ECLI:NL:RBDHA:2024:13522
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, die ziek was gemeld vanuit de Werkloosheidswet, had een Ziektewet-uitkering ontvangen die per 14 april 2023 door verweerder was beëindigd. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat de eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 15 augustus 2024, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige beoordeeld. De verzekeringsarts concludeerde dat eiser, ondanks zijn beperkingen door coxartrose en osteoporose, in staat was om bepaalde functies te vervullen. De rechtbank oordeelde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van eiser voldoende rekening hield met zijn beperkingen en dat de geduide functies passend waren. Eiser voerde aan dat zijn beperkingen waren onderschat, maar de rechtbank volgde de conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van de rechtbank in het toetsen van de juistheid van besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gedaan.