Beoordeling door de rechtbank
1. Eiseres heeft zich op 16 november 2020 vanuit de Werkloosheidswet ziekgemeld. In verband hiermee is aan haar per 21 december 2020 een uitkering op de grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiseres heeft op 8 augustus 2022 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft de verzekeringsarts eiseres op 15 december 2022 gezien op het spreekuur. In haar rapport heeft de verzekeringsarts vermeld dat er sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. Eiseres heeft chronische knieklachten, subacute lage rugpijn en overgangsklachten. Hiervoor worden beperkingen aangenomen zoals frequent buigen, zwaar tillen en dragen, langdurig staan, lopen, gedwongen houdingen en blootstelling aan sterke temperatuurswisselingen. Voorts wordt gezien de zorgen van eiseres over sarcoïdose met haar meegegaan dat zij niet kan werken in een omgeving met te veel vocht/tocht en overmatige bloostelling aan stoffen en roken. Er is geen aanleiding om psychische beperkingen aan te nemen. Evenmin is er medisch gezien aanleiding om een sterke urenbeperking aan te nemen. Overwerk en nachtdiensten worden wel afgeraden, zodat eiseres haar slaapritme behoudt. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
3. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens aan de hand van de FML drie functies geduid, te weten de functies administratief medewerker (sbc-code: 315133), receptionist (sbc-code: 315120) en telefonist (sbc-code: 315174). Eiseres wordt voor deze functies met inachtneming van haar beperkingen geschikt geacht. Met deze functies kan eiseres volgens de arbeidsdeskundige een loon verdienen dat afgezet tegen haar maatmanloon geen verlies aan verdiencapaciteit oplevert. Als reservefuncties zijn geduid de functies administratief ondersteunend medewerker (sbc-code: 315100) en telefonisch verkoper (sbc-code: 315173).
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd aan eiseres per 14 november 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, op de grond dat eiser per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
5. Naar aanleiding van het door eiseres tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) onderzoek verricht. Hij heeft daarbij eiseres medisch onderzocht, was aanwezig bij de hoorzitting en heeft kennis genomen van de in bezwaar overgelegde informatie van de behandelend sector. De verzekeringsarts b&b heeft geconcludeerd dat er onvoldoende aanleiding is om per 14 november 2022, de datum in geding, een verminderde psychische belastbaarheid aan te nemen. In het door eiseres in bezwaar ingebrachte verslag van ”het Rughuis”, waar eiseres sinds 6 september 2023 bekend is, wordt wel gesproken van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en een ernstige depressie, maar deze bevindingen zijn pas 10 maanden na de datum in geding gedaan, waarmee er volgens de verzekeringsarts b&b weinig valt te zeggen over de psychische toestandsbeeld op 14 november 2022. Verder heeft de verzekeringsarts b&b aangegeven dat de verzekeringsarts bij het psychisch onderzoek op 15 november 2022 geen bijzonderheden heeft vastgesteld en hijzelf bij zijn eigen onderzoek heeft vastgesteld dat eiseres wel een sombere indruk maakt, maar dat zij geen dermate ernstig beeld vertoont dat gedacht moet worden aan een ernstige depressie.
Wat betreft de lichamelijke belastbaarheid heeft de verzekeringsarts b&b in zijn rapport vermeld dat eiseres uitgebreider pijnklachten van het bewegingsapparaat ervaart die echter onvoldoende kan worden verklaard vanuit de bij het lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek gedane bevindingen. Zo hebben de op de foto geziene milde degeneratieve veranderingen geen betekenis bij een 53-jarige en uit het ingebrachte behandelplan van “het Rughuis” volgt volgens de verzekeringsarts b&b niet anders. Tot slot heeft de verzekeringsarts b&b aangegeven dat er geen reden is voor het aannemen van een urenbeperking, nu in het geval van eiseres niet kan worden gesproken van een zo’n ernstige ziekte, dan wel recent hiervan hersteld te zijn, noch van een intensieve behandeling die de beschikbaarheid in uren duidelijk vermindert.
6. De arbeidsdeskundige b&b heeft eiseres onverminderd geschikt geacht voor de door de arbeidsdeskundige geduide functies.
7. Verweerder heeft bij het bestreden besluit zijn standpunt gehandhaafd dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering per 14 november 2022. Aan dat besluit liggen de onder 5 en 6 genoemde rapporten van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b ten grondslag.
8. Eiseres voert aan dat onvoldoende rekening is gehouden met haar medische klachten en de hieruit voortvloeiende beperkingen. Met name is onvoldoende rekening gehouden met de informatie en de diagnoses uit het behandelplan van “het Rughuis” waar zij sinds 6 september 2023 bekend is en waarin wordt gesproken van een PTSS en ernstige depressie. Anders dan de verzekeringsarts b&b is er volgens eiseres wel degelijk aanleiding om al per de datum in geding een verminderde psychische belastbaarheid aan te nemen. Het is aannemelijk dat toen al sprake was van depressieve klachten en klachten als gevolg van de somatische symptoomstoornis en PTSS-klachten. Voor de laatst genoemde klachten is immers voorafgaand aan de datum in geding een doorverwijzing afgegeven voor een psycholoog. De somatische symptoomstoornis was ook al destijds aanwezig, gezien de door de verzekeringsarts waargenomen preoccupatie met sarcoïdose en enigszins claimgerichte presentatie. Dat eiseres haar psychische klachten bij het onderzoek bij de verzekeringsarts niet heeft genoemd, betekent volgens haar niet dat deze destijds niet aanwezig waren. Volgens eiseres had in de FML beperkingen moeten worden opgenomen op persoonlijk- en sociaal functioneren.
Wat betreft de lichamelijke klachten betwist eiseres dat de uitgebreide pijnklachten vanuit het bewegingsapparaat onvoldoende verklaard kunnen worden vanuit de bij het lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek gedane bevindingen. Allereerst blijkt uit het verslag van de foto van de rechterschouder dat er sprake is van een minimale verdikking van het kapsel AC-gewricht. Verder kan eiseres de stelling van de verzekeringsarts b&b dat milde degeneratieve veranderingen geen betekenis hebben bij een 53-jarig niet volgen. Immers, als gevolg van deze veranderingen ervaart zij klachten. De knieklachten blijven ook terugkomen, waarvoor zij een injectie krijgt. Ook is aannemelijk dat zij bij overbelasting van het bewegingsapparaat als gevolg van de somatische symptoomstoornis luxatie van de klachten ervaart.
Tot slot is er volgens eiseres reden om een verdergaande urenbeperking aan te nemen, nu bij haar sprake is van een stemmingsstoornis en een traumastoornis.
9. De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsartsen te twijfelen. Eiseres’ stelling dat in de FML ook beperkingen hadden moeten worden opgenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren volgt de rechtbank niet. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar stelling gewezen op de door overgelegde stukken van het Rughuis van 25 oktober 2023, 25 maart 2024 en 21 mei 2024. Daaruit blijkt dat bij eiseres een depressieve stoornis en PTSS (later gewijzigd in een hechtingtrauma) is vastgesteld. Uit die stukken blijkt echter niet dat deze psychische klachten al op of omstreeks 14 november 2022, de datum in geding, aanwezig waren. Nu voorts de verzekeringsarts tijdens zijn onderzoek op 15 december 2022 geen aanwijzingen voor psychopathologie en/of ernstige persoonlijkheidsproblematiek heeft vastgesteld en de verzekeringsarts die eiseres op 4 mei 2022 in het kader van de Ziektewet heeft gezien in zijn rapport heeft vermeld dat eiseres desgevraagd heeft verklaard dat zij geen psychische klachten heeft, is de rechtbank van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de psychische klachten al aanwezig waren op 14 november 2022. De enkele verwijzing van de huisarts naar een psycholoog kort voor de datum in geding, die op verzoek van de dochter van eiseres heeft plaatsgevonden, is onvoldoende om aan te nemen dat er toen al sprake was van psychische klachten.
Voor het aannemen van een urenbeperking, zoals door eiseres is bepleit, bestaat evenmin aanleiding, nu ten tijde van de datum in geding er geen sprake was van psychische klachten.
Wat betreft de lichamelijke klachten stelt de rechtbank vast dat de verzekeringsartsen rekening hebben gehouden met de knieklachten, rugklachten, overgangsklachten, schouderklachten, migraineklachten en sarcoïdose. Voor deze klachten zijn ook beperkingen aangenomen in de FML. Er is geen reden om aan te nemen dat eiseres met de aangenomen beperkingen te kort is gedaan. Eiseres verwijst naar de röntgenfoto van de rechterschouder, waaruit blijkt dat er sprake is van een “minimale verdikking van kapsel AC gewricht”. De rechtbank stelt evenwel vast dat de verzekeringsarts b&b zelf onderzoek heeft verricht aan de schouder en heeft geconstateerd dat de beweeglijkheid van de schouder in alle richtingen vlot en onbeperkt is. Daarmee is er geen reden om eiseres op dit punt meer beperkt te achten. Verder wijst eiseres er nog op het verslag van het röntgenonderzoek aan de knie. Daarin wordt geconcludeerd: “voor de leeftijd enige mediale gonartrose rechts”. De verzekeringsarts b&b heeft kennis genomen van de röntgenfoto en hierover opgemerkt dat er sprake is van milde degeneratieve veranderingen. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding eiseres meer beperkt te achten dan reeds is aangenomen.
10. Nu er geen reden is om de FML onjuist te achten ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies. De arbeidsdeskundige b&b heeft daarom terecht geconcludeerd dat de geduide functies voor eiseres geschikt zijn. Met deze functies is eiseres in staat meer dan 65% van het voor haar geldende maatmanloon te verdienen.
11. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht en op goede gronden geweigerd heeft aan eiseres een WIA-uitkering per 14 november 2022 toe te kennen.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.