ECLI:NL:RBDHA:2024:13472

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.39454
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somaliër wegens onvoldoende bewijs van reëel risico op ernstige schade bij terugkeer

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Somalische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 13 maart 2022 een aanvraag ingediend, die op 21 november 2023 door de minister als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 4 juni 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. Na de zitting is het onderzoek heropend vanwege nieuwe informatie van eiser, maar uiteindelijk hebben partijen toestemming gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen.

De rechtbank oordeelt dat de minister geen nieuw voornemen had hoeven uitbrengen en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. Eiser heeft aangevoerd dat hij bedreigd wordt door Al-Shabaab en dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank concludeert echter dat de minister terecht heeft vastgesteld dat de veiligheidssituatie in Marka, waar eiser vandaan komt, niet zodanig is dat er een reëel risico bestaat. De rechtbank wijst erop dat eiser niet over land hoeft te reizen naar Marka, maar gebruik kan maken van een veilige bootverbinding.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de minister het telefoongesprek van eiser met zijn oom, waarin hij werd gevraagd om voor Al-Shabaab te werken, niet als rekruteringspoging heeft aangemerkt. De rechtbank vindt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom dit niet als zodanig moet worden beschouwd. Desondanks oordeelt de rechtbank dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk gevaar loopt bij terugkeer naar Somalië. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39454

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. N.D. Schraa),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. E. Özel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is van Somalische nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 1999. Hij heeft op 13 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 21 november 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.
1.2.
De rechtbank heeft na de zitting het onderzoek gesloten. Op 18 juni 2024 heeft eiser een nieuw stuk overgelegd. De rechtbank heeft daarom op 21 juni 2024 het onderzoek heropend en de minister in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. De minister heeft hier bij brief van 4 juli 2024 op gereageerd. Op die brief heeft eiser op 17 juli 2024 een nadere reactie gegeven. Op die brief heeft de minister vervolgens op 22 juli 2024 weer gereageerd.
1.3.
Partijen hebben toestemming gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag – kort samengevat – het volgende ten grondslag. Hij is gebeld door zijn oom die een [rol] is van Al-Shabaab. Zijn oom wil dat eiser als automonteur voor Al-Shabaab gaat werken. Eiser is daarop Somalië ontvlucht. Daarnaast heeft hij problemen ondervonden in Somalië omdat hij behoort tot de minderheidsgroep, [naam] .
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Telefoon van oom met het verzoek om automonteur te worden voor Al-Shabaab;
Ondervonden discriminatie vanwege het behoren tot een minderheidsgroep.
De minister acht alle drie de elementen geloofwaardig. Eisers gestelde vrees om gedood te worden door Al-Shabaab bij terugkeer naar Somalië acht de minister echter niet aannemelijk. De vrees om gediscrimineerd te worden acht de minister wel aannemelijk, maar niet zwaarwegend genoeg om te concluderen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Op wat de minister daartoe overweegt wordt hieronder – voor zover relevant – nader ingegaan.
Had de minister een nieuw voornemen moeten uitbrengen?
6. Eiser betoogt dat de minister een nieuw voornemen had moeten uitbrengen. [2] In het bestreden besluit werpt de minister eiser namelijk tegen dat hij zijn verklaringen over zijn oom als [rol] van Al-Shabaab niet geloofwaardig acht, terwijl de minister zijn verklaringen over zijn oom in het voornemen wel geloofwaardig achtte. Hiermee creëert de minister een nieuwe tegenwerping die in het kader van de geloofwaardigheid van eisers relaas niet voorkwam in het voornemen.
6.1.
De rechtbank oordeelt dat de minister geen nieuw voornemen had hoeven uitbrengen. De minister heeft op de zitting namelijk toegelicht dat eisers verklaringen over zijn oom als [rol] van Al-Shabaab direct zijn meegenomen bij de vraag of eisers vrees op een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM aannemelijk is. Er wordt daarmee niet getwijfeld aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser. Er is dus geen sprake van een feit of omstandigheid die naar aanleiding van de zienswijze van eiser anders is beoordeeld of gewogen. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Loopt eiser bij terugkeer naar Somalië een reëel risico op ernstige schade?
7. Eiser betoogt dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade omdat de veiligheidssituatie in Marka zeer precair is en omdat het telefoontje van zijn oom als rekruteringspoging gezien moet worden.
Veiligheidssituatie in Marka
7.1.
Eiser betoogt dat de veiligheidssituatie in Marka en omstreken zeer precair is en er daarom beperkte zwaarwegendheid van het asielrelaas nodig is om te kunnen spreken van een reëel risico op ernstige schade. Er zijn namelijk grote vraagtekens te zetten bij de ogenschijnlijk volledige controle van de Somalische overheid en de afwezigheid van Al-Shabaab in Marka. De enige reden dat eiser niet onder systematische blootstelling aan een artikel 3 EVRM-risico als bedoeld in paragraaf C7/30.4.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 valt, is omdat hij niet over land hoeft te reizen om van of naar Mogadishu te komen aangezien er ook een bootverbinding bestaat tussen Mogadishu en Marka. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het rapport van het European Union Agency for Asylum (EUAA) van 2023. Hieruit volgt dat zich in Marka 292 incidenten hebben voorgedaan en in de hele provincie Lower Shabelle 915. [3] Daarnaast heeft eiser verschillende kaarten overgelegd waarop de invloedssfeer van Al-Shabaab in de regio is weergeven. Hieruit volgt dat Marka wordt omringd door plaatsen die in handen zijn van Al-Shabaab en dat Marka zich in een “assessed Al-Shabaab attack zone” bevindt. De minister is verplicht om rekening te houden met bovengenoemde gezaghebbende bronnen en dient ervan uit te gaan dat Al-Shabaab nog steeds aanwezig en actief is in en om Marka. Bovendien heeft eiser in het gehoor wel verklaard over de aanwezigheid van Al-Shabaab in Marka. Hij heeft namelijk verklaard dat hij heeft gehoord van de moord op de imam en dat deze door Al-Shabaab is gepleegd.
7.2.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat eiser bij terugkeer naar Marka, Somalië, geen reëel risico loopt op ernstige schade. De minister wijst er in dat kader terecht op dat uit het Algemeen ambtsbericht over Somalië uit 2023 (ambtsbericht) volgt dat Marka onder controle staat van de federale overheid en dat eiser niet over land hoeft te reizen naar Marka, omdat er een veilige bootverbinding bestaat tussen Mogadishu en Marka. [4] Ook uit de door eiser overgelegde bronnen volgt dat Marka zelf niet onder controle staat van Al-Shabaab. Eiser kan de eventuele aanwezigheid van Al-Shabaab in gebieden tussen Mogadishu en Marka ontlopen door middel van de bootverbinding tussen Mogadishu en Marka. Uit het ambtsbericht volgt dat er geen aanwijzingen zijn dat Al-Shabaab tijdens de verslagperiode aanvallen uitvoerde op deze bootverbinding. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Rekruteringspoging door Al-Shabaab
7.3.
Eiser betoogt verder dat de minister zich ten onrechte op het standpunt stelt dat het niet aannemelijk is dat hij bij terugkeer naar Somalië gedood wordt door zijn oom of Al-Shabaab. Het telefoongesprek tussen eiser en zijn oom is namelijk als rekruteringspoging te beschouwen. Hoewel uit het ambtsbericht volgt dat rekrutering meestal vrijwillig gebeurt en gedwongen rekrutering vooral voorkomt in gebieden die onder controle staan van Al-Shabaab, kan rekrutering buiten deze gebieden dus wel degelijk plaatsvinden. Hoewel de kans daarop kleiner is, staat Marka alleen onder relatieve controle van de overheid en wordt Marka omringd door gebieden die door Al-Shabaab worden gedomineerd. Eiser verwijst verder ter onderbouwing naar het rapport van het European Union Agency for Asulum (EASO) van september 2021. [5] Hieruit volgt dat Al-Shabaab onder andere jongeren rekruteert om monteur te worden. De minister stelt bovendien ten onrechte dat eisers vermoeden dat het niet meewerken aan de telefonische rekrutering tot gevaar voor eigen leven leidt een niet nader onderbouwd vermoeden is. Dat er geen concrete dreiging is geuit, betekent niet dat de situatie ongevaarlijk zou zijn voor eiser. Uit het EUAA-rapport volgt namelijk dat personen die weigerden om te gaan werken voor Al-Shabaab zijn bedreigd en als afvalligen zijn aangemerkt. Sommigen zijn ook vermoord. [6] Bovendien volgt uit het feit dat eiser drie keer is gebeld door zijn oom, dat zijn oom het er niet bij zou laten zitten. Op de zitting heeft eiser tot slot verklaard dat zijn ouders hem één dag voor de zitting hebben verteld dat ze zijn gevlucht naar Kenia omdat zijn oom langs zou zijn geweest en naar eiser en zijn jongere broertje heeft gevraagd. Na de zitting heeft eiser ter onderbouwing hiervan een schriftelijke verklaring van zijn vader en moeder overgelegd. Daarin wordt ook aangegeven dat ze werden bedreigd en losgeld moesten betalen.
7.4.
De rechtbank oordeelt allereerst dat de minister ten onrechte het telefoongesprek niet als rekruteringspoging heeft aangemerkt. Uit het rapport van EASO volgt immers dat Al-Shabaab onder alle leeftijdsgroepen, waaronder jonge mannen, rekruteert en dat zij onder andere op zoek zijn naar monteurs. Nu de minister het telefoontje van eisers oom waarin eiser is verzocht om te gaan werken voor Al-Shabaab geloofwaardig heeft geacht, heeft de minister onvoldoende gemotiveerd waarom hij dit vervolgens niet als rekruteringspoging beschouwt.
7.5.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat eiser de vrees die hij stelt te hebben vanwege de rekruteringspoging niet aannemelijk heeft gemaakt. Hoewel uit het rapport van EUAA blijkt dat personen die weigeren om voor Al-Shabaab te gaan werken kunnen worden bedreigd, stelt de minister terecht dat eiser slechts éénmalig door zijn oom is verzocht om automonteur te worden voor Al-Shabaab. Hoewel eiser drie telefoontjes heeft gehad, heeft hij alleen bij het derde telefoontje opgenomen en ook een kort gesprek gevoerd. Zijn oom heeft hem in dat derde gesprek verzocht om voor Al-Shabaab te gaan werken. [7] Na dat telefoontje heeft eiser niks meer van zijn oom of Al-Shabaab vernomen. Ook heeft eiser nadat hij Marka had verlaten, nog een week in Mogadishu kunnen verblijven. [8] Tot slot oordeelt de rechtbank met de minister dat in de overgelegde verklaring van zijn vader en moeder enkel staat dat zijn ouders zijn lastgevallen door zijn oom, maar is de gestelde bedreiging of het betalen van losgeld verder niet geconcretiseerd. Wanneer zij problemen hadden, met wie zij problemen hadden, wanneer zij zijn gevlucht naar Kenia en of ze daar daadwerkelijk zijn blijkt niet uit de overgelegde verklaring. De minister merkt verder terecht op dat deze verklaring juist tegenstrijdig is aan eisers eerdere verklaringen dat zijn familie hem nooit iets verteld en dat hij niet weet of ze zijn lastiggevallen. [9] Bovendien valt niet in te zien dat eiser nooit eerder zelf navraag heeft gedaan bij zijn familie, nu hij vanwege de gestelde bedreigingen asiel heeft aangevraagd in Nederland. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. de Gooijer, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Eiser verwijst daarbij naar artikel 3.119, aanhef en onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
3.EUAA, Country Guidance: Somalia 2023.
4.Algemeen Ambtsbericht Somalië (juni 2023), p. 13 en 48
5.EASO, Country of Origin Information Report: Somalia Targeted profiles (september 2021), p. 18.
6.EUAA, Country Guidance: Somalia 2023, par. 3.3.
7.Verslag nader gehoor, p. 8.
8.Verslag nader gehoor, p. 19.
9.Verslag nader gehoor, p. 16.