In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Somalische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 13 maart 2022 een aanvraag ingediend, die op 21 november 2023 door de minister als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 4 juni 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. Na de zitting is het onderzoek heropend vanwege nieuwe informatie van eiser, maar uiteindelijk hebben partijen toestemming gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen.
De rechtbank oordeelt dat de minister geen nieuw voornemen had hoeven uitbrengen en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. Eiser heeft aangevoerd dat hij bedreigd wordt door Al-Shabaab en dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank concludeert echter dat de minister terecht heeft vastgesteld dat de veiligheidssituatie in Marka, waar eiser vandaan komt, niet zodanig is dat er een reëel risico bestaat. De rechtbank wijst erop dat eiser niet over land hoeft te reizen naar Marka, maar gebruik kan maken van een veilige bootverbinding.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de minister het telefoongesprek van eiser met zijn oom, waarin hij werd gevraagd om voor Al-Shabaab te werken, niet als rekruteringspoging heeft aangemerkt. De rechtbank vindt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom dit niet als zodanig moet worden beschouwd. Desondanks oordeelt de rechtbank dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk gevaar loopt bij terugkeer naar Somalië. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskostenvergoeding af.