ECLI:NL:RBDHA:2024:13446
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in asielzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft verzoeker op 8 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 30 maart 2022. De minister van Asiel en Migratie heeft op 17 juni 2024 de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. De rechtbank heeft vervolgens, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval heeft de minister aan verzoeker tegemoetgekomen door alsnog een beslissing te nemen op de asielaanvraag, wat de rechtbank bevestigt.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond is en veroordeelt de minister in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. De kosten worden vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' toepast, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. L.E.A. Jonkers-Vellinga, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.