In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van de werkgever om de arbeidsovereenkomst met de werkneemster te ontbinden. De werkneemster, die sinds juni 2022 in dienst was als Medisch Analist C, had een verstoorde arbeidsrelatie met haar leidinggevende, wat leidde tot een reeks incidenten, waaronder bedreigende berichten die zij naar haar leidinggevende had gestuurd. De werkgever heeft de werkneemster op non-actief gesteld en een officiële waarschuwing gegeven na een incident op 25 januari 2024. De werkneemster heeft zich vervolgens ziek gemeld en betwistte het ontslag, waarbij zij aanvoerde dat er sprake was van een opzegverbod wegens ziekte. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen opzegverbod van toepassing was, omdat de feiten die aan het ontbindingsverzoek ten grondslag lagen niet verband hielden met de ziekte van de werkneemster. De rechter oordeelde dat de werkneemster door haar gedrag en uitingen de fatsoennormen had overschreden, maar dat dit niet voldoende was voor ontslag. Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat er sprake was van een verstoorde arbeidsrelatie, waardoor de arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 oktober 2024. De verzoeken van de werkgever om geen transitievergoeding toe te kennen werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd.