In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Sierra Leoonse vrouw tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres, die op 6 oktober 2022 een aanvraag indiende voor een verblijfsvergunning asiel voor haar en haar minderjarige kinderen, stelt dat zij en haar kinderen gevaar lopen vanwege de rol van haar schoonvader in het Poro-genootschap en haar bekering tot het christendom. De minister heeft de aanvraag op 2 mei 2024 afgewezen, stellende dat de vrees voor vervolging niet voldoende onderbouwd is.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juli 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig zijn, maar dat de vrees voor vervolging door het Poro-genootschap niet aannemelijk is gemaakt. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd dat haar schoonvader daadwerkelijk de leider van het Poro-genootschap was en dat zij of haar kinderen bij terugkeer naar Sierra Leone problemen zullen ondervinden.
De rechtbank oordeelt verder dat de bekering van eiseres tot het christendom en haar status als alleenstaande vrouw geloofwaardig zijn, maar dat dit niet automatisch leidt tot een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer. De rechtbank wijst erop dat alleenstaande vrouwen in Sierra Leone niet als kwetsbare groep worden beschouwd en dat eiseres onvoldoende specifieke omstandigheden heeft aangedragen die haar vrees voor vervolging onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de minister.