ECLI:NL:RBDHA:2024:13490

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
10984194 \ RL EXPL 24-5444
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens huurachterstand en afwijzing contractuele boete

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 augustus 2024 een mondelinge uitspraak gedaan over de ontbinding van een huurovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagden] c.s. De eiser, vertegenwoordigd door mr. N.F. Barthel, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van huurachterstanden, kosten voor beslaglegging, een contractuele boete en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. L.A. Uilkema, erkenden een huurachterstand van € 25.500,00, maar voerden aan dat deze was ontstaan door financiële problemen als gevolg van de coronacrisis en andere omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van zodanige omvang was dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van de contractuele boete af, omdat deze als oneerlijk werd aangemerkt. De gedaagden werden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de wettelijke rente en de kosten van beslaglegging. De ontruiming van het gehuurde werd vastgesteld voor 1 december 2024, met inachtneming van de belangen van minderjarige kinderen die in de woning verblijven. De kantonrechter heeft de proceskosten ten laste van de gedaagden gesteld en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Gravenhage
Zaaknummer: 10984194 \ RL EXPL 24-5444

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 9 augustus 2024

in de zaak van

[eiser] ,

te [plaatsnaam 1] ( [land] ),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. N.F. Barthel,
tegen
1.
[gedaagde sub 1] , TEVENS HANDELEND ONDER DE NAAM [handelsnaam],
te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] c.s.,
gemachtigde: mr. L.A. Uilkema.
De zaak wordt behandeld door mr. E.A.W. Schippers, kantonrechter, en mr. B.A.M. Rouing als griffier.
Aanwezig zijn:
- [naam] namens [bedrijfsnaam] ,
- mr. M. Bulk,
- mr. N.F. Barthel,
- [gedaagde sub 2] in persoon,
- mr. L.A. Uilkema.
Op de zitting zijn de pleitnotities van mr. M. Bulk aan het procesdossier toegevoegd.
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht. In dit proces-verbaal wordt alleen de mondelinge uitspraak weergegeven. Van wat op de mondelinge behandeling door of namens partijen naar voren is gebracht, zijn door de griffier afzonderlijk aantekeningen gemaakt.
Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

1. Gronden van de beslissing

1.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. veroordeling van [gedaagden] c.s. tot betaling van:
a. de vervallen huurtermijnen over de periode januari 2022 tot en met februari 2024 van € 25.500,00;
b. de nog te vervallen huurtermijnen van € 1.950,00 per maand tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
c. een vergoeding gelijk aan de overeengekomen huurtermijnen van € 1.950,00 per maand over de periode van ontbinding van de huurovereenkomst tot aan de ontruiming van het gehuurde;
2. veroordeling van [gedaagden] c.s. tot vergoeding van de gemaakte kosten ter zake van het leggen van het beslag van € 2.270,30;
3. veroordeling van [gedaagden] c.s. tot betaling van de contractuele boete van € 19.750,00;
4. veroordeling van [gedaagden] c.s. tot betaling van de tot en met 29 februari 2024 berekende wettelijke rente van € 2.126,06;
5. veroordeling van [gedaagden] c.s. tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.227,50;
6. ontbinding van de huurovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] als verhuurder en [gedaagden] c.s. als huurder met betrekking tot de woning met galerie aan het [adres] te [plaatsnaam 2] ;
7. veroordeling van [gedaagden] c.s. om het gehuurde met al degenen en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van [eiser] te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden;
8. veroordeling van [gedaagden] c.s. in de proceskosten.
1.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagden] c.s. handelen in strijd met de huurovereenkomst door de huur niet steeds tijdig en volledig te betalen. Omdat [gedaagden] c.s. berekend tot en met februari 2024 een huurachterstand van € 25.500,00 hebben laten ontstaan, moet de huurovereenkomst worden ontbonden en moet het gehuurde worden ontruimd. De huurachterstand moet daarnaast ook worden betaald. [eiser] maakt op grond van artikel 20.6 van de algemene bepalingen tevens aanspraak op een contractuele boete van in totaal € 19.750,00. Om [gedaagden] c.s. alsnog tot betaling te bewegen heeft [eiser] kosten moeten maken. Hij vordert daarom dat [gedaagden] c.s. de kosten voor het leggen van beslag en de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden aan hem moeten vergoeden.
1.3.
[gedaagden] c.s. vragen de kantonrechter de vorderingen van [eiser] af te wijzen en hem in de kosten van deze procedure te veroordelen. [gedaagden] c.s. erkennen dat zij een huurachterstand van meer dan dertien maanden hebben laten ontstaan, maar voeren aan dat deze achterstand zijn oorzaak vindt in een slechte financiële situatie ten gevolge van de coronacrisis, de stijgende inflatie en de oorlog in Oekraïne en dat er inmiddels schuldhulpverlening is ingezet. Samen met de omstandigheden dat er in het kader van vroegsignalering door [eiser] geen melding is gedaan bij de gemeente en er minderjarige kinderen in de woning verblijven, maakt dit volgens [gedaagden] c.s. dat de betalingsachterstand de ontbinding niet rechtvaardigt.
1.4.
Vooropgesteld wordt dat het in deze procedure gaat om een huurovereenkomst tussen een professioneel opererende partij enerzijds en twee consumenten anderzijds. Zowel in de huurovereenkomst als in de van toepassing zijnde algemene bepalingen wordt slechts gesproken over de (ver)huur van woonruimte. Dat [bedrijfsnaam] namens [eiser] , naast de woonruimte, tevens een galerie aan [gedaagden] c.s. verhuurt die zij gebruiken voor het tentoonstellen en verkopen van schilderijen, wordt hierin niet benoemd. Ter zitting is daarnaast erkend dat [eiser] meerdere woningen laat verhuren en beheren door een tussenpersoon. De kantonrechter moet daarom ambtshalve beoordelen of consumentenrechten in acht zijn genomen en of sprake is van oneerlijke en onredelijk bezwarende bepalingen die aan de toewijzing van de vordering van [eiser] in de weg staan.
1.5.
De tot en met maart 2024 berekende huurachterstand van € 25.500,00 wordt door [gedaagden] c.s. niet betwist. De kantonrechter zal [gedaagden] c.s. daarom veroordelen tot betaling van dit bedrag aan huurachterstand.
1.6.
Met de erkenning van de huurachterstand staat de tekortkoming van [gedaagden] c.s. vast. Iedere tekortkoming in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 lid 1 BW). Slechts een tekortkoming van voldoende gewicht geeft recht op ontbinding van de huurovereenkomst. Hierbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang.
1.7.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is, van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding rechtvaardigt. De door [gedaagden] c.s. genoemde persoonlijke en financiële omstandigheden leveren geen overmacht op en ontslaan [gedaagden] c.s. niet van de verplichting om de huur tijdig te voldoen. Hoewel het te prijzen is dat [gedaagden] c.s. inmiddels hulp hebben gezocht, is die omstandigheid, gelet ook op de hoogte van de huurachterstand, in dit stadium onvoldoende voor de afwijzing van de gevorderde ontbinding. Ook het enkele feit dat door of namens [eiser] geen melding van de betalingsachterstand van [gedaagden] c.s. bij de gemeente is gedaan zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening (Bgs) is onvoldoende om een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst af te wijzen. Er is geen sanctie gesteld op het niet melden en de verhuurder houdt de mogelijkheid om aan de kantonrechter ontbinding van de huurovereenkomst te vragen. De kantonrechter acht het daarnaast ook niet aannemelijk dat een vroegsignalering in dit geval het verder oplopen van de huurachterstand had kunnen voorkomen.
1.8.
[gedaagden] c.s. hebben daarnaast aangevoerd dat zij minderjarige kinderen hebben die ook in de woning verblijven. Op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) vormt het belang van de minderjarige kinderen een eerste overweging. Dit betekent echter niet dat een huurovereenkomst met huurders met minderjarige kinderen niet mag worden ontbonden. De ouders van minderjarige kinderen zijn in principe zelf verantwoordelijk voor tekortkomingen die tot een ontruiming kunnen leiden. De kantonrechter ziet in de aanwezigheid van de minderjarige kinderen in de woning echter wel aanleiding om een ruimere ontruimingstermijn te bepalen. De gevorderde ontbinding en ontruiming worden dus toegewezen, met dien verstande dat de huurovereenkomst tussen partijen per heden wordt ontbonden en het gehuurde vóór 1 december 2024 ontruimd moet zijn.
1.9.
Tegen de door [eiser] gevorderde vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de ontbinding en de ontruiming hebben [gedaagden] c.s. geen verweer gevoerd. De kantonrechter zal dit deel van de vordering dan ook als onweersproken en op de wet gegrond toewijzen.
1.10.
[eiser] vordert daarnaast op grond van artikel 20.6 van de algemene bepalingen een contractuele boete van € 25,00 voor iedere dag dat [gedaagden] c.s. niet volledig aan hun verplichtingen hebben voldaan. In totaal gaat het om een bedrag van € 19.750,00 aan contractuele boetes. Een boetebeding in een huurovereenkomst met een consument met betrekking tot woonruimte kan een oneerlijk beding zijn in de zin van Richtlijn 93/13. Dit moet ambtshalve worden getoetst. Volgens artikel 3 lid 3 van Richtlijn 93/13 kunnen als oneerlijk worden aangemerkt: bedingen die zijn opgenomen in de als bijlage van deze Richtlijn gevoegde indicatieve lijst (de blauwe lijst). Tot die bedingen behoort het beding (artikel 1 aanhef en onder e) dat tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen. Naar het oordeel van de kantonrechter is het beding zoals opgenomen in de algemene bepalingen oneerlijk, omdat de boete op de te late betaling van de huur fiks hoger is dan de wettelijke rente en naast de wettelijke rente wordt gevorderd. De boete is bovendien niet gemaximeerd en kan daardoor oneindig oplopen. De kantonrechter zal het beding daarom vernietigen, zodat het beding buiten toepassing zal worden gelaten. De gevorderde boete komt dus niet voor toewijzing in aanmerking.
1.11.
[eiser] vordert tevens vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is van toepassing. Omdat [gedaagden] c.s. consumenten zijn, moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten (artikel 6:96 leden 5 en 6 BW). De gevorderde vergoeding van € 1.227,50 komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu ter zitting is erkend dat [eiser] geen zogenoemde veertiendagenbrief aan [gedaagden] c.s. heeft gestuurd. Dit deel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
1.12.
[gedaagden] c.s. hebben tegen de tot en met 29 februari 2024 berekende wettelijke rente van € 2.126,06 geen verweer gevoerd. De vordering tot betaling van dit bedrag zal daarom als onweersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
1.13.
[eiser] vordert vergoeding van de gemaakte kosten van het leggen van conservatoir beslag van € 2.270,30. Nu [eiser] dit bedrag gemotiveerd heeft onderbouwd en [gedaagden] c.s. op dit punt geen verweer hebben gevoerd, zal ook dit deel van de vordering worden toegewezen.
1.14.
[gedaagden] c.s. zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,92
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.356,92
1.15.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij vooraard verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
1.16.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn. Daarvan is geen sprake. De kantonrechter heeft hierbij alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de vordering niet relevant zijn, zijn dus niet getoetst.
2. De beslissing
De kantonrechter
2.1.
ontbindt de tussen [bedrijfsnaam] en [gedaagden] c.s. bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde gelegen aan het [adres] te [plaatsnaam 2] ,
2.2.
veroordeelt [gedaagden] c.s. om vóór 1 december 2024 het gehuurde met al degenen en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt, volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van [eiser] te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden,
2.3.
veroordeelt [gedaagden] c.s. tot betaling van:
de vervallen huurtermijnen over de periode januari 2022 tot en met februari 2024 van € 25.500,00,
de nog te vervallen huurtermijnen van € 1.950,00 per maand vanaf maart 2024 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst,
een vergoeding gelijk aan de overeengekomen huurtermijnen van € 1.950,00 per maand over de periode van ontbinding van de huurovereenkomst tot aan de ontruiming van het gehuurde,
2.4.
veroordeelt [gedaagden] c.s. tot vergoeding van de gemaakte kosten ter zake het leggen van het beslag van € 2.270,30,
2.5.
veroordeelt [gedaagden] c.s. tot betaling van de tot en met 29 februari 2024 berekende wettelijke rente van € 2.126,06,
2.6.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 1.356,92, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
2.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
2.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. E.A.W. Schippers en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier de kantonrechter