, 19 november 2015, 16 december 2015 en 14 januari 2016;
- de brieven van [vervalste naam 2] van 20 februari 2015, 22 april 2015, 19 mei 2015, 11 juni 2015, 19 juni 2015, 24 juni 2015 en 24 augustus 2015;
- de brieven van [vervalste naam 4] van 6 augustus 2015 en 13 augustus 2015;
- de brieven van [vervalste naam 3] van 29 april 2015 en 7 mei 2015.
De rechtbank oordeelt dus dat ook deze geschriften vals zijn en zal hierna, onder 3.4.6, de vraag beantwoorden of de verdachte gebruik heeft gemaakt van deze vervalste geschriften, ter bewijs van enig feit.
3.4.6.
De incidenten (met betrekking tot oplichting en valsheid in geschrifte)
1.
Verkoop auto's
De aangevers [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 8] en [naam 13] hebben allemaal aangifte gedaan van oplichting (mede) omdat de verdachte heeft aangeboden een (luxe) auto voor hen te laten verschepen (vanuit Dubai en/of Duitsland), daar aanbetalingen voor heeft gevraagd, maar vervolgens de auto niet heeft geleverd.
[naam 2] (incident 2.1)[naam 2] heeft een koopovereenkomst met de verdachte gesloten en eerst
€ 11.000,- als aanbetaling betaald en vervolgens, nadat de verdachte geldproblemen zou hebben, nog eens
€ 8.000,- betaald. Uit de bankafschriften die [naam 2] heeft overlegd blijkt ook dat zij die bedragen aan de verdachte daadwerkelijk heeft overgemaakt en de bijgevoegde WhatsApp-gesprek ondersteunt de aangifte ook. De auto is vervolgens nooit geleverd en gelet op hetgeen de rechtbank onder 3.4.4 heeft overwogen, is de verdachte nooit van zins geweest een auto te leveren in ruil voor de door [naam 2] gedane aanbetalingen en had hij van meet af aan het oogmerk zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen. Hij heeft haar dan ook door het aannemen van een valse hoedanigheid als bonafide autohandelaar, listige kunstgrepen (het oprichten van [bedrijfsnaam 1] alsmede het opstellen van de koopovereenkomst) en door een samenweefsel van verdichtsels (het voorhouden van geldproblemen) bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van
€ 19.000,-. De rechtbank acht - anders dan de officier van justitie - dan ook oplichting van [naam 2] bewezen.
[naam 3] (incident 2.2)
Ten aanzien van [naam 3] hebben de verdediging en de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat zich onvoldoende steunbewijs in het dossier bevindt bij de aangifte en dat de verdachte moet worden vrijgesproken. De rechtbank is echter van oordeel dat de aangifte van [naam 3] wordt ondersteund door het berichtenverkeer waarin de verdachte schrijft dat zij hem
€ 2.400,- heeft gegeven. Aangezien in het berichtenverkeer én in de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gesproken wordt over een eerste aanbetaling van € 2.400,- en niet € 2.450,- zoals in de aangifte is verklaard, zal de rechtbank een bedrag van € 50,- lager bewezen verklaren dan ten laste gelegd.
Daarnaast vindt de rechtbank steun in het bankafschrift van [naam 3] waaruit blijkt dat zij op 25 juli 2017 aan [bedrijfsnaam 1] een bedrag van
€ 1.500,- heeft overgemaakt. Uit het berichtenverkeer blijkt verder dat de verdachte tegen [naam 3] heeft gezegd dat hij snel geld nodig had om een deurwaarder te kunnen betalen. Ook dat ondersteunt de verklaringen van aangeefster dat zij nog
€ 600,-aan de verdachte heeft gegeven voor een probleem met een deurwaarder.
Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunen deze berichten de aangifte van [naam 3] in voldoende mate.
De rechtbank is, mede gelet op hetgeen is overwogen onder 3.4.4, van oordeel dat de verdachte van begin af aan het oogmerk heeft gehad zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen en dat hij [naam 3] door het aannemen van een valse hoedanigheid als bonafide autohandelaar, listige kunstgrepen (het opstellen van het koopcontract) en een samenweefsel van verdichtsels (het voorhouden dat hij een auto kon leveren, aanbetalingen nodig had en dat hij een deurwaarder moest betalen) heeft bewogen tot de afgifte van de geldbedragen. De rechtbank zal bewezen verklaren dat de verdachte [naam 3] heeft opgelicht tot een bedrag van
€ 4.500,-.
Met betrekking tot [naam 3] - valsheid in geschrifte (dagvaarding I, feit 2)
[naam 3] geloofde de verdachte ook nadat hij in gebreke bleef, mede doordat hij haar telkens geschriften toonde waaruit zou blijken dat hij binnenkort over geld zou beschikken. Hij toonde haar het geschrift van de Deutsche Bank, de brief van de FIOD-ECD en de brief van het ‘European Court of Justice’.
Aldus heeft de verdachte de drie geschriften, ten laste gelegd bij dagvaarding I, onder 2, waarvan onder 3.4.5 is vastgesteld dat deze vals/vervalst zijn, gebruikt ter bewijs van enig feit, aangezien hij deze heeft getoond aan [naam 3] om haar ervan te overtuigen dat hij slechts tijdelijk in gebreke zou blijven.
[naam 4] (incident 2.3)
Ook [naam 4] heeft met de verdachte ( [bedrijfsnaam 1] ) een koopovereenkomst gesloten voor een auto, een Range Rover Sport, en een aanbetaling van € 12.750,- gedaan. De ondertekende koopovereenkomst ondersteunt de aangifte. De rechtbank is gelet op hetgeen onder 3.4.4 is overwogen van oordeel dat de verdachte van begin af aan het oogmerk had zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen en dat hij [naam 4] door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid als bonafide autohandelaar, door listige kunstgrepen (de koopovereenkomst) en door een samenweefsel van verdichtsels (voorhouden dat hij een auto kon leveren en pretenderen een aanbetaling nodig te hebben) heeft bewogen tot afgifte van het geldbedrag. De rechtbank acht dit incident dus wettig en overtuigend bewezen, maar zal niet bewezen verklaren dat de verdachte aan [naam 4] heeft voorgehouden dat er geldproblemen waren, aangezien deze [naam 4] daarvóór al het gehele geldbedrag heeft betaald en naar aanleiding van die nieuwe voorwendselen niet is bewogen tot de afgifte van nog meer geld.
[naam 8] (incident 2.8)
[naam 8] heeft met de verdachte ( [bedrijfsnaam 2] ’s), een overeenkomst gesloten voor de koop van een Toyota Landcruiser voor € 29.160,-. Hij heeft eerst
€ 8.550,-overgemaakt en vervolgens nog eens
€ 8.035,-(€ 2.150 + € 5.885) In de aangifte staat een bedrag van € 8.305,- vermeld, maar dat is op basis van de bij de bewijsmiddelen genoemde bankafschriften een kennelijke vergissing. In totaal heeft [naam 8] dus
€ 16.585,- naar de verdachte overgemaakt.
Verder heeft hij een maand later, in oktober 2015,
€ 12.275,- contant aan de verdachte gegeven. Deze gang van zaken is geheel in lijn met de eerder besproken modus operandi van de verdachte. Daarbij stelt de rechtbank vast dat met dit contante geldbedrag in aanvulling op de bedragen die [naam 8] al eerder had overgemaakt, de afgesproken koopsom van € 29.160,- benaderd wordt (het totale bedrag komt daarmee op
€ 28.860,-). Dit maakt dat de rechtbank ook voldoende wettig en overtuigend bewezen dat [naam 8] ook het contante bedrag aan de verdachte heeft gegeven.
Mede gelet op wat is overwogen onder 3.4.4 is de rechtbank van oordeel dat de verdachte nooit van plan is geweest een auto te leveren en dat hij vanaf het begin het oogmerk heeft gehad zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen en dat hij door het aannemen van een valse hoedanigheid als bonafide autohandelaar, listige kunstgrepen (de koopovereenkomst) en een samenweefsel van verdichtsels (het voorhouden dat hij een auto kon leveren, aanbetalingen nodig te hebben en doen alsof een plaats op de container was vrijgekomen). [naam 8] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van
€ 28.860.
[naam 13] (incident 2.17)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [naam 13] met de verdachte ( [bedrijfsnaam 1] ), een koopovereenkomst heeft gesloten voor een auto, daarvoor een aanbetaling van € 7.000,- heeft betaald en vervolgens nog eens € 2.200,- heeft betaald, toen de verdachte hem vertelde dat er nog voor de invoer betaald moest worden. De verdachte vroeg [naam 13] ook om geld zodat de verdachte auto’s kon kopen en vertelde hem dat hij Porsches had verkocht en dus snel weer zelf geld zou hebben om het terug te betalen De verdachte heeft [naam 13] ook een grote hoeveelheid geschriften getoond, zoals blijkt uit de bewijsmiddelen, teneinde [naam 13] ervan te overtuigen dat hij binnenkort over grote hoeveelheden geld zou komen te beschikken. De auto die [naam 13] zou kopen, is nooit geleverd. Mede gelet op wat onder 3.4.4 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van begin af aan niet van plan was om de auto te leveren en de rechtbank is ook van oordeel dat de verdachte, door het aannemen van een valse hoedanigheid als bonafide autohandelaar, listige kunstgrepen (de koopovereenkomst, het tonen van valse documenten) en een samenweefsel van verdichtsels (om verschillende redenen geld nodig hebben, het kunnen leveren van een auto, het voorhouden dat hij geld ter beschikking zal krijgen), [naam 13] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen. Dat geldt ook voor de bedragen die [naam 13] aan de verdachte heeft gegeven anders dan ten behoeve van de koop van de auto, aangezien de verdachte, om [naam 13] daartoe te bewegen, allerlei geschriften heeft getoond en allerlei verhalen heeft verzonnen, telkens met het oogmerk zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen.
Omtrent de hoogte van het geldbedrag overweegt de rechtbank dat [naam 13] in de aangifte spreekt van een openstaand bedrag van
€ 21.250,- aangezien de verdachte € 14.250,- afbetaald zou hebben. Deze afbetaling doet evenwel niks af aan het bedrag waarvoor aangever in eerste instantie is opgelicht. Uitgaande van de verklaringen van [naam 13] zou het oorspronkelijk betaalde bedrag dus € 35.500,- zijn. [naam 13] heeft daarbij verklaard dat daarvan € 6.900,- schade is die de zoon van [naam 13] geleden heeft. Deze bedragen corresponderen met de bedragen die de aangever onweersproken in het WhatsApp-gesprek noemt, zodat de rechtbank hiervan uit gaat. De rechtbank kan uit de bewijsmiddelen echter niet afleiden dat genoemde betaling van € 6.900,- het gevolg is van
oplichtingvan [naam 13] en/of zijn zoon. Immers, concrete informatie op welke wijze dit geld door de zoon van [naam 13] bij de verdachte terecht is gekomen ontbreekt zodat niet kan worden vastgesteld dat dit is gebeurd door oplichtingsmiddelen. De rechtbank zal dit bedrag dan ook niet bewezen verklaren. Dat betekent dan ook dat de verdachte [naam 13] heeft opgelicht voor € 28.600,-
(€ 35.500,- verminderd met € 6.900,-). Aangezien de rechtbank niet méér bewezen kan verklaren dan is tenlastegelegd en aan de verdachte enkel is ten laste gelegd dat hij [naam 13] bewogen heeft tot afgifte van een geldbedrag van
€ 25.250,-, zal de rechtbank dit laatste bewezen verklaren.
Met betrekking tot [naam 13] - valsheid in geschrifte (dagvaarding II)
De verdachte heeft, nadat [naam 13] telkens weer om terugbetaling vroeg, de geschriften getoond zoals die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen en waarvan, gelet op wat is overwogen onder 3.4.5, de rechtbank oordeelt dat deze vals zijn. Het gaat dan om de volgende brieven, waarvan de verdachte aldus gebruikt heeft gemaakt ter bewijs van enig feit (zoals ten laste gelegd bij dagvaarding II):
- drie brieven van [vervalste naam 1] namens de rechtbank Den Haag, gedateerd 11 februari 2015, 16 december 2015 en 14 januari 2016;
- elf brieven van [vervalste naam 2] namens de Hoge Raad der Nederlanden, gedateerd 20 februari 2015, 24 februari 2015, 12 maart 2015, 27 maart 2015, 22 april 2015, 19 mei 2015, 11 juni 2015, 24 juni 2015, 7 juli 2015, 16 juli 2015 en 24 augustus 2015;
- twee brieven van [vervalste naam 3] namens de Hoge Raad der Nederlanden, gedateerd 29 april 2015 en 7 mei 2015;
- twee brieven van [vervalste naam 4] namens de Hoge Raad der Nederlanden, gedateerd 6 augustus 2015 en 13 augustus 2015;
- een brief van [vervalste naam 5] namens de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 18 maart 2015;
- een brief van [vervalste naam 6] , namens [vervalste naam 7] , van het Ministerie van Financiën, gedateerd 2 september 2015.
1.
Geldleningen in hoedanigheid van autohandelaar
De aangevers [naam 5] , [naam 6] , [naam 9] en [naam 19] hebben allen aangifte gedaan van oplichting (mede) omdat de aangever zich tegenover hen als vermogende autohandelaar heeft gepresenteerd, hen gevraagd heeft om samen zaken te doen/leningen te verstrekken, maar vervolgens zijn afspraken niet is nagekomen. [naam 12] is via [naam 6] in contact met de verdachte gekomen.
[naam 5] (incident 2.4)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [naam 5] geldbedragen aan de verdachte heeft betaald nadat de verdachte aan [naam 5] verteld had dat hij met die geldbedragen auto’s kon inklaren en dat [naam 5] de door hem geïnvesteerde geldbedragen met 10% rente terug zou krijgen. De verdachte toonde hem de eerder genoemde valse geschriften van de FIOD-ECD en de bankrekening van de Deutsche Bank op naam van de verdachte om [naam 5] ervan te overtuigen dat hij binnenkort weer over veel geld zou beschikken en dit heeft [naam 5] er mede toe gebracht met de verdachte in zee te gaan. [naam 5] heeft in totaal
€ 48.050,- overgemaakt naar de verdachte (zijnde de optelsom van alle bankafschriften van [naam 5] en waarvoor aldus voldoende bewijs aanwezig is). Voor het verder nog ten laste gelegde bedrag van € 8.850,- ontbreekt het bewijs en van dat gedeelte zal de rechtbank de verdachte dan ook vrijspreken. Mede gelet op hetgeen is overwogen onder 3.4.4 is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van begin af aan het oogmerk heeft gehad om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen. Er is nooit sprake geweest van het daadwerkelijke inklaren van auto’s en de verdachte heeft [naam 5] bewogen tot de afgifte van de geldbedragen door het aannemen van een valse hoedanigheid als bonafide autohandelaar, alsmede door listige kunstgrepen (het tonen van de bankrekening van de Deutsche Bank) en een samenweefsel van verdichtsels (het verzonnen verhaal over het importeren van auto’s, het geld nodig hebben daarvoor en het beloven van rente). De rechtbank zal bewezen verklaren dat [naam 5] voor een bedrag van
€ 48.050,-is opgelicht.
[naam 6] (incident 2.6)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [naam 6] meerdere geldbedragen aan de verdachte heeft afgegeven, met de belofte dat [naam 6] daar winst en/of rente op zou ontvangen. Uit de in de bewijsmiddelen opgenomen bankafschriften blijkt dat hij in totaal een bedrag van in ieder geval
€ 89.925,- naar de verdachte heeft overgemaakt. Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat [naam 6] in het Van der Valk hotel te Nootdorp een afspraak heeft gemaakt om te investeren in tuinmeubelen en daar € 12.500,- winst op zou maken volgens de verdachte. Gelet op het notitiebriefje van Van der Valk dat is aangetroffen, waarop staat dat € 12.500,- geleend is en € 25.000,- terug betaald zal worden, is de rechtbank van oordeel dat daarmee voldoende ondersteuning aanwezig is dat [naam 6] ook deze
€ 12.500,-bovenop voormelde bedragen aan de verdachte heeft gegeven.
Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte aan [naam 6] heeft voorgehouden dat hij een aantal Porsches heeft gekocht, dat er problemen waren bij de grens van Italië, dat hij [naam 6] een auto cadeau zou doen en dat de verdachte geschriften van de FIOD-ECD en de Deutsche Bank heeft getoond om aan [naam 6] te doen voorkomen dat hij binnenkort weer de beschikking zou krijgen over een groot geldbedrag. Mede gelet op hetgeen onder 3.4.4 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte deze verhalen heeft verzonnen om [naam 6] ertoe te bewegen om geldbedragen aan hem af te geven en zichzelf zodoende wederrechtelijk te bevoordelen. Immers, in het dossier bevindt zich geen enkele aanwijzing dat de verdachte daadwerkelijk zaken deed en/of enige belofte zou kunnen of willen nakomen. Hij heeft [naam 6] door het aannemen van een valse hoedanigheid als zakenman, door listige kunstgrepen (het tonen van de valse geschriften) en door een samenweefsel van verdichtsels (het vertellen van voornoemde verzonnen verhalen) bewogen tot het afgeven van deze geldbedragen, in totaal
ongeveer€ 100.000,-, met het oogmerk zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen.
[naam 12] en/of [naam 6] (incident 2.15)
[naam 12] heeft de verdachte een bedrag van € 3.000,- contant gegeven, nadat [naam 6] daar naar vroeg en vertelde dat [naam 12] dit bedrag met rente terug zou krijgen van de verdachte.
Ook hier geldt, mede gelet op hetgeen is overwogen onder 3.4.4, dat naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat de verdachte het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling van zichzelf heeft gehad. De rechtbank stelt voorts vast dat de verdachte de oplichtingsmiddelen (het aannemen van valse hoedanigheid, listige kunstgrepen en samenweefsel van verdichtsels) tegenover [naam 6] en niet [naam 12] heeft aangewend. Dat deze [naam 6] vervolgens een derde heeft benaderd, te weten [naam 12] , hoeft evenwel niet in de weg te staan aan een bewezenverklaring van oplichting van [naam 12] door de verdachte. De middelen hoeven immers niet te worden aangewend jegens hem van wie de afgifte van een goed wordt verwacht. De middelen kunnen ook gebruikt worden tegen een tussenpersoon, in dit geval [naam 6] , mits
de bedoelingom afgifte te verkrijgen bij de persoon die deze goederen afgeeft, vaststaat, en de tussenpersoon te goeder trouw is, dat wil zeggen niet bewust van de kwaadwillige intenties van de dader.
De rechtbank oordeelt dat hiervan sprake is, nu de verdachte tegenover [naam 6] bewust middelen heeft ingezet om vertrouwen te wekken bij [naam 6] en deze aan de verdachte vervolgens heeft voorgesteld om aan zijn kennis, [naam 12] , te vragen of die nog contant geld had en hen vervolgens bij elkaar te brengen. Dat [naam 6] te goeder trouw was, blijkt wel uit hetgeen hiervoor is overwogen ter zake de oplichting van [naam 6] zelf (incident 2.6). De verdachte heeft vervolgens het contante geldbedrag van [naam 12] aanvaard, wetende dat die [naam 12] ertoe bewogen is dit geldbedrag af te gegeven op grond van het vertrouwen dat de verdachte, bedrieglijk, bij [naam 6] had gewekt. Hij heeft [naam 12] aldus door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels jegens een tussenpersoon, [naam 6] , bewogen tot de afgifte van
€ 3.000,-.
[naam 9] (incident 2.9)
[naam 9] heeft geldbedragen gegeven aan de verdachte, in de veronderstelling daarmee de verdachte te helpen om de huur van zijn dochter te betalen, een cadeau voor zijn kleinkind en moeder te kopen, omdat de verdachte problemen met iemand zou hebben en omdat de verdachte nog wat geld nodig had voor de aankoop van auto’s. De verdachte presenteerde zich als zakenman, een autohandelaar die auto’s uit Dubai liet verschepen en toonde aan [naam 9] geschriften waaruit zou blijken dat de verdachte binnenkort de beschikking kreeg over grote geldbedragen. De verklaring van [naam 9] wordt ondersteund door het in de bewijsmiddelen opgenomen berichtenverkeer waaruit blijkt dat de verdachte inderdaad enkele geldbedragen schuldig was aan [naam 9] en uit de schuldverklaringen, ondertekend door de verdachte, blijkt dat hij in ieder geval
€ 10.850,- schuld had bij [naam 9] .
De rechtbank is van oordeel dat ook in deze casus - anders dan door de officier van justitie is betoogd - sprake is van oplichting en overweegt daartoe als volgt. Uit hetgeen onder 3.4.4 is overwogen blijkt dat de verdachte een overtuigende man is die zijn voorkomen kracht bij zet door geschriften te tonen waaruit blijkt dat hij binnen afzienbare tijd over een groot vermogen zal beschikken. Hij pretendeerde een succesvol zakenman te zijn die luxe auto’s vanuit Dubai importeert en staat ook als zodanig bekend. [naam 9] heeft ook verklaard ook dat hij de verdachte erg geloofwaardig vond, hij leek verstand van zaken te hebben en kwam vaak bij [naam 9] in de winkel langs. [naam 9] raakte hiervan overtuigd en mede hierdoor werd bij [naam 9] het volste vertrouwen gewekt dat de verdachte iedere belofte die hij maakte, kon en zou nakomen. Van middelen als bedoeld in artikel 326, eerste lid Sr, is zonder meer sprake, immers heeft de verdachte zich bediend van een valse hoedanigheid als bonafide zakenman, listige kunstgrepen (gebruikmaken van stukken waaruit zou moeten blijken dat hij een grote schadevergoeding krijgt) en een samenweefsel van verdichtsels (het voorhouden dat hij om verschillende onware redenen geld moet lenen).
Ook is de rechtbank van oordeel, mede gelet op hetgeen overwogen is onder 3.4.4, dat vast staat dat de verdachte deze middelen heeft ingezet teneinde zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen en nooit van zins is geweest om zijn beloftes na te komen en de geleende geldbedragen terug te betalen. Het gehele samenstel van handelingen van de verdachte in deze zaak gelijk aan zijn modus operandi zoals deze blijkt de andere incidenten.
De rechtbank oordeelt dus dat sprake is van oplichting van [naam 9] , door de verdachte, voor een bedrag van
€ 10.850,-.De rechtbank is van oordeel dat zich onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt dat de verdachte een hoger bedrag dan dit heeft ontvangen en zal de verdachte dus partieel vrijspreken van oplichting voor het meerdere.
[naam 19] (incident 2.12)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [naam 19] meerdere geldbedragen aan de verdachte heeft overgemaakt. De verdachte heeft zich voorgedaan als autohandelaar en heeft hem een geschrift getoond waaruit zou blijken dat hij een groot geldbedrag van de Deutsche Bank zal ontvangen. Teneinde de reis te betalen om dit geld op te halen, moest de verdachte geld lenen van [naam 19] , met de belofte dat [naam 19] het dubbele terug zou krijgen. Verder heeft de verdachte geld geleend om aanbetalingen van auto’s te doen en om zijn advocaten te betalen.
De verdachte heeft nooit terugbetaald aan [naam 19] en mede gelet op hetgeen onder 3.4.4 is overwogen is de rechtbank van oordeel dat vaststaat dat de verdachte vanaf het begin het oogmerk heeft gehad zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen, door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid als bonafide zakenman, door listige kunstgrepen (het tonen van stukken van de Deutsche Bank) en door een samenweefsel van verdichtsels (door allerlei redenen te verzinnen waarom hij geld nodig had en met rente terug zou betalen). Met behulp daarvan heeft hij [naam 19] bewogen tot de afgifte van de geldbedragen.
De rechtbank is van oordeel, zoals ook is overwogen onder 3.4.4, dat het bewijs van de andere incidenten gebruikt kan worden als steunbewijs, nu de modus operandi op essentiële en kenmerkende punten overeenkomt, in het bijzonder dat de verdachte zich voordoet als autohandelaar, het tonen van specifieke valse geschriften om de ander te overtuigen en het beloven van rente op de lening. De door [naam 19] genoemde geschriften komen overeen met de geschriften die in de andere zaken door de verdachte zijn getoond. Daarmee is sprake van voldoende wettig bewijs en de rechtbank heeft ook de overtuiging bekomen dat de verdachte [naam 19] heeft bewogen tot afgifte van enig geldbedrag. De rechtbank kan de hoogte van dit bedrag echter niet vaststellen. Het schakelbewijs levert onvoldoende ondersteuning op voor de hoogte van de geldbedragen. Voor de hoogte van het geldbedrag bevindt zich geen ander steunbewijs in het dossier in de vorm van bijvoorbeeld bankafschriften, WhatsApp-berichten of administratie. De rechtbank zal dus
een geldbedragbewezen verklaren.
1.
Geldleningen in andere hoedanigheid
[naam 7] (incident 2.7)
De verdachte heeft zich jegens [naam 7] gepresenteerd als een bemiddelaar in onroerend goed en heeft voorgesteld zijn pand te kopen, opdat hij deze kon verhuren aan [naam 5] , een bekende van [naam 7] en een ondernemer in de orchideeënkweek. De verdachte heeft vervolgens met paniekerige stem [naam 7] gebeld dat hij snel € 35.000,- en vervolgens nog € 10.000,- nodig had om te voorkomen dat de kwekerij van [naam 5] werd ontruimd door de verhuurder. De verdachte zou dit bedrag terugbetalen door de koopsom van het pand van [naam 5] met € 45.000,- te verhogen. De verklaring van aangever dat hij dit bedrag van
€ 45.000,-ook daadwerkelijk heeft overgemaakt wordt ondersteund door de inhoud van de WhatsApp-berichten tussen aangever en de verdachte. Mede gelet op hetgeen is overwogen onder 3.4.4 is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling heeft bediend van een valse hoedanigheid, te weten een bemiddelaar in onroerend goed die een pand van meer dan 8 ton kon kopen, en heeft hij daarmee het vertrouwen gewonnen van [naam 7] . De verdachte heeft vervolgens met een samenweefsel van verdichtsels, te weten de beweerde ontruiming van de kwekerij van [naam 5] , die [naam 7] bewogen tot de afgifte van in totaal € 45.000,- en heeft [naam 7] op die manier bewogen tot de afgifte van geldbedragen. De rechtbank acht ook dit incident wettig en overtuigend bewezen.
[naam 10] (incident 2.11)
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van oplichting van [naam 10] , omdat onvoldoende is gebleken dat hij enig goed heeft afgegeven nadat hij daar door middel van oplichtingsmiddelen toe bewogen is. Als medewerker van de bank had hij ook extra oplettend moeten zijn. De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte zich bij [naam 10] , een werknemer van de ABN AMRO bank, als vermogende man gepresenteerd heeft en gezegd heeft dat er binnenkort veel van zijn geld vrij zou komen. Hij wilde een rekening openen bij de ABN AMRO en vertelde tegen [naam 10] dat die een flinke bonus zou kunnen verwachten als hij een man met het vermogen van de verdachte als klant zou winnen voor de ABN AMRO. De verdachte zou binnenkort nog een grote vis binnen hengelen, maar hij had nu enkele geldbedragen nodig om te lenen van [naam 10] privé. [naam 10] vertrouwde er op dat de verdachte de waarheid sprak. Uit de aangifte blijkt dat [naam 10] in totaal
€ 2.500,- aan de verdachte heeft gegeven. De aangifte wordt ondersteund door de bijgevoegde SMS- en WhatsApp-gesprekken.
De rechtbank overweegt dat het beeld dat [naam 10] schetst van het handelen van de verdachte naadloos aansluit bij de modus operandi zoals eerder omschreven. De verdachte heeft [naam 10] door een samenweefsel van verdichtsels (leugens over toekomstige gelden die hij beschikbaar zou hebben) bewogen tot de afgifte van de geldbedragen. Hij heeft [naam 10] er immers van overtuigd dat hij veel geld in het verschiet had en nog een ‘grote vis’ ging binnen hengelen. Mede gelet op hetgeen onder 3.4.4 is overwogen, staat naar oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte deze leugens [naam 10] op de mouw heeft gespeld met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling van zichzelf.
Gelet op deze modus operandi, die bij vele anderen ook heeft gewerkt, oordeelt de rechtbank - anders dan de officier van justitie en de verdediging - dat van [naam 10] , als werknemer van een bank, niet zodanige oplettendheid had mogen worden verwacht dat hij de leugens had moeten doorzien. Van [naam 10] is bovendien niet bekend hoeveel ervaring hij had als bankmedewerker. Het enkele gegeven dat [naam 10] bankmedewerker was, doet dus niet af aan het handelen van de verdachte.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [naam 10] heeft opgelicht. Het feit dat de verdachte nadien een deel heeft terugbetaald, betekent niet dat de verdachte bij het aangaan van de overeenkomst van plan was om terug te betalen. Immers, de verdachte is enkel gaan terugbetalen toen aangever na jarenlang berichtenverkeer dreigde naar de media te stappen. De rechtbank acht dit incident daarom bewezen voor het hele bedrag van
€ 2.500,-.
[naam 11] (incident 2.13)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte tegen [naam 11] heeft gezegd dat hij, de verdachte, een groot geldbedrag in Zwitserland op de bank had staan en heeft daar verschillende documenten bij getoond ter onderbouwing daarvan. De verdachte had nu echter geen geld om in Zwitserland te komen en moest daarom € 1.000,- lenen van [naam 11] , die dat dubbel terug zou krijgen. De verdachte heeft verteld dat er een juridische zaak liep waardoor hij niet bij zijn geld kon. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, door middel van deze listige kunstgrepen (tonen van valse documenten) en een samenweefsel van verdichtsels (leugens over aankomend vermogen), [naam 11] heeft bewogen tot de afgifte van deze € 1.000,- en gelet op hetgeen onder 3.4.4 is overwogen heeft hij ook het oogmerk gehad zichzelf daarmee wederrechtelijk te bevoordelen.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat de verdachte vervolgens [naam 11] nog eens om € 1.000,- heeft gevraagd omdat zijn geld nog net niet vrijgekomen was, € 500,- om een vriendin te verrassen, nog eens € 3.950 om borg te betalen, en nog eens € 1000,- voor een proces bij de bank en € 3.500,- omdat de verdachte bijna aan het einde van zijn procedure zou zijn om zijn geld vrij te krijgen en met dit laatste bedrag [naam 11] snel zijn geld zou krijgen. De verdachte leende dit telkens met de belofte dat [naam 11] dit terug zou krijgen, hetgeen de verdachte nooit heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank wordt het gegeven dat [naam 11] deze geldbedragen daadwerkelijk aan de verdachte heeft gegeven ondersteund door het bericht van de verdachte, “Deal”, wanneer [naam 11] aan de verdachte vraagt of hij voor 1 juni € 7.000,- kan betalen en de rest dan mag houden.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte van meet af aan met succes het vertrouwen heeft proberen te winnen van [naam 11] , door middel van de samenweefsels van verdichtsels door leugens te vertellen, en dat hij dit tussendoor nog meer kracht heeft bijgezet door listige kunstgrepen, te weten het tonen van valse documenten van onder meer de rechtspraak. Dit heeft hij, gelet op wat onder 3.4.4. is overwogen, telkens gedaan met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling van zichzelf. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [naam 11] ook voor deze bedragen heeft opgelicht.
De rechtbank spreekt de verdachte partieel vrij van een bedrag van € 2.350,-. Van de € 150,- die [naam 11] heeft uitgeleend voor benzine, kan niet worden vastgesteld dat hij daar door enig oplichtingsmiddel toe bewogen is. Hetzelfde geldt voor een schuld van € 2.200,- die de verdachte bij de broer van [naam 11] zou hebben opgebouwd.
Concluderend heeft de verdachte [naam 11] voor een bedrag van
€ 10.950,-opgelicht.
A.
Met betrekking tot [naam 11] - valsheid in geschrifte (dagvaarding II)
De verdachte heeft, nadat [naam 11] telkens weer om terugbetaling vroeg, de geschriften getoond zoals die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen en waarvan, gelet op wat is overwogen onder 3.4.5, de rechtbank oordeelt dat deze vals zijn. Het gaat dan om de volgende brieven, waarvan de verdachte aldus gebruikt heeft gemaakt ter bewijs van enig feit (zoals ten laste gelegd bij dagvaarding II):
- de brieven van [vervalste naam 1] namens de rechtbank Den Haag van 11 februari 2015, 19 november 2015;
- de brieven van [vervalste naam 2] namens de Hoge Raad der Nederlanden van 24 februari 2015, 27 maart 2014, 19 juni 2015 en 7 juli 2015,
- de brieven van [vervalste naam 4] namens de Hoge Raad der Nederlanden;
- de brief van [vervalste naam 6] namens [vervalste naam 7] van het Ministerie van Financiën.
3.4.7.
Partiële vrijspraken
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte [naam 21] (incident 2.10) heeft opgelicht, danwel dat hij geld van [naam 21] heeft verduisterd. Het is niet vast komen te staan dat de verdachte de desbetreffende overeenkomsten is aangegaan. De rechtbank zal de verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank is verder met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat uit het dossier niet is gebleken dat de volgende bij dagvaarding II ten laste gelegde geschriften daadwerkelijk aan iemand heeft getoond. De rechtbank kan dan ook niet vast stellen dat de verdachte deze heeft gebruikt als ware deze echt. Het gaat om:
- het vonnis gewezen door [vervalste naam 1] van de Rechtbank Den Haag van 5 februari 2015;
- de brieven van [vervalste naam 1] van de rechtbank Den Haag van
6 januari 2016en
13 januari 2016;
- de brief van [vervalste naam 2] van de Hoge Raad der Nederlanden van
17 april 2015.
Van dit deel van de tenlastelegging zal de verdachte dus worden vrijgesproken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat evenmin wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de brief uit naam van [vervalste naam 9] van de ING Bank van
9 september 2015heeft gebruikt. In het politieverhoor heeft de verdachte, geconfronteerd met deze brief, weliswaar verklaard dat hij deze brief net als andere brieven gebruikte om uitstel van betaling te krijgen, maar voor het overige bevinden zich hiervoor in het dossier geen aanwijzingen.
Verder is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de bij dagvaarding I, onder 2, en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten
tezamen en in verenigingmet een ander heeft gepleegd. Uit het dossier blijkt weliswaar dat de verdachte samen met [naam 20] (in elk geval een deel van) deze geschriften heeft opgesteld, maar niet dat deze [naam 20] dan wel een ander betrokken is geweest bij het ten laste gelegde gebruik (het tonen aan derden) van die valse geschriften. De verdachte zal bij deze feiten dus worden vrijgesproken van het medeplegen daarvan.
3.4.8.
Conclusie
De slotsom luidt dat de rechtbank het volgende bewezen zal verklaren:
- oplichting van de slachtoffers:
[naam 2] (2.1, € 19.000,-),
[naam 3] (2.2, € 4.500,),
[naam 4] (2.3, € 12.750,-),
[naam 5] (2.4, € 48.050,-),
[naam 6] (2.6,
ongeveer€ 100.000,-),
[naam 7] (2.7, € 45.000,-),
[naam 8] (2.8, € 28.860,-),
[naam 9] (2.9, € 10.850,-),
[naam 10] (2.11, € 2.500,-),
[naam 19] (2.12,
enig geldbedrag),
[naam 11] (2.13, € 10.950,-),
[naam 12] (2.15, € 3.000,-) en
[naam 13] (2.17, € 25.250,-);
- gebruik maken van de drie valse geschriften genoemd in dagvaarding I, onder 2;
- gebruik maken van 23 valse geschriften genoemd in dagvaarding II.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL2018279242, onderzoek Grimm19, van de politie eenheid Den Haag, (doorgenummerd p. 1 t/m 1.088).
2.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 18 september 2018 (p. 87-89) en het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 november 2018 (p. 96).
3.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst, factuurdatum 5 september 2017 (p. 90-91).
4.Een geschrift, te weten een bankafschrift van 5 september 2017 (p. 94).
5.Een geschrift, te weten een bankafschrift van 12 september 2017 (p. 95).
6.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 februari 2019 (p. 108-109).
7.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 3 januari 2019 (p. 111-113).
8.Een geschrift, te weten een vordering tot schadevergoeding van P.B. van den Bosch- [naam 3] , van 26 september 2019.
9.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst, factuurdatum 5 september 2017 (als bijlage bijgevoegd bij de vordering BP van [naam 3] ).
10.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 3 januari 2019 (p. 111-113).
11.Een geschrift, te weten een bankafschrift van 25 juli 2017 (p. 127).
12.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 3 januari 2019 (p. 111-113).
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] opgemaakt op 11 januari 2019
14.Proces-verbaal van bevindingen Whatsapp-verkeer, opgemaakt op 23 januari 2019, p. 137:
15.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 januari 2019 (p. 185-186).
16.Een geschrift, te weten een brief uit naam van de FIOD-ECD (
17.Een geschrift, te weten een brief van ‘the European Court of Justice’ van 18 juli 2017 ten aanzien van [verdachte] (p. 130-131).
18.Een geschrift, te weten een schermafbeelding van een bankrekeningnummer ten name van [verdachte] bij de Deutsche Bank (p. 128). Vermeld wordt de naam van de verdachte en een geblokkeerd saldo (‘Persönliches Konto (Blockade)’) van € 11.214.568,14.
19.Een geschrift, te weten een WhatsAppgesprek tussen de verdachte en [naam 3] , gedateerd 23 juni 2017 (p. 142).
20.Een geschrift, te weten een aanvullende verklaring van [naam 3] , ongedateerd (p. 118-120).
21.Proces-verbaal van bevindingen (Whatsapp-correspondentie), opgemaakt op 23 januari 2019, p. 137:
22.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 januari 2019 (p. 136-140).
23.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [naam 4] , opgemaakt op 18 februari 2019 (p. 222-225).
24.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst, gedateerd 27 juni 2013 (p. 235-236).
25.Een geschrift, te weten een brief van [bedrijfsnaam 3] , gedateerd 30 november 2013 (p. 237).
26.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 8] , opgemaakt op 14 april 2019 (p. 415-419).
27.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 april 2019 (p. 517); een geschrift, te weten een bankafschrift van de bankrekening van [naam 8] (p. 518). Het betreft overboekingen naar het rekeningnummer NL61 INGB 06629772 38 t.n.v. [verdachte] , te weten: € 8.550,- op 17 september 2015, € 5.885,- op 18 september 2015 en € 2.150,- op 20 september 2015.
28.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst, gedateerd 17 september 2015 (p. 422-427).
29.Een geschrift, te weten een SMS-gesprek tussen de verdachte en [naam 8] (p. 452-469).
30.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en [naam 8] (p. 495-516).
31.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 13] , opgemaakt op 16 mei 2024 (p. 818-820).
32.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en [naam 13] (p. 888).
33.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst van [bedrijfsnaam 3] (p. 823-824).
34.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en [naam 13] (p. 851-895).
35.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 mei 2019 (p. 821-822).
36.Een geschrift, te weten een brief van mr. [vervalste naam 1] namens de rechtbank Den Haag ten aanzien van [verdachte] , van 11 februari 2015 (p. 772); een geschrift, te weten een brief van mr. [vervalste naam 1] namens de rechtbank Den Haag ten aanzien van [verdachte] , van 16 december 2015 (p. 786); een geschrift, te weten een brief van mr. [vervalste naam 1] namens de rechtbank Den Haag ten aanzien van [verdachte] , van 14 januari 2016 (p. 849).
37.Geschriften, te weten brieven van mr. [vervalste naam 2] namens de Hoge Raad der Nederlanden ten aanzien van [verdachte] , van:
38.Een geschrift, te weten een brief van mr. [vervalste naam 3] namens de Hoge Raad der Nederlanden ten aanzien van [verdachte] , van 29 april 2015 (p. 833); een geschrift, te weten een brief van mr. [vervalste naam 3] namens de Hoge Raad der Nederlanden ten aanzien van [verdachte] , van 7 mei 2015 (p. 834).
39.Een geschrift, te weten een brief van mr. [vervalste naam 4] namens de Hoge Raad der Nederlanden ten aanzien van [verdachte] , van 6 augustus 2015 (p. 840); een geschrift, te weten een brief van mr. [vervalste naam 4] namens de Hoge Raad der Nederlanden ten aanzien van [verdachte] , van 13 augustus 2015 (p. 841).
40.Een geschrift, te weten een brief van mr. [vervalste naam 5] namens de Rechtbank Amsterdam ten aanzien van [verdachte] , van 18 maart 2015 (p. 830).
41.Een geschrift, te weten een brief van [vervalste naam 6] , namens [vervalste naam 7] , van het Ministerie van Financiën ten aanzien van [verdachte] , van 2 september 2015 (p. 843).
42.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [naam 5] , opgemaakt op 15 april 2019 (p. 403-406).
43.Een geschrift, te weten een bankafschrift van [bedrijfsnaam 6] in de periode van 10-01-2018 t/m 10-04-2018 (p. 407-412).
44.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] , opgemaakt op 26 april 2019 (p. 639-642).
45.Een geschrift, te weten een Van der Valk-notitiebriefje (p. 654).
46.Een geschrift, te weten een brief uit name van de rechtbank Den Haag, gedateerd 24 maart 2016 (p. 670).
47.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 februari 2019 (p. 286-289).
48.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst voor een Porsche 997 Turbo ten name van [verdachte] , gedateerd 27 februari 2017 (p. 736).
49.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 mei 2019 (p. 734-735).
50.Een geschrift, te weten een SMS-gesprek tussen de verdachte en [naam 6] (p. 672-703).
51.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en [naam 6] (p. 704-733).
52.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 9] , opgemaakt op 18 april 2019 (p. 523-525).
53.Een geschrift, te weten een SMS-gesprek tussen de verdachte en [naam 9] , van 30 maart 2016 tot en met 28 maart 2019 (ongenummerd), als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van onderzoek telefoon, opgemaakt op 11 april 2019 (p. 55).
54.Een geschrift, te weten een handgeschreven notitie inhoudende een schuldverklaring (p. 738).
55.Een geschrift, te weten een handgeschreven notitie inhoudende een schuldverklaring (p. 739).
56.Een geschrift, te weten een handgeschreven notitie inhoudende een schuldverklaring, gedateerd 21 december 2012 (p. 740).
57.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 19] , opgemaakt op 28 april 2019 (p. 762-764).
58.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 12] , opgemaakt op 15 mei 2019 (p. 802-803).
59.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en [naam 12] (p. 804-807).
60.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam 6] , opgemaakt op 17 juli 2019 (p. 1.028-1.029).
61.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [naam 7] , opgemaakt op 28 februari 2019 (p. 296-297).
62.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam 7] bij de rechter-commissaris, opgemaakt op 16 januari 2020.
63.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en [naam 7] (p. 303-315).
64.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst woning (p. 322-335).
65.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 10] , opgemaakt op 20 april 2019 (p. 743-745).
66.Een geschrift, te weten een SMS-gesprek tussen de verdachte en [naam 10] (p. 746).
67.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en [naam 10] (p. 747-760).
68.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 11] , opgemaakt op 2 mei 2019 (p. 766-768).
69.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en [naam 11] (p. 789-794).
70.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 mei 2019 (p. 769-770).
71.Een geschrift, te weten een bankrekeningnummer ten name van [verdachte] (p. 771).
72.Een geschrift, te weten een brief van [vervalste naam 1] namens de rechtbank Den Haag ten aanzien van [verdachte] , van 19 november 2015 (p. 785).
73.Een geschrift, te weten een brief van mr. [vervalste naam 2] namens de Hoge Raad der Nederlanden ten aanzien van [verdachte] , van 19 juni 2015 (p. 775).
74.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 januari 2019 (p. 40-41).
75.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 januari 2019 (p. 44-45).
76.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 januari 2019 (p. 44-45).
77.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 januari 2019 (p. 50-51).
78.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 mei 2019 (p. 908-914).
79.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 mei 2019 (p. 911).
80.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 mei 2019 (p. 913).
81.Een geschrift, te weten een brief van [vervalste naam 1] namens de rechtbank Den Haag ten aanzien van [verdachte] , gedateerd 6 januari 2016 (p. 930).
82.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 mei 2019 (p. 908-914).
83.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 april 2019 (p. 946-955).
84.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [naam 20] , opgemaakt op 4 juni 2019 (p. 962-972).
85.Een geschrift, te weten een Uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel (p. 16).
86.Een geschrift, te weten een verhaalsrapport van Stichting Achmea Rechtsbijstand, gedateerd 20 juli 2018 (p. 470-474).
87.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 februari 2019 (p. 32-38).
88.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 juli 2019 (p. 1.006-1.007).
89.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam 17] bij de rechter-commissaris, opgemaakt op 17 januari 2020.
90.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 april 2019 (p. 565-567).
91.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 juni 2019 (p. 979).