ECLI:NL:RBDHA:2024:13502
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- S.J. Hoekstra-van Vliet
- W. Jansen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing vervangende hechtenis na omzetting taakstraf
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 16 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiseres] verzocht om schorsing van de vervangende hechtenis die was opgelegd na de omzetting van haar taakstraf. [eiseres] was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 70 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk, maar had deze taakstraf niet uitgevoerd. De Reclassering had een negatief afloopbericht gestuurd, wat leidde tot de omzetting van de taakstraf in vervangende hechtenis van 10 dagen. Op 15 augustus 2024 werd [eiseres] aangehouden voor de tenuitvoerlegging van deze vervangende hechtenis.
Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. [eiseres] stelde dat de omzetting van de taakstraf onterecht was en dat er sprake was van onbillijkheid door omstandigheden die zich na de veroordeling hadden voorgedaan. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het CJIB in redelijkheid tot de afwijzing van het schorsingsverzoek kon komen, omdat het bezwaar van [eiseres] niet evident gegrond was en er geen zwaarwegende omstandigheden waren die een schorsing rechtvaardigden.
De voorzieningenrechter benadrukte dat de Staat verplicht is om strafrechtelijke beslissingen ten uitvoer te leggen en dat de omgezette taakstraf na betekening voor tenuitvoerlegging vatbaar is. Het verzoek van [eiseres] werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen grond was om de vorderingen van [eiseres] toe te wijzen, en dat de afwijzing van het verzoek tot schorsing niet onbegrijpelijk was.