ECLI:NL:RBDHA:2024:13506

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
AWB 24/8257
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot uitzettingsverbod

In deze uitspraak oordeelt de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag over een verzoek om een voorlopige voorziening dat door de verzoeker is ingediend. De verzoeker heeft op 12 februari 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking 'familie en gezin' ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 13 mei 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen, waarbij ook een terugkeerbesluit is opgelegd dat gericht is op onmiddellijk vertrek naar Marokko. Tevens is een eerder opgelegd inreisverbod voor de duur van twee jaar gehandhaafd.

Tegen het primaire besluit heeft de verzoeker bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het bezwaar is beslist. De minister heeft in een brief van 15 augustus 2024 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, nu de minister zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek, dit verzoek kennelijk gegrond is. Dit houdt in dat de verzoeker de beschikking op bezwaar in Nederland mag afwachten en niet naar Marokko mag worden uitgezet tot de datum van bekendmaking van die beschikking. Daarnaast is de minister in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 875,-, dat aan de gemachtigde van de verzoeker moet worden betaald. De uitspraak is gedaan op 26 augustus 2024 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/8257

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Flipse),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de voorzieningenrechter over het verzoek om een voorlopige voorziening dat door verzoeker is ingediend.
1.1
Op 12 februari 2024 heeft verzoeker een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘familie en gezin’ ingediend.
1.2
Bij besluit van 13 mei 2024 (primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Ook is een terugkeerbesluit gericht op onmiddellijk vertrek naar Marokko opgelegd en is het eerder opgelegde inreisverbod voor de duur van twee jaar gehandhaafd.
1.3
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en samenhangend daarmee de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, teneinde uitzetting van eiser te voorkomen totdat op het bezwaar is beslist.
1.4
Bij brief van 15 augustus 2024 heeft verweerder aangegeven zich niet tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening te verzetten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter doet in deze zaak op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
3. Nu verweerder zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening, voor zover dat ziet op het niet uitzetten van verzoeker totdat er op het bezwaar is beslist, zal de voorzieningenrechter dit verzoek in zoverre als kennelijk gegrond toewijzen. Dit betekent dat verzoeker de beschikking op bezwaar in Nederland mag afwachten en dat verzoeker in ieder geval tot en met de datum van bekendmaking van die beschikking op bezwaar niet naar Marokko uitgezet mag worden.
4. Er bestaat in dit geval aanleiding om verweerder in te proceskosten te veroordelen. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 2024 vast op een bedrag van € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 875,-, wegingsfactor 1). Verweerder dient dit bedrag te betalen aan de gemachtigde van verzoeker.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om de voorlopige voorziening toe;
- schorst het primaire besluit, in zoverre dat verzoeker de beschikking op bezwaar in Nederland mag afwachten en niet naar Marokko mag worden uitgezet tot en met de datum van bekendmaking van de beschikking op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.