ECLI:NL:RBDHA:2024:13414

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
09/255007-22, 09/212612-24 en 09/153510-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en het aanwezig hebben van drugs met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 22 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drugshandel en het aanwezig hebben van drugs. De verdachte, geboren in 1970 in Marokko, werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren en aanwezig hebben van cocaïne en heroïne in de periode van 1 mei 2022 tot en met 12 december 2022. De rechtbank heeft op basis van de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de feiten. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan middelencontrole en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook een snorfiets verbeurd verklaard die in verband stond met de drugshandel. De verdachte heeft eerder ook al veroordelingen voor Opiumwetfeiten op zijn naam staan, wat meegewogen is in de strafmaat. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/255007-22 (dagvaarding I), 09/212612-24 (dagvaarding II, ttz. gev.) en 09/153510-20 (tul)
Datum uitspraak: 22 augustus 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1970 te [geboorteplaats 1] (Marokko),
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 8 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P. de Mos en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R.P. de Graaf naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I
1
hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 mei 2022 tot en met 12 december 2022 te Leiden en/of een of meerdere tot op heden onbekend gebleven plaatsen, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 12 december 2022 te Leiden, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 33,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 39,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Dagvaarding II
hij op of omstreeks 1 maart 2024 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde cocaïne en/of heroïne en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
Inzake dagvaarding I heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Inzake dagvaarding II heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van dagvaarding I feit 2 en dagvaarding II heeft de raadsman zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat dit bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van dagvaarding I feit 1 heeft de raadsman zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat dit bewezen kan worden verklaard voor wat betreft de periode van
15 oktober 2022 tot 12 december 2022. Voor het overige dient vrijspraak te volgen.
3.3.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor een deel van de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan.
De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Ten aanzien van dagvaarding I (feit 2):
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022261144, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 717).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van
8 augustus 2024;
2. Het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt op 12 december 2022 (p. 14-15);
3. Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt op
12 december 2022 (p. 231-233);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 december 2022 (p. 260-261);
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 december 2022 (p. 498-500);
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 december 2022 (p. 507-510);
7. Een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, op
20 december 2022 opgemaakt en ondertekend door ing. F. Wallace (p. 501);
8. Een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, op
20 december 2022 opgemaakt en ondertekend door ing. F. Wallace (p. 502);
9. Een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, op
20 december 2022 opgemaakt en ondertekend door ing. F. Wallace (p. 511);
10. Een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, op
20 december 2022 opgemaakt en ondertekend door ing. F. Wallace (p. 512);
11. Een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, op
20 december 2022 opgemaakt en ondertekend door ing. F. Wallace (p. 513).
Ten aanzien van dagvaarding II:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1300-2024049370, van de politie eenheid Landelijke Expertise En Operaties, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 39).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van
8 augustus 2024;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 maart 2024 (p. 2-5);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 maart 2024, (p. 7-8);
4. Een geschrift, te weten het laboratoriumrapport met rapportnummer 0277N24, op 18 juli 2024 opgemaakt en ondertekend door ing. L.I. Stuyver, forensisch expert (ongenummerd).
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden met betrekking tot dagvaarding I feit 1.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-202261144, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 717).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 augustus 2024, voor zover inhoudende:
“Van medio oktober tot de dag van aanhouding heb ik in drugs gehandeld, zowel wit als bruin.”
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 november 2022 (p. 61-121);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 december 2022, voor zover inhoudende (p. 331 en 332):
Op 13 december 2022 waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , op de [adres 2] te Leiden.
Op de [adres 2] te Leiden staat ingeschreven:
[getuige 1]
Geboren [geboortedatum 2] 1974 te [geboorteplaats 2] (Duitsland)
Ik heb [getuige 1] uitgelegd dat hij als afnemer naar voren was gekomen van een dealtelefoon.
Uit de informatie die [getuige 1] verstrekt kan geconcludeerd worden dat ' [bijnaam verdachte] ', zoals [getuige 1] hem kent, de verdachte [verdachte] betreft. [getuige 1] verklaart dat hij bij [verdachte] bestelt, omdat hij onder andere vroeg wakker is. [getuige 1] verklaart dat er cocaïne en heroïne besteld kan worden. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg hoe lang [verdachte] al dealt. [getuige 1] verklaarde dat dit al een lange tijd was. [getuige 1] verklaarde dat [verdachte] al dealde toen het slecht met hem ging. Dit was langer dan 4 jaar geleden.
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt op
17 december 2022, voor zover inhoudende (p. 454 en 455):
De getuige verklaarde:
V: Wat gebruik jij nog meer naast een joint?
A: Wit en bruin, eigenlijk allebei.
V: Wat betaal jij voor een wit of een bruin?
A: 1 balletje is 10 euro.
V: Wij laten u een foto zien. Wie is dit?
0: Verbalisanten tonen foto 1 waar [verdachte] op te zien is.
A: Daar koop ik bij, ik ken hem als [bijnaam verdachte] . Zijn echte naam weet ik niet.
V: Hoe lang koop jij al bij [bijnaam verdachte] ?
A: ik denk al 2 jaar.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 november 2022, voor zover inhoudende (p. 39-43):
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , verklaar het volgende:
Naar aanleiding van TCI PV 395-2022 uit oktober 2022 werden historische gegevens opgevraagd van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Volgens de TCI informatie zou dit nummer worden door [verdachte] . [verdachte] zou zich " [bijnaam verdachte] " noemen. Uit de ontvangen historische gegevens bleek:
• Dat er gegevens beschikbaar waren in de periode van 8 september 2022 tot en met
1 november 2022.
Uit onderzoek naar de historische gegevens van het nummer [telefoonnummer 1] is gebleken dat er veelvuldig met diverse nummers contact was. Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat verschillende nummers konden worden gekoppeld aan drugsgerelateerde zaken. Hieronder staan enkele nummers die zeer frequent contact hadden en/of waarvan uit onderzoek bleek dat de gebruikers drugsgebruiker waren.
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 2]
• Hoe vaak contact: 230
• Gebruiker Ciot: [getuige 1] , [adres 2] te Leiden
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 3]
• Hoe vaak contact: 138
• Gebruiker: [naam 1] , [adres 3] te Leiden
• Bijzonderheden: Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat [naam 1] een
gevarenclassificatie harddruggebruiker had.
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 4]
• Hoe vaak contact: 127
• Gebruiker: [naam 2] , [postadres] te Leiden
• Bijzonderheden: Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat [naam 2] een gevarenclassificatie harddruggebruiker had.
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 5]
• Hoe vaak contact: 32
• Gebruiker: [naam 3] , [adres 4] te Leiden
• Bijzonderheden: Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat [naam 3] een
gevarenclassificatie harddruggebruiker had.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 november 2022, voor zover inhoudende (p. 57-60):
De historische verkeersgegevens van het nummer [telefoonnummer 6] werden opgevraagd voor de periode van 15 mei 2022 tot en met 15 november 2022. Uit de historische gegevens bleek dat het nummer vanaf 3 november 2022 in gebruik was genomen. De hoeveelheid contacten en de frequentie van sommige contacten waren kenmerkend voor een lijn die wordt gebruikt om verdovende middelen te dealen. Uit onderzoek naar de contacten van het nummer [telefoonnummer 6] bleek dat een groot deel van de contacten ook voorkwamen in de historische gegevens van het nummer [telefoonnummer 1] ( [verdachte] ). Een deel van de historische contacten van het nummer [telefoonnummer 6] konden aan drugs gerelateerde zaken worden gekoppeld. Hieronder staan enkele drugs gerelateerde contacten met het aantal maal dat zij contact hadden met nummer [telefoonnummer 6] :
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 2]
• Hoe vaak contact: 125
• Gebruiker Ciot: [getuige 1] , [adres 2] te Leiden
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 4]
• Hoe vaak contact: 34
• Gebruiker: [naam 2] , [postadres] te Leiden
• Bijzonderheden: Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat [naam 2] een gevarenclassificatie harddruggebruiker had.
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 5]
• Hoe vaak contact: 39
• Gebruiker: [naam 3] , [adres 4] te Leiden
• Bijzonderheden: Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat [naam 3] een
gevarenclassificatie harddruggebruiker had.
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 7]
• Hoe vaak contact: 28
• Gebruiker: [naam 4] , [adres 5] te Leiden
• Bijzonderheden: Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat [naam 4] een
gevarenclassificatie harddruggebruiker had.
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 8]
• Hoe vaak contact: 30
• Gebruiker: [naam 5] , [adres 6] te Leiden
• Bijzonderheden: Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat de gebruiker van het nummer harddruggebruiker was.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 december 2022, voor zover inhoudende (p. 200 en 201):
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] , verklaar het volgende:
Op 12 december 2022 is er een iPhone SE aangetroffen tijdens de aanhouding van [verdachte] . Deze iPhone SE is in beslag genomen en aangeboden bij de afdeling digitaal om de inhoud veilig te stellen. Op 13 december 2022 is de veilig gestelde data ter beschikking gesteld van het onderzoeksteam LEDA en ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb kort de inhoud van de telefoon gescand. In onderzoek LEDA is [verdachte] getapt op het telefoonnummer [telefoonnummer 6] . Dit telefoonnummer heeft tijdens de periode dat hij onder de tap heeft gestaan gebruik gemaakt van IMEI: [IMEI nummer 1] . De iPhone SE, welke in beslag is genomen bij [verdachte] , heeft als IMEI: [IMEI nummer 1] . Dit is hetzelfde nummer als het IMEI dat werd meegezonden tijdens de tap op telefoonnummer [telefoonnummer 6] . De iPhone SE heeft als laatst gebruikte telefoonnummer: [telefoonnummer 6] . Dit is het deal nummer dat werd gebruikt door [verdachte] en tevens onder de tap heeft gestaan in onderzoek LEDA. De telefoon heeft tevens het nummer opgeslagen wat daarvoor is gebruikt en dat betreft: [telefoonnummer 1] . Dit is het telefoonnummer dat bij onderzoek LEDA bekend staat als het vorige dealnummer van [verdachte] .
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 december 2022, voor zover inhoudende (p. 344 en 345):
lk, verbalisant, [verbalisant 3] , verklaar het volgende:
Op 12 december 2022 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Na zijn aanhouding werd de woning aan de [adres 7] ter inbeslagneming doorzocht. Tijdens de doorzoeking werden foto's gemaakt van 2 Nokia telefoons die op een plankje bij het bed lagen. Dit waren een zwarte Nokia zonder batterij en een Nokia met een blauwe achterkant. Bijzonderheden van de beide telefoons staan hieronder vermeld.
Zwarte Nokia zonder batterij
• Dual sim met 2 IMEI nummers
• IMEI nummer 1: [IMEI nummer 2]
• IMEI nummer 2: [IMEI nummer 3]
• Simkaart nummer [nummer 1]
Blauwe Nokia
• IMEI nummer [IMEI nummer 4]
• Simkaart nummer [nummer 2]
Uit onderzoek bleek dat één van de twee IMEI nummers al voorkwam in onderzoek LEDA. Dit bleek namelijk IMEI nummer 1 van de zwarte Nokia te zijn, IMEI nummer [IMEI nummer 2] . Dit IMEI nummer bleek zowel te zijn gebruikt voor het huidige dealnummer [telefoonnummer 6] als voor het eerdere dealnummer [telefoonnummer 1] .
Tijdens onderzoek LEDA was eerst op dealnummer [telefoonnummer 1] een tap aangesloten en later op het nieuwe dealnummer [telefoonnummer 6] . Uit onderzoek naar de IMEI nummers die door beide getapte dealnummers waren gebruikt bleek dat beide telefoonnummers in dezelfde 3 IMEI nummers hadden gezeten. Een van deze IMEI nummers die voor de dealnummers was (de rechtbank begrijpt: gebruikt was) betrof het nummer van de telefoon die [verdachte] ten tijde van zijn aanhouding bij zich had, een iPhone SE. Een tweede IMEI nummer dat voor de dealnummers was gebruikt was van de zwarte Nokia die op de [adres 7] naast het bed van [verdachte] werd aangetroffen.
3.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte in drugs heeft gehandeld in de periode van 1 mei 2022 tot
12 december 2022. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich daaraan schuldig heeft gemaakt vanaf half oktober 2022. Dat blijkt ook uit de grote hoeveelheid getapte telefoongesprekken die de verdachte vanaf half oktober 2022 tot 12 december 2022 met zijn afnemers heeft gevoerd over bestellingen van cocaïne en heroïne. Omdat de verdachte het feit in zoverre heeft bekend, heeft de rechtbank volstaan met een opgave van het proces-verbaal waarin die gesprekken zijn gerelateerd (zie hiervoor bij 3.4. het onder 2 vermelde proces-verbaal van bevindingen).
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard vanaf 1 mei 2022. Daartoe acht de rechtbank onder meer redengevend de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de verklaring van de getuige [getuige 1] niet betrouwbaar is, omdat hij op een later moment bij de rechter-commissaris een andere verklaring heeft afgelegd.
Gelet op het moment waarop de eerdere verklaring van de getuige [getuige 1] is afgelegd, namelijk vlak na de aanhouding van de verdachte, en de mate van gedetailleerdheid van die verklaring acht de rechtbank deze betrouwbaar. Bovendien is deze verklaring in overeenstemming met andere onderzoeksbevindingen, in die zin dat de getuige in de tapgesprekken naar voren komt als afnemer van drugs in de periode die de verdachte bekent. Hierbij komt dat de getuige [getuige 2] eveneens heeft verklaard dat hij gedurende een langere dan de door de verdachte bekende periode bij de verdachte drugs heeft gekocht. Gelet op het voorgaande schuift de rechtbank de later afgelegde verklaring van getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris dan ook terzijde.
De rechtbank gaat verder voorbij aan de stelling van de verdediging dat de verklaringen van de getuigen mogelijk zouden zien op een eerdere periode waarin de verdachte in drugs handelde en waarvoor hij al is veroordeeld. Deze stelling ontstijgt niet het niveau van speculatie en is niet onderbouwd. Uit het uittreksel justitiële documentatie betreffende de verdachte blijkt bovendien dat de verdachte in de eerdere strafzaak niet is veroordeeld voor handel in maar alleen voor het aanwezig hebben van drugs.
De rechtbank verwerpt tevens het verweer van de verdediging dat de verdachte geen gebruik zou hebben gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dat als dealertelefoon is gebruikt ook vóór 15 oktober 2022. Niet alleen is dit telefoonnummer in contact geweest met de naasten van de verdachte, maar uit de bewijsmiddelen volgt ook dat de simkaart met dat telefoonnummer in de twee telefoons van de verdachte heeft gezeten die de verdachte gebruikte voor de handel in de periode vanaf november 2022. Eén van die telefoons is bij de verdachte aangetroffen tijdens zijn aanhouding en de ander in zijn woning aan de [adres 7] tijdens een doorzoeking. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit genoegzaam dat de verdachte ook gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de bij dagvaarding I onder 1 en 2 en dagvaarding II ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I
1
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 mei 2022 tot en met 12 december 2022 te Leiden, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd, een gebruikershoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op 12 december 2022 te Leiden opzettelijk aanwezig heeft gehad 33,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 39,4 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Dagvaarding II
hij op 1 maart 2024 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en elektronische monitoring voor de eerste zes maanden nadat de verdachte in vrijheid is gesteld.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen dan de periode die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het goed gaat met de verdachte. De reclassering is tevreden over de samenwerking met de verdachte en de stappen die hij maakt.
Hij ontvangt veel hulp en begeleiding. Ook heeft hij een huurwoning. Dit alles zou wegvallen als de verdachte weer naar de gevangenis moet. De raadsman wijst erop dat het opleggen van een forse voorwaardelijke straf een voldoende duidelijk signaal zal zijn voor de verdachte. Ook attendeert de raadsman op de mogelijkheid tot het opleggen van een taakstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende ruim zeven maanden schuldig gemaakt aan het verhandelen van harddrugs. Ook had hij handelshoeveelheden harddrugs in zijn bezit.
Nadat de verdachte uit de voorlopige hechtenis was geschorst, heeft hij opnieuw harddrugs in zijn bezit gehad. De handel in verdovende middelen moet worden bestreden, aangezien die handel een gevaar oplevert voor de volksgezondheid en kan leiden tot verslaving bij de gebruikers hiervan. Daarnaast leidt de handel in drugs in veel gevallen tot criminaliteit en veroorzaakt dit overlast voor de samenleving. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen. Met het plegen van deze feiten is de verdachte daaraan volledig voorbij gegaan en heeft hij slechts zijn eigen geldelijk gewin voor ogen gehad.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 2 juli 2024.
In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte in 2020 eveneens is veroordeeld voor Opiumwetfeiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsadviezen over de verdachte van
6 juli 2023 en 10 juli 2024, waaruit volgt dat sprake is van problematiek op het gebied van financiën en middelen. Deze worden, samen met het sociale netwerk van de verdachte, zijn psychosociaal functioneren en mogelijk zijn houding, door de reclassering aangemerkt als criminogene factoren. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld.
De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole en het hebben van dagbesteding.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (hierna: LOVS). Daarin is als uitgangspunt voor het verhandelen van harddrugs gedurende zes tot twaalf maanden vermeld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. Voor het in bezit hebben van (ongeveer) 110 gram harddrugs hanteert de LOVS als uitgangspunt een taakstraf van 240 uur. In dit geval acht de rechtbank strafverhogend dat de verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis wederom is aangetroffen met drugs in zijn bezit. Ook weegt de rechtbank mee dat sprake is van recidive.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Anders dan door de verdediging bepleit, acht de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest met daarnaast een voorwaardelijk deel, al dan niet gecombineerd met een taakstraf, niet afdoende.
De rechtbank acht van belang dat de verdachte voor zijn verslavings- en financiële problematiek wordt behandeld en begeleid en zal dan ook de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf. Het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf dient verder de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank ziet anders dan de officier van justitie geen aanleiding om als bijzondere voorwaarde elektronische monitoring aan de verdachte op te leggen.
Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de reclassering dat niet noodzakelijk acht en bovendien onvoldoende duidelijk is waar de verdachte na zijn detentie gaat wonen en daarmee ook of elektronische monitoring uiteindelijk realiseerbaar zal zijn.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

De rechtbank heeft kennisgenomen van een beslaglijst, gedateerd van 7 augustus 2024, waaruit blijkt dat een snorfiets en geldbedragen van in totaal € 739,80 in beslag zijn genomen.
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voorts dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) onder 1 genoemde voorwerp zal worden verbeurdverklaard. Ten aanzien van de geldbedragen heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat daarover geen beslissing hoeft te worden genomen omdat daar conservatoir beslag op rust.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat over de geldbedragen geen beslissing kan worden genomen omdat daar conservatoir beslag op rust.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten de snorfiets, verbeurdverklaren. Dit is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het bij dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan.
Over de overige in beslag genomen goederen zal de rechtbank geen beslissing nemen. Op die overige goederen rust conservatoir beslag in verband met de aanhangige vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit beslag dient dus tot bewaring van het recht tot verhaal voor een op te leggen verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
In het kader van dagvaarding I heeft de officier van justitie bij vordering van 6 maart 2023 gevorderd dat de bij parketnummer 09/153510-20 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 17 september 2020 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van 1 maand, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte het volgende naar voren gebracht. Primair wordt verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de proeftijd te verlengen en meer subsidiair is verzocht de vordering toe te wijzen, waarbij de gevangenisstraf wordt omgezet naar een taakstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie, omdat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Anders dan de verdediging heeft bepleit, ziet de rechtbank in de persoon van de verdachte, geen aanleiding om de proeftijd met een jaar te verlengen of de gevangenisstraf om te zetten naar een werkstraf. Immers, de verdachte heeft zich na de veroordeling op meerdere momenten opnieuw schuldig gemaakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 en 2 en de bij dagvaarding 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I - feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding I - feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van dagvaarding II:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Fivoor op het adres Perzikweg 1-7 te Leiden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
-meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen middels urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest), waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van het ambulant centrum van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan onder deze behandeling ook worden begrepen het innemen van medicijnen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur;
geeft opdracht aan Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
stelt vast dat bij beslissing van deze rechtbank van 27 maart 2024 is bepaald dat de voorlopige hechtenis met ingang van 2 april 2024 is geschorst tot aan de einduitspraak van de rechtbank. Dit betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis per heden van rechtswege eindigt en de voorlopige hechtenis herleeft;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK snorfiets (omschrijving: PL1500-2022261144-2198225, Piaggio Vespa, chassisnr:
[chassisnummer] );
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 17 september 2020, gewezen onder parketnummer 09/153510-20, te weten een gevangenisstraf voor de duur van
1 (ÉÉN) maand.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. J.C. U-A-Sai, rechter,
mr. M.T. Renckens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Gest en mr. L.C. Vos, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 augustus 2024.