Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- verbale discriminatie;
- schietincident;
- problemen met werk vinden.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser, een Turkse Koerd, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 2 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister op 31 mei 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 19 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigden aanwezig waren. Eiser stelt dat hij vanwege psychische problemen en discriminatie op basis van zijn Koerdische etniciteit uit Turkije is gevlucht. De rechtbank oordeelt dat de minister de verklaringen van eiser deels geloofwaardig acht, maar niet voldoende om een gegronde vrees voor vervolging aan te nemen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser terecht is. De rechtbank wijst erop dat eiser een nieuw asielmotief te laat heeft ingediend en dat de minister niet onterecht heeft gesteld dat er geen gegronde vrees voor vervolging is. De rechtbank concludeert dat de minister in zijn besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met artikel 8 van het EVRM, maar dat dit niet leidt tot een nieuw besluit. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eiser.