ECLI:NL:RBDHA:2024:13489

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
09/151415-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van twee winkeldiefstallen met onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor twee jaar

Op 22 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 1986 te Polen, die op 4 mei 2024 in Zoetermeer twee winkeldiefstallen heeft gepleegd. De verdachte heeft een broek en een jas gestolen uit de Primark en een fles whisky uit de Gall & Gall. De rechtbank heeft op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen vastgesteld dat de verdachte de goederen zonder betaling uit de winkels heeft meegenomen. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten en de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar. De verdediging heeft betoogd dat niet aan alle criteria voor de ISD-maatregel is voldaan en heeft om een voorwaardelijke maatregel verzocht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte, gezien zijn strafblad en eerdere veroordelingen, onder de definitie van stelselmatige dader valt. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd, omdat er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. De rechtbank heeft de maatregel voor de maximale duur van twee jaar opgelegd, zonder aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/151415-24
Datum uitspraak: 22 augustus 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , Polen,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaatsnaam] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 8 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M.A. Ramdharie-Beckers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.B. Baumgarten naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 4 mei 2024 te Zoetermeer een broek en een jas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Primark (vestiging Zoetermeer), in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 4 mei 2024 te Zoetermeer een fles whisky, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Gall & Gall (vestiging Zoetermeer), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024140672, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 34).
Ten aanzien van feit 1
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens Primark, opgemaakt op 4 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 5):
Ik heb de diefstal zelf gezien. De goederen zijn door de verdachte uit het zicht gebracht. Deze zijn weggestopt in de door de verdachte zelf meegebrachte Albert Heijn tas. De verdachte passeerde de kassa zonder de goederen ter betaling aan te bieden. De volgende goederen zijn weggenomen: een broek en een jas. Er zijn beelden beschikbaar van de diefstal.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 9):
Ik bekeek de camerabeelden die beschikbaar waren. Ik zag dat op deze beelden de verdachte stond. Ik zie dat de verdachte een broek pakt en ik zie dat de verdachte meerdere malen om zich heen kijkt. Ik zie dat de verdachte met de broek wegloopt. Ik zie dat de verdachte tijdens het weglopen de broek kleiner maakt en ik zie dat de Albert Heijn tas richting de broek gaat.
Ik zie dat de verdachte een jas voor zich houdt. Ik zie dat de verdachte wegloopt met een jas in zijn handen.
Ik zie dat de verdachte aansluit in de rij. Ik zie dat de verdachte de rij verlaat.
Ik zie dat de verdachte richting de uitgang loopt en ik zie dat de verdachte vervolgens de winkel verlaat. Ik zie dat de verdachte nog steeds de blauwe Albert Heijn tas vast heeft, met hierover heen de blauwe jas. Ik zie dat de verdachte met deze goederen de winkel verlaat.
Ten aanzien van feit 2
1.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 7):
Bij de insluitingsfouillering werd in een door de verdachte meegevoerde rugtas een onaangebroken fles whisky aangetroffen. Ik zag dat deze fles whisky van het merk Jack Daniels was. Omdat niet uitgesloten kon worden dat deze fles alcoholische drank van diefstal afkomstig was, heb ik een onderzoek ingesteld bij de dichtstbijzijnde slijterij. Dit betrof de Gall & Gall gevestigd in de Promenade te Zoetermeer. Een medewerker van voornoemde slijterij verklaarde twee flessen van dit merk in het schap te missen.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] namens Gall & Gall, opgemaakt op 4 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 14):
Ik zag dat wij inderdaad 2 flessen miste. De flessen Jack Daniels staan bij de ingang van de winkel. Ik ben de camerabeelden gaan bekijken. Ik zag dat een man met rugzak en een Albert Heijn tasje in zijn hand bij het schap van de Jack Daniels blijft staan. Hij pakt een fles Jack Daniels en draait zich met zijn rug naar de winkel toe. Hier stopt hij de fles in zijn Albert Heijn tas. Daarna blijft hij nog even bij het schap staan en loopt dan de winkel uit.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 17):
Ik bekeek de beelden die beschikbaar waren. Ik zag dat op deze beelden de verdachte stond. Ik zag dat er één fragment beschikbaar was. Ik zag op dit fragment dat de verdachte bij de ingang van de Gall & Gall stond. Ik zag dat de verdachte een blauwe plastic Albert Heijn tas bij zich had. Ik zag dat de verdachte de winkel in liep. Ik zag dat hij bij een schap stond waarop meerdere flessen drank stonden. Ik zag dat de verdachte met zijn rechterhand een fles drank pakte. Ik zie dat de verdachte direct de fles drank in de blauwe plastic Albert Heijn tas laat glijden. Ik zie dat de verdachte nog 20 seconden blijft staan bij het schap met de dranken. Ik zie dat de verdachte na die 20 seconden zich omdraait en de winkel verlaat met de blauwe plastic Albert Heijn tas.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de hiervoor onder 3.3 genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 4 mei 2024 te Zoetermeer een broek, een jas en een fles whiskey heeft gestolen. Aangever [naam 1] heeft gezien dat de verdachte een broek en een jas in de Primark heeft gepakt en zonder te betalen de winkel heeft verlaten. Deze goederen zijn aangetroffen in de tas van de verdachte. Bovendien blijkt uit de camerabeelden dat hij de goederen niet afrekent bij de kassa en vervolgens de poortjes en de eerste deur van de winkel passeert naar de uitgang. Aangever [naam 2] heeft op camerabeelden gezien dat de verdachte een fles whiskey in de Gall & Gall pakt en vervolgens de winkel uitloopt zonder te betalen. Dit blijkt tevens uit het proces-verbaal van bevindingen met beschrijving van deze camerabeelden. Deze fles is aangetroffen bij de verdachte. Met de hiervoor genoemde wegnemingshandelingen heeft de verdachte het oogmerk gehad om wederrechtelijk als heer en meester over deze goederen te beschikken.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 4 mei 2024 te Zoetermeer een broek en een jas die geheel aan Primark (vestiging Zoetermeer) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 4 mei 2024 te Zoetermeer een fles whisk
ey die geheel aan Gall & Gall (vestiging Zoetermeer) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is voldaan aan alle criteria om de ISD-maatregel op te kunnen leggen. Voor zover wel aan de criteria zou zijn voldaan, verzoekt de raadsman om de ISD-maatregel geheel voorwaardelijk op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De tenlastegelegde feiten onder 1 en 2 waarvoor de verdachte wordt veroordeeld zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het strafblad blijkt dat de verdachte in de vijf jaren voordat hij deze feiten pleegde ten minste drie keer voor een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf. De feiten waarvoor de verdachte nu wordt veroordeeld, heeft hij gepleegd nadat deze straffen ten uitvoer zijn gelegd.
De verdachte valt onder de definitie van stelselmatige dader uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, nu over een periode van vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten tegen hem zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De rechtbank heeft het gemotiveerde rapport van de reclassering gezien over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de ISD-maatregel voor de verdachte. Dat rapport van 9 juli 2024 is opgemaakt en ondertekend door mevrouw [naam 3] . Uit het rapport volgt dat het plegen van strafbare feiten door de verdachte te maken heeft met (vermoedens van) verslavingsproblemen en mogelijk met andere problemen, namelijk neurologische schade als gevolg van een eerdere operatie bij de verdachte. In 2023 is al onderzocht of de ISD maatregel aan de verdachte opgelegd moest worden. Toen werd er geconcludeerd dat er eerst een traject aangeboden moest worden vanuit de reclassering. De verdachte staat dan ook onder reclasseringstoezicht, maar hij houdt zich niet aan de opgelegde bijzondere voorwaarden. Daarbij is van belang dat de verdachte niet verschijnt, maar ook geen recht heeft op sociale voorzieningen zoals een uitkering. Dat maakt een invulling van bijzondere voorwaarden lastig. De reclassering ziet veel criminogene factoren en een gebrek aan beschermende factoren. Vanwege die omstandigheden, samen met het huidige verloop van het reclasseringstoezicht en de uitdagingen op dat gebied, adviseert de reclassering om aan de verdachte de onvoorwaardelijke ISD maatregel op te leggen. Dat zou ook nog de mogelijkheid bieden om eventuele neurologische schade bij de verdachte te onderzoeken.
Dit alles bij elkaar genomen maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Omdat de verdachte steeds weer overlast en/of schade veroorzaakt – zelfs wanneer hem de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf boven het hoofd hangt – gaat nu het belang van de samenleving voor. Daarom is het voor de veiligheid van goederen nodig om de ISD-maatregel op te leggen. Anders dan de verdediging heeft bepleit, geldt voor het opleggen van de ISD-maatregel niet het vereiste dat alle aan de verdachte opgelegde straffen volledig ten uitvoer moeten zijn gelegd. Vereist is dat de verdachte in de vijf jaren voordat hij deze feiten pleegde ten minste drie keer voor een misdrijf onherroepelijk is. Aan dat vereiste wordt voldaan.
Daarnaast kan de ISD-maatregel een bijdrage leveren aan het oplossen van de (mogelijke) verslavingsproblemen van de verdachte, kan onderzoek gedaan worden naar neurologische schade en kan de verdachte zich richten op het vinden van betaalde arbeid en zich financieel voorbereiden op een leven na de ISD-maatregel om herhaling van delictgedrag te voorkomen.
Oplegging van de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm, zoals door de verdediging bepleit, acht de rechtbank om meerdere redenen niet aangewezen. Zoals blijkt uit het reclasseringsrapport en de toelichting van de deskundige ter terechtzitting, heeft de verdachte in 2023 reclasseringstoezicht opgelegd gekregen, maar heeft de verdachte zich niet aan de opgelegde bijzondere voorwaarden gehouden. De reclassering heeft op 25 april 2024 een retourmelding gedaan van dit opgelegde toezicht. Daarbij is aangegeven dat contact met de verdachte niet mogelijk is gebleken. Daarnaast is de verdachte momenteel dakloos, heeft hij geen dagbesteding, geen inkomen, geen steunend netwerk en zijn er vermoedens van verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft er daarom geen vertrouwen in dat de verdachte zich nu, bij oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel, aan voorwaarden zal houden. Alleen een onvoorwaardelijke ISD-maatregel kan naar het oordeel van de rechtbank duurzaam de kans op recidive verkleinen.
Vooral ter optimale bescherming van de maatschappij, maar ook om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, is het belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet aftrekken van de duur van die maatregel.
De rechtbank ziet geen aanleiding om voor een kortere periode dan de maximale duur van twee jaren de ISD-maatregel op te leggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal;
ten aanzien van feit 2:
diefstal;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
legt de verdachte op:
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (TWEE) JAREN;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht
nietbij de tenuitvoerlegging van deze maatregel in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T.A.B. Mentink, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. M.H.J. Doornink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Groeneveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 augustus 2024.