ECLI:NL:RBDHA:2024:13435
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke verzoek om verblijf als familie- of gezinslid
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een verblijfsvergunning regulier heeft aangevraagd met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij [A]. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 12 maart 2024 afgewezen, waarna verzoekster bezwaar heeft gemaakt en de voorzieningenrechter heeft verzocht om een voorlopige voorziening. Verzoekster is vrijgesteld van griffierecht wegens betalingsonmacht en partijen hebben toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.
De voorzieningenrechter oordeelt op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat, gezien de onverwijlde spoed en de betrokken belangen, een voorlopige voorziening noodzakelijk is. Verzoekster verzoekt om haar uitzetting achterwege te laten tot vier weken na de beslissing op bezwaar. De minister heeft in een brief van 11 juli 2024 aangegeven zich niet te verzetten tegen dit verzoek, wat leidt tot rechtmatig verblijf voor verzoekster.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en verbiedt de uitzetting van verzoekster tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 875,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 25 juli 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.