In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker, geboren in 1996 te Syrië, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de opvang van de verzoeker. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij niet in Nederland mag afwachten.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de verzochte voorziening, aangezien de Afdeling op 28 augustus 2024 een zaak behandelt waarin de toegang tot en kwaliteit van opvangvoorzieningen in Kroatië en het risico op pushbacks aan de orde komen. De voorzieningenrechter heeft geen toegang tot de antwoorden op vragen die de Afdeling aan de verweerder heeft gesteld, wat betekent dat de Afdeling over meer informatie beschikt dan de rechtbank. Dit heeft geleid tot de beslissing om de behandeling van het beroep aan te houden en de voorlopige voorziening toe te wijzen.
De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst en bepaald dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat er een beslissing is genomen op het beroep. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.