ECLI:NL:RBDHA:2024:13559
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 juli 2024, wordt het beroep van eiser, die asiel heeft aangevraagd, niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar verweerder, de minister van Asiel en Migratie, had nog niet op deze aanvraag beslist. Eiser stelde dat verweerder niet tijdig had beslist en diende op 12 mei 2024 een ingebrekestelling in. De rechtbank oordeelt echter dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. De rechtbank wijst erop dat op grond van artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, de termijn voor het beslissen op de aanvraag in beginsel zes maanden na ontvangst van de aanvraag bedraagt. In dit geval was de aanvraag op 24 oktober 2022 ingediend en was de beslistermijn verlengd met negen maanden door een besluit dat op 27 september 2022 van kracht werd. Hierdoor eindigde de beslistermijn op 15 september 2024, wat betekent dat de ingebrekestelling van eiser niet op tijd was. De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.