Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- de conclusie van antwoord, met producties.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de Staat der Nederlanden. [Eiser] had een Belgische strafrechtelijke veroordeling ondergaan en was aangemeld als zelfmelder voor de tenuitvoerlegging van zijn gevangenisstraf in Nederland. De Staat heeft echter de zelfmeldstatus van [eiser] ingetrokken na verdenkingen van nieuwe strafbare feiten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de intrekking van de zelfmeldstatus niet onrechtmatig was, omdat [eiser] rechtens zijn vrijheid was ontnomen door zijn aanhouding op verdenking van mishandeling. De voorzieningenrechter benadrukte dat de Minister en het CJIB beleidsvrijheid hebben bij de uitvoering van strafrechtelijke beslissingen en dat de intrekking van de zelfmeldstatus op basis van gewijzigde omstandigheden gerechtvaardigd was. De vorderingen van [eiser] om zijn zelfmeldstatus te herstellen en om in vrijheid te worden gesteld, werden afgewezen. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten van de Staat, die in totaal € 1.973,00 bedroegen, vermeerderd met wettelijke rente.