ECLI:NL:RBDHA:2024:13580

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.28228
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiseres, die onder de Vreemdelingenwet valt. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij haar de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat er geen geldig terugkeerbesluit aan ten grondslag lag. De rechtbank oordeelde dat de minister niet mocht verwijderen naar een niet in het terugkeerbesluit genoemd land zonder een aanvullend terugkeerbesluit te nemen. Dit leidde tot de conclusie dat de maatregel van bewaring vanaf het moment van opleggen tot aan de opheffing onrechtmatig was.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en de minister veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 800,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende 8 dagen. Daarnaast is de minister ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 augustus 2024, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.28228
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer] ,

(gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe), en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister,
(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 12 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De minister heeft op 19 juli 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep ter zitting behandeld op 22 juli 2024, gevoegd met het beroep van de vader van eiseres, geregistreerd onder het zaaknummer NL24.28227. Op dat beroep zal bij afzonderlijke uitspraak worden beslist. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting vervolgens aangehouden om de minister in de gelegenheid te stellen na te gaan of er een geldig terugkeerbesluit aan de maatregel van bewaring van eiseres grondslag ligt.
De minister heeft op 23 juli 2024 een reactie ingediend waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank beoordeelt of het opleggen van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Daarbij bespreekt zij de beroepsgronden en toetst zij de rechtmatigheid ambtshalve.
Grondslag
2. Een inbewaringstelling op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vw vindt zijn Unierechtelijke grondslag in artikel 15 van de Terugkeerrichtlijn (2008/115/EEG). De vreemdeling valt onder de in artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vw genoemde categorie vreemdelingen als er een terugkeerbesluit is1 en hij geen rechtmatig verblijf heeft.
3. Ambtshalve toetsend is de rechtbank van oordeel dat aan de maatregel van bewaring van eiseres geen geldig terugkeerbesluit ten grondslag ligt. Aan eiseres en haar vader is bij meeromvattende beschikking van 4 oktober 2022 een terugkeerbesluit opgelegd. Eiseres en haar vader hebben niet langer rechtmatig verblijf in Nederland en dienen terug te keren naar de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). Bij beschikking van 27 juli 2023 is de (ambtshalve) Chavez-Vilchez aanvraag van de vader van eiseres, na bezwaar, afgewezen en is aan hem een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd; de vader van eiseres dient terug te keren naar de VAE dan wel naar Jordanië. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 mei 20242 volgt dat de staatssecretaris niet mag verwijderen naar een niet in het terugkeerbesluit genoemd land zonder eerst een aanvullend terugkeerbesluit te nemen. De rechtbank stelt vast dat aan eiseres geen aanvullend terugkeerbesluit met het land Jordanië is opgelegd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de maatregel van bewaring van eiseres onrechtmatig is. De rechtbank komt daarom niet toe aan bespreking van de beroepsgronden.
Conclusie
4. Het beroep tegen de maatregel van bewaring is gegrond en de maatregel van bewaring is vanaf het moment van het opleggen daarvan, tot aan de opheffing onrechtmatig.
5. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 8 dagen onrechtmatige tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel van 8
x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 800,-.
6. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 800,- te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier.
1. Dit volgt uit de Afdelingsuitspraak van 21 maart 2011, 201100307/1/V3.
2 ECLI:NL:RVS:2024:1970, rechtsoverweging 5.1.4.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 augustus 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.