ECLI:NL:RBDHA:2024:13354
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf van 18 augustus 2022. De aanvraag is door verweerder ingewilligd met het besluit van 15 mei 2024. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, omdat verweerder inhoudelijk aan het beroep tegemoet is gekomen, eiseres geen procesbelang meer heeft bij een beoordeling van het bestreden besluit. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
De bestuursrechter kan een partij veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter heeft moeten maken, ook als het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank oordeelt dat, hoewel het beroep niet-ontvankelijk is, er aanleiding is om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres, omdat verweerder naar aanleiding van het beroep aan eiseres tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft de proceskosten berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij voor de rechtsbijstand door een gemachtigde een vast bedrag per proceshandeling wordt toegekend. In dit geval bedraagt de vergoeding € 437,50.
Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- moet vergoeden, omdat verweerder aan het beroep tegemoet is gekomen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en legt de proceskostenveroordeling op aan verweerder.