ECLI:NL:RBDHA:2024:13501
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Surinaamse eiser wegens ongeloofwaardige doodsbedreigingen en misleiding over nationaliteit
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2024, wordt het beroep van een Surinaamse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser had op 7 mei 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie op 30 mei 2024 als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep en de voorlopige voorziening op 8 juli 2024. De eiser stelt dat hij doodsbedreigingen ontvangt van een drugsbende in Suriname, maar de rechtbank oordeelt dat zijn verklaringen ongeloofwaardig zijn. De minister heeft terecht vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig zijn, maar de verklaringen over de Belgische nationaliteit en de doodsbedreigingen zijn niet onderbouwd met voldoende bewijs. De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en dat de eiser geen recht heeft op bescherming van de Surinaamse autoriteiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag en het terugkeerbesluit in stand blijven.