ECLI:NL:RBDHA:2024:13554

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.33096
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag en beroep tegen niet-tijdig beslissen

In deze zaak heeft eiser op 18 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De minister van Asiel en Migratie heeft op 5 april 2024 de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft op 23 augustus 2024 de zaak behandeld, maar zowel eiser als zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk, omdat de minister inmiddels op de asielaanvraag heeft beslist. Eiser heeft geen belang meer bij een beslissing op het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. Daarnaast verklaart de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het beroep. De gemachtigde van eiser heeft geen recent contact meer gehad met eiser en heeft geen kennis van zijn huidige verblijfplaats. De rechtbank concludeert dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33096
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],

V-nummer: [V-nummer], eiser
(gemachtigde: mr. M. Spapens),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. W. Epema).

Procesverloop

Eiser heeft op 18 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Bij besluit van 5 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2024 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser is met voorafgaand bericht niet verschenen. Eiser is ook niet verschenen noch heeft anderszins van zich laten horen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen op de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in dit beroep tot een bedrag van € 437,50;
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk.

Overwegingen

Beroep tegen het niet tijdig beslissen
1. Verweerder heeft met het bestreden besluit alsnog op eisers asielaanvraag beslist. Eiser heeft geen belang meer bij een beslissing op het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dat beroep is daarom niet-ontvankelijk. Omdat eiser terecht beroep ingesteld heeft tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, zal verweerder wel in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroep tegen het niet tijdig beslissen, met een waarde van € 875 per punt en een wegingsfactor 0,5).
Beroep tegen het bestreden besluit
2. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit.
3. Bij brief van 5 augustus 2024 heeft verweerder meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Ter onderbouwing heeft verweerder een schermafbeelding van het systeem overgelegd.
4. De gemachtigde van eiser heeft desgevraagd op 9 augustus 2024 meegedeeld dat hij op 10 juli 2024 nog telefonisch contact heeft gehad met eiser over het verloop van de procedure, waarbij eiser heeft meegedeeld dat hij bij een vriend in Nederland zou gaan verblijven in afwachting van de uitspraak van de rechtbank.
5. De rechtbank heeft op 21 augustus 2024 de gemachtigde van eiser verzocht om mee te delen of hij nog recent contact heeft gehad met eiser en zo ja, wanneer dat contact heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft de rechtbank verzocht om mee te delen of de gemachtigde op de hoogte is van de huidige verblijfplaats van eiser.
6. Bij bericht van 21 augustus 2024 heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld dat hij geen recent contact meer heeft gehad met eiser en dat hij niet weet op welke locatie deze op dit moment verblijft. Verder heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld dat hij niet op zitting zal verschijnen. Tijdens de zitting is eiser ook niet verschenen.
7. Gelet op de toelichting van eisers gemachtigde van 21 augustus 2024 neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming. Gelet hierop heeft eiser geen rechtens te beschermen procesbelang bij een beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.
8. Het beroep van eiser voor zover gericht tegen het bestreden besluit is daarom wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.