ECLI:NL:RBDHA:2024:13349
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen aanwijzingsbesluit voor vergunningplichtige bedrijfsruimte
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een avondwinkel exploiteert, afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een aanwijzingsbesluit van de burgemeester van Den Haag, dat zijn bedrijfsruimte als vergunningplichtig had aangemerkt voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten. Het aanwijzingsbesluit, dat op 1 februari 2024 in werking treedt, is genomen naar aanleiding van incidenten die de veiligheid en leefbaarheid in de omgeving negatief beïnvloedden. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is, omdat verzoeker geen gronden heeft aangevoerd die aantonen dat het onoverkomelijk is om een vergunningaanvraag in te dienen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de vraag naar de rechtmatigheid van het aanwijzingsbesluit niet kan worden beantwoord in deze voorlopige voorzieningenprocedure. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen, omdat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er onomkeerbare gevolgen zullen optreden als gevolg van het aanwijzingsbesluit. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.