ECLI:NL:RBDHA:2024:13501

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.22957
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Surinaamse eiser wegens ongeloofwaardige doodsbedreigingen en misleiding over nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2024, wordt het beroep van een Surinaamse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser had op 7 mei 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie op 30 mei 2024 als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep en de voorlopige voorziening op 8 juli 2024. De eiser stelt dat hij doodsbedreigingen ontvangt van een drugsbende in Suriname, maar de rechtbank oordeelt dat zijn verklaringen ongeloofwaardig zijn. De minister heeft terecht vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig zijn, maar de verklaringen over de Belgische nationaliteit en de doodsbedreigingen zijn niet onderbouwd met voldoende bewijs. De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en dat de eiser geen recht heeft op bescherming van de Surinaamse autoriteiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag en het terugkeerbesluit in stand blijven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22957

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1]
(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft op 7 mei 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 30 mei 2024 deze aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de ingediende voorlopige voorziening, [2] op 8 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft voor een drugsbende in Suriname drugs gesmokkeld naar Nederland. Dit is mislukt omdat hij is opgepakt door de Nederlandse autoriteiten. Nu kan hij niet meer terugkeren naar Suriname omdat hij na de mislukte drugssmokkel met de dood wordt bedreigd door de drugsbende.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Doodsbedreiging door drugsbende.
4.1.
De minister acht de persoonsgegevens en Surinaamse nationaliteit geloofwaardig. De verklaringen van eiser over zijn gestelde Belgische nationaliteit acht de minister niet geloofwaardig. De Belgische autoriteiten hebben namelijk bevestigd dat eiser niet in de Belgische persoonsregistratiesystemen bekend is. Ook volgt uit de verklaringen van eiser dat hij niet over de Belgische nationaliteit beschikt, aangezien eiser tijdens het gehoor een illegale wijze van het verkrijgen van de nationaliteit beschreef. Verder stelt de minister zich op het standpunt dat de verklaringen van eiser over de gestelde doodsbedreigingen van de drugsbende ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft verklaard dat zijn moeder is bedreigd door zes gemaskerde personen, dat deze personen spullen hebben vernield en dreigementen hebben geuit. Eiser kan echter niet concreet verklaren wat deze personen hebben gezegd tegen zijn moeder. Ook heeft hij zijn verklaring niet onderbouwd met foto’s van de vernielingen of kopieën van de gedane aangiften. De verklaring van eiser dat zijn broer heeft gehoord dat de drugsbende eiser zal opwachten op het vliegveld is evenmin geconcretiseerd. Dit is enkel gebaseerd op vermoedens. Het blijft onduidelijk wie eiser wil vermoorden. Eiser verklaart hierover namelijk alleen dat het veel Creoolse mensen zijn. Dit is te summier en algemeen. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond is op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en 30b, eerste lid, onder c, e, f, h en j, van de Vw 2000.
Heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van misleiding over de nationaliteit van eiser?
5. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte heeft overwogen dat eiser wist dat hij geen Belgisch verblijfsdocument of nationaliteit zou hebben verkregen en dat de wijze van verkrijging als illegaal dient te worden aangemerkt. Eiser betoogt dat hij de minister niet welbewust heeft willen misleiden door aan te geven dat hij de Belgische nationaliteit bezit, maar dat hij onvoldoende op de hoogte is van zijn verblijfsstatus in de Europese Unie. De minister betwist niet dat eiser directe familieleden heeft in Nederland en België. Daarom is niet onaannemelijk dat eiser een persoon heeft gemachtigd om voor hem een verblijfsdocument aan te vragen in België. De vermeende misleiding werkt ten onrechte door in de beoordeling van de tweede asielelement.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat er sprake is geweest van misleiding. De minister heeft terecht tegengeworpen dat eiser niet bekend is in de Belgische persoonsregistratiesystemen en dus geen verblijfsstatus heeft of heeft gehad in België. Ook heeft de minister terecht tegengeworpen dat uit de verklaringen van eiser over de wijze van verkrijging van de Belgische nationaliteit niet een gerechtvaardigd vertrouwen volgt dat eiser mogelijk wel over deze titel zou beschikken. Eiser heeft immers verklaard dat een meneer die hij kende via een andere bekende, de Belgische nationaliteit voor hem heeft geregeld, waar hij € 3.000 euro voor heeft betaald. Dit is niet de juiste manier om de Belgische nationaliteit te verkrijgen en het blijft onbegrijpelijk dat eiser niet op de hoogte is van zijn verblijfstatus in België. Indien hij een persoon heeft gemachtigd om zijn administratieve handelingen te verrichten, heeft hij dit niet onderbouwd met stukken en verder niet op een andere wijze aannemelijk gemaakt. Het is de rechtbank niet gebleken dat de minister de misleiding in de verdere beoordeling van het asielrelaas heeft tegengeworpen. De minister heeft het asielrelaas op andere punten dan de misleiding ongeloofwaardig geacht.
Mocht de minister de doodsbedreigingen door drugsbende ongeloofwaardig achten?
6. Eiser voert aan dat de minister de doodsbedreigingen door de drugsbende in Suriname ten onrechte ongeloofwaardig acht. Eiser bestrijdt in de eerste plaats dat hij summiere verklaringen en onvoldoende objectief bewijs heeft aangeleverd. Eiser is als drugskoerier gebruikt door een drugsbende in Suriname. Dat eiser niet specifiek kan verklaren wie achter deze bende zit, is in lijn met hoe deze organisaties opereren. Eiser heeft enkel contact met een contactpersoon van de bende, die voor de criminele organisatie een persoon regelt om drugs naar Europa te vervoeren. Het komt nooit voor dat een koerier in contact komt te staan met het hoofd van de criminele organisatie. Nu de drugssmokkel is mislukt wordt eiser hiervoor verantwoordelijk gehouden. Het is dus aannemelijk dat eiser niet veel over deze organisatie en de personen die hem indirect bedreigen kan vertellen. De minister moet bekend zijn met de standaardpraktijk van dergelijke drugsbendes. Eiser verblijft daarnaast in detentie. Het is voor hem daarom lastig om mensen te contacteren en om stukken te verzamelen. Het standpunt van de minister dat onduidelijk is door wie eiser wordt bedreigd en waarom zij eiser willen vermoorden wordt ook betwist. De dreigementen kunnen namelijk enkel van de drugsbende komen. Daarom heeft de moeder van eiser ook aangifte gedaan.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister niet ten onrechte de doodsbedreigingen door de drugsbende tegen eiser ongeloofwaardig geacht. Zijn verklaringen over de bende en de gestelde bedreigingen zijn – zoals de minister niet ten onrechte stelt –ongerijmd en summier, waardoor hij zijn asielrelaas niet aannemelijk heeft gemaakt. Zo heeft eiser verklaard dat hij geen bedreigingen heeft ontvangen van de enige contactpersoon die hij heeft. Deze contactpersoon heeft – zoals eiser heeft verklaard – alles geregeld met betrekking tot de drugssmokkel en eiser heeft sinds zijn vertrek naar Nederland geen contact meer met hem. [3] De minister stelt niet ten onrechte dat het ongerijmd is dat wanneer de drugsbende eiser wil vermoorden vanwege de mislukte drugsdeal, dat eiser geen bedreiging via deze contactpersoon heeft ontvangen. Dat de contactpersoon volgens eiser niet degene is waarmee hij problemen stelt te hebben, doet daaraan niet af en is niet aannemelijk. Daarnaast heeft eiser niet aangegeven wie dan wel namens de bende achter de kwijtgeraakte drugs aangaat, als deze contactpersoon dat niet doet. Verder valt niet in te zien dat de contactpersoon zelf niet medeverantwoordelijk wordt gehouden voor de mislukte drugssmokkel. Ook heeft eiser verklaard dat hij helemaal niets weet van de bende. [4] Hoe het mogelijk is dat eiser toch weet dat de bende bestaat en wraak op hem willen nemen voor de mislukte drugsdeal, heeft eiser niet concreet gemaakt. Het is dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de drugssmokkel überhaupt in opdracht was van een drugsbende.
Ook de verklaringen van eiser dat zijn familie is bedreigd door de bende heeft de minister ongeloofwaardig mogen achten. Eiser heeft verklaard dat zes gemaskerde personen naar het huis van zijn moeder zijn gekomen, spullen hebben vernield en dreigementen hebben geuit. Daarbij hebben ze gezegd: “Je kind heeft mijn drugs meegenomen”. [5] De stelling van eiser dat met ‘meenemen’ zou zijn bedoeld ‘het ten onrechte meenemen’ of ‘stelen van de drugs’, wordt niet gevolgd door de rechtbank. Dit kan enkel worden aangemerkt als een vrije interpretatie over wat er bedoeld zou zijn. Daarnaast weet eiser niet of er verder iets is gezegd want hij kan naar eigen zeggen niet lang met zijn moeder praten omdat dan zijn hoofd moe wordt. Zoals de minister terecht stelt had eiser met een betere verklaring moeten komen als er een oprechte zorg of behoefte is aan bescherming. Eiser heeft ook verklaard dat zijn moeder twee aangiften heeft gedaan van deze inval. Eiser heeft echter geen kopieën van de aangiften of foto’s van de vernielingen overgelegd. Dat eiser nog bezig is om de foto’s te krijgen, leidt niet tot een ander oordeel. Niet valt in te zien waarom eiser, ondanks zijn detentie, niet zijn asielrelaas kan onderbouwen door middel van stukken. De verklaring van eiser dat hij van zijn broer heeft gehoord dat de bende hem zal opwachten op het vliegveld als eiser terugkeert, [6] is niet concreet gemaakt. Zo heeft eiser niet duidelijk gemaakt wie dit heeft gezegd. Eisers verklaringen dat een drugsbende hem zoekt zijn gebaseerd op vermoedens.
De minister stelt ook niet ten onrechte dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt wie hem wil vermoorden. Zo heeft eiser verklaard dat hij bij terugkeer zal worden vermoord door veel Creoolse mensen. [7] De minister stelt terecht dat mag worden verwacht van eiser dat hij zijn vrees om te worden vermoord, concreet maakt. Het aanwijzen van een bevolkingsgroep als mogelijke toekomstige daders, is te algemeen en ongeloofwaardig. Eisers latere verklaring, dat hij van zijn broer heeft gehoord dat de drugsbende onder leiding staat van [naam], brengt daarin geen verandering. Eiser komt met deze informatie pas in de zienswijze en zonder verdere uitleg of toelichting. De minister stelt zich om die reden terecht op het standpunt dat aan deze aanvullende informatie geen waarde van betekenis hoeft te worden toegekend. Nu de bewijzen ontbreken en eiser algemeen en summier heeft verklaard over de drugsbende en de gestelde bedreigingen, stelt de minister niet ten onrechte dat het niet aannemelijk dat eiser door een drugsbende wordt bedreigd.
De minister heeft ten onrechte geen externe geloofwaardigheidsindicatoren gebruikt?
7. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende externe geloofwaardigheidsindicatoren heeft betrokken in de beoordeling van het asielrelaas. Zo is de veroordeling voor de mislukte cocaïnesmokkel niet meegenomen. Eiser is veroordeeld voor drugssmokkel in Nederland, dit wordt volgens eiser ten onrechte niet meegenomen in de besluitvorming terwijl dit feit, gezien de integrale geloofwaardigheidstoets, een externe geloofwaardigheidsindicator is voor de door eiser gestelde problemen. De veroordeling draagt bij aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas en is daarom ten onrechte ter zijde gelegd.
7.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister heeft zich, zoals hiervoor is geoordeeld, op het standpunt mogen stellen dat het asielrelaas onvoldoende geloofwaardig is gebleken. De minister heeft, zoals hiervoor is geoordeeld in overweging 6.1, niet ten onrechte gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat de drugssmokkel in opdracht was van een bende in Suriname. Eiser heeft immers verklaard helemaal niets te weten van de bende. Het is niet duidelijk hoe het mogelijk is dat eiser toch weet dat de bende bestaat en wraak op hem wil nemen voor de mislukte drugssmokkel. Niet is gebleken dat eiser te vrezen heeft voor de drugsbende bij terugkeer naar Suriname. De veroordeling voor cocaïnesmokkel in Nederland draagt dan ook niet bij aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas.
Kan bescherming van de Surinaamse autoriteiten worden ingeroepen?
8. Eiser stelt dat hij in Suriname geen bescherming kan krijgen van de autoriteiten. Prominente bewindslieden in Suriname worden zelfs gelinkt aan drugshandel. In Suriname is nog altijd sprake van corruptie. Personen die veel geld hebben, zoals de leden van drugsbendes, kopen hun vrijheden in Suriname. Dit wordt ten onrechte miskend door de minister. Dat eiser als drugssmokkelaar bescherming kan ontvangen van de Surinaamse autoriteiten is een fictie.
8.1.
Dit betoog slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister terecht op het standpunt dat in Suriname in het algemeen bescherming wordt geboden. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat het vragen van bescherming gevaarlijk of bij voorbaat zinloos is. Zo heeft hij geen contact gezocht met de politie en/of andere (hogere) autoriteiten omdat eiser daarin kennelijk op voorhand al geen heil zag. Niet is gebleken noch onderbouwd met stukken dat eiser geen bescherming kan ontvangen van de Surinaamse autoriteiten als dat nodig is. Nu niet aannemelijk is gemaakt dat eiser in opdracht van een drugsbende cocaïne heeft gesmokkeld en hij daarom niet te vrezen heeft voor een drugsbende, valt niet in te zien waarom eiser -zo nodig- geen bescherming van de Surinaamse autoriteiten zou kunnen krijgen.
Is de asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond afgewezen?
9. Eiser voert aan dat zijn asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond verklaard is afgewezen. In hoeverre eiser in aanmerking komt voor internationale bescherming is namelijk onduidelijk. Het nader gehoor is te summier om hier een uitspraak over te kunnen doen. Eiser dient hierover dan ook nader te worden gehoord. Zo moet de minister eiser horen over de wijze waarop hij in aanmerking is gekomen met de bende en met de contactpersoon van de drugsbende, wat de bende hem exact heeft beloofd en of hij waarschuwingen heeft gekregen van hen.
9.1.
Het betoog slaagt niet. Gelet op hetgeen de rechtbank heeft geoordeeld in de overwegingen 6.1, 7.1 en 8.1 heeft de minister de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond afgewezen. In onderhavig geval is er voldoende informatie op basis waarvan de minister het bezwaar kennelijk ongegrond heeft kunnen verklaren. De rechtbank ziet niet in waarom de minister eiser nader zou moeten horen. De minister heeft immers voldoende vragen gesteld over de gestelde drugsbende.
Mocht de minister een terugkeerbesluit opleggen?
10. Eiser voert aan dat de minister geen terugkeerbesluit mocht opleggen. De minister heeft namelijk niet meegewogen dat eiser familieleden in Nederland en België heeft. Tussen eiser en zijn (pleeg)kinderen kan sprake zijn van gezinsleven als bedoeld in art 8 van het EVRM. Ook is er mogelijk sprake van een declaratoir verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez. De minister heeft in de gehoren geen diepgaande vragen gesteld over eisers familieleden. Het terugkeerbesluit is dan ook gebrekkig gemotiveerd en onzorgvuldig voorbereid. Daarom kan ook het inreisverbod geen standhouden.
10.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister heeft terecht op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 een terugkeerbesluit opgelegd en op grond van artikel 66a, eerste lid, van de Vw 2000 een inreisverbod van 2 jaren opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister dat voldoende zorgvuldig gedaan. Het is de verantwoordelijkheid van de minister om een terugkeerbesluit zorgvuldig voor te bereiden. Dit houdt ook in dat voordat een terugkeerbesluit wordt genomen, de vreemdeling tijdens het gehoor in voldoende mate in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn situatie naar voren te brengen. Zo nodig moet naar aanleiding van de verklaringen worden doorgevraagd. Op basis van die verklaringen moet de minister beoordelen of er voldoende concrete aanknopingspunten zijn voor het mogelijke bestaan van een afgeleid verblijfsrecht. [8] In onderhavig geval heeft de minister eiser vragen gesteld over zijn familiesituatie. Zo is gevraagd of hij kinderen heeft in de Europese Unie en waar zij wonen. Ook is gevraagd of familieleden in de Europese Unie afhankelijk zijn van hem. [9] De minister heeft eiser dus de kans gegeven om te verklaren over zijn familiesituatie. Uit de verklaringen van eiser zijn geen concrete aanknopingspunten voor het mogelijke bestaan van een afgeleid verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez gebleken. De minister heeft op basis van de verklaringen dan ook geen reden hoeven te zien om nader onderzoek te doen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag en het terugkeerbesluit en het inreisverbod in stand blijven. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Zaaknummer: NL24.22958.
3.Nader gehoor p. 9.
4.Nader gehoor p. 7 en 8.
5.Nader gehoor p 11.
6.Nader gehoor p. 10.
7.Nader gehoor p. 4 en 5.
8.ABRvS 28 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1155.
9.Gehoor aanmeldfase p. 10-12.