ECLI:NL:RBDHA:2024:13559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.22993
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 juli 2024, wordt het beroep van eiser, die asiel heeft aangevraagd, niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar verweerder, de minister van Asiel en Migratie, had nog niet op deze aanvraag beslist. Eiser stelde dat verweerder niet tijdig had beslist en diende op 12 mei 2024 een ingebrekestelling in. De rechtbank oordeelt echter dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. De rechtbank wijst erop dat op grond van artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, de termijn voor het beslissen op de aanvraag in beginsel zes maanden na ontvangst van de aanvraag bedraagt. In dit geval was de aanvraag op 24 oktober 2022 ingediend en was de beslistermijn verlengd met negen maanden door een besluit dat op 27 september 2022 van kracht werd. Hierdoor eindigde de beslistermijn op 15 september 2024, wat betekent dat de ingebrekestelling van eiser niet op tijd was. De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.22993
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. K. Ross)

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.¹
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.²

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?

3. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de Vw, in beginsel zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
4. In artikel 42, zesde lid, van de Vw is bepaald dat indien in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de Vw, wordt onderzocht of de aanvraag op grond van artikel 30 van de Vw niet in behandeling dient te worden genomen, de termijn bedoeld in het eerste lid van artikel 42 van de Vw aanvangt op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.
5. Eiser heeft op 24 oktober 2022 zijn asielaanvraag in Nederland ingediend. Op 8 december 2022 heeft verweerder Zweden verzocht eiser op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Dublinverordening terug te nemen. De Zweedse autoriteiten hebben dit verzoek geaccepteerd op 14 december 2022. Verweerder heeft eiser daarom bij beschikking van 28 februari 2023 schriftelijk laten weten zijn aanvraag niet in behandeling te nemen.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser vervolgens niet tijdig aan Zweden is overgedragen en dat verweerder per 15 juni 2023 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Verweerder had dus, met toepassing van artikel 42, eerste lid, van de Vw, in beginsel uiterlijk op 15 december 2023 op de aanvraag moeten beslissen.
7. Sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.³ Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023. De asielaanvraag van eiser valt onder het toepassingsbereik van dit besluit. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en eindigt op 15 september 2024.
8. De termijn om te beslissen op zijn aanvraag was dus nog niet verstreken toen eiser op 12 mei 2024 de ingebrekestelling indiende bij verweerder. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
9. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 juli 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.