ECLI:NL:RBDHA:2024:13354

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
24.10396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf van 18 augustus 2022. De aanvraag is door verweerder ingewilligd met het besluit van 15 mei 2024. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, omdat verweerder inhoudelijk aan het beroep tegemoet is gekomen, eiseres geen procesbelang meer heeft bij een beoordeling van het bestreden besluit. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.

De bestuursrechter kan een partij veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter heeft moeten maken, ook als het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank oordeelt dat, hoewel het beroep niet-ontvankelijk is, er aanleiding is om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres, omdat verweerder naar aanleiding van het beroep aan eiseres tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft de proceskosten berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij voor de rechtsbijstand door een gemachtigde een vast bedrag per proceshandeling wordt toegekend. In dit geval bedraagt de vergoeding € 437,50.

Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- moet vergoeden, omdat verweerder aan het beroep tegemoet is gekomen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en legt de proceskostenveroordeling op aan verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10396

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [nummer],
mede namens haar minderjarige kinderen,
[naam],
geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [nummer],

[naam],

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [nummer],

[naam],

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [nummer]
allen van Iraakse nationaliteit,
tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en
de Minister van Asiel en Migratie,voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf van 18 augustus 2022.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 15 mei 2024 ingewilligd.
1.2.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep van eiseres ontvankelijk?
2. Omdat verweerder inhoudelijk aan het beroep tegemoet is gekomen, heeft eiseres geen procesbelang meer bij een beoordeling van het bestreden besluit. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
Wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres?
3. De bestuursrechter kan een partij veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. [2] Dit kan ook als het beroep niet-ontvankelijk is.
4. Het beroep is dan wel niet-ontvankelijk, maar omdat verweerder naar aanleiding van het beroep aan eiseres tegemoet is gekomen, bestaat in beginsel wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door eiseres redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. Omdat de zaak een licht gewicht heeft, is op de waarde een factor van 0,5 toegepast. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 437,50.
6. De rechtbank ziet in de uitkomst van de zaak aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt, omdat verweerder aan het beroep tegemoet is gekomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier.
De uitspraak is openbaar gemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Dit volgt uit artikel 8:75 van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).