ECLI:NL:RBDHA:2024:13514
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in asielzaak na niet tijdig beslissen door de minister
In deze zaak heeft verzoeker, geboren op een onbekende datum en van Ethiopische nationaliteit, op 7 juni 2024 zijn derde beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 23 oktober 2021 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 13 juni 2024 de asielaanvraag van verzoeker kennelijk ongegrond verklaard. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, maar de minister heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft overwogen dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kennelijk gegrond is en heeft de minister veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. De kosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.