ECLI:NL:RBDHA:2024:13341

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
SGR 23/5684
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering wegens Long-COVID klachten

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering. Eiseres, die bekend is met Long-COVID klachten, heeft in haar beroep aangevoerd dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onvoldoende rekening houdt met haar beperkingen, waaronder depressieve klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige de klachten van eiseres in hun beoordeling hebben meegenomen, en dat er geen medische objectieve onderbouwing is voor het aannemen van meer beperkingen in de FML. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen, omdat eiseres geen nieuwe medische gegevens heeft ingediend die twijfel zaaien over het oordeel van de verzekeringsarts.

De rechtbank heeft het beroep op 5 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts b&b zorgvuldig heeft gehandeld en dat de FML een juiste weergave is van de belastbaarheid van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de geduide functies passend zijn voor eiseres en dat er geen reden is om het bestreden besluit van de verweerder te herzien. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer en is openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5684

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. Zennipman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. T. Eversteijn).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van eiseres.
1.2
In het besluit van 16 december 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 12 september 2022 geen recht heeft op een WIA-uitkering. Dit besluit is gebaseerd op rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige.
1.3
In het besluit van 13 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Dit besluit is gebaseerd op rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b.
1.4
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.5
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.6
De rechtbank heeft het beroep op 5 augustus 2024 op zitting behandeld. Eiseres, haar zoon en haar gemachtigde zijn verschenen. Namens verweerder is mr. T. Eversteijn verschenen.

Overwegingen

Gronden van eiseres
2.1
Eiseres voert aan dat de door de verzekeringsarts vastgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onvoldoende rekening houdt met haar beperkingen. Zo is er geen rekening gehouden met de depressieve klachten en de Long-COVID klachten. Eiseres is voor de Long-COVID klachten onder behandeling bij een fysiotherapeut. De door verweerder geduide functies overschrijden de belastbaarheid van eiseres.
2.2
Op de zitting heeft eiseres verteld dat haar klachten nog steeds hetzelfde zijn. Recentelijk is ze doorverwezen naar een psycholoog. Ze is de hele dag uitgeput, voelt zich leeg en somber. Ze vindt dat er meer onderzoek moet worden gedaan naar haar klachten. Onderweg naar de rechtbank had zij al na een paar minuten last van hartkloppingen en benauwdheid vanwege de inspanning. De verzekeringsarts b&b heeft ten onrechte geen lichamelijk onderzoek verricht. Volgens eiseres bestaat er aanleiding voor de rechtbank om een deskundige te benoemen.
Standpunt van verweerder
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat zij daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering. Eiseres heeft haar stellingen niet onderbouwd met (nieuwe) medische gegevens. De verzekeringsarts b&b heeft rekening gehouden met de klachten van eiseres, waaronder stemmingsklachten en fysieke klachten.
Beoordeling door de rechtbank
4.1
De rechtbank stelt vast dat de primaire verzekeringsarts eiseres psychisch en lichamelijk heeft onderzocht op het spreekuur op 27 oktober 2022. De verzekeringsarts b&b was aanwezig bij de hoorzitting op 17 mei 2023, heeft de ingebrachte informatie van de behandelend sector kenbaar in de heroverweging betrokken en heeft eiseres – zo volgt uit het rapport – psychisch onderzocht. De rechtbank is van oordeel dat deze gang van zaken zorgvuldig is en acht hierbij van belang dat het spreekuur in de primaire fase dichter bij de datum in geding van 12 september 2022 ligt dan de hoorzitting tijdens de bezwaarprocedure, zodat het lichamelijk onderzoek in de primaire fase meer relevante gegevens oplevert dan een lichamelijk onderzoek in de bezwaarfase zou opleveren. Verder acht de rechtbank van belang dat eiseres informatie van haar behandelaars heeft ingebracht tijdens de bezwaarprocedure en er volgens de verzekeringsarts b&b geen indicatie is voor herhaling van een lichamelijk onderzoek.
4.2
Wat betreft de psychische belastbaarheid van eiseres zijn in de FML beperkingen aangenomen voor werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken en omgaan met conflicten. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b volgt dat er geen reden is om een verdergaande beperkte psychische belastbaarheid aan te nemen, omdat de bevindingen bij de onderzoeken in de primaire en in de bezwaarfase niet wijzen op cognitieve functiestoornissen en eiseres ook niet bekend is met een psychiatrische of neurologische ziekte waarbij zulke klachten passen. De verzekeringsarts b&b heeft meegenomen dat zij destijds onder behandeling was bij de GGZ praktijkondersteuner van de huisarts. Wat betreft de lichamelijke belastbaarheid zijn in de FML beperkingen aangenomen voor tillen en dragen tijdens het werk, lopen en staan. De verzekeringsarts b&b geeft aan dat in de FML rekening is gehouden met een verminderde lichamelijke belastbaarheid en dat de chronische klachten die eiseres na de corona-infectie ervaart zijn meegewogen. In hetgeen eiseres aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding om van de heroverweging van de verzekeringsarts b&b af te wijken, omdat een medisch objectieve onderbouwing voor het aannemen van meer beperkingen in de FML ontbreekt. Op de zitting heeft eiseres aangegeven dat het dossier alle medische informatie bevat die er is. De rechtbank maakt uit het dossier op dat er verschillende onderzoeken hebben plaatsgevonden, waaronder een longonderzoek, en dat zij onder behandeling is bij de fysiotherapeut. In een brief van 25 maart 2024 geeft eiseres aan dat het longonderzoek niets heeft uitgewezen voor wat betreft een aandoening aan de longen. De rechtbank ziet in hetgeen zij aanvoert ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen. Zij heeft namelijk geen stukken ingediend waarmee twijfel wordt gezaaid over het oordeel van de verzekeringsarts b&b. Op de zitting is het laten verrichten van een bewegingsonderzoek naar voren gekomen. De rechtbank ziet daar in dit dossier geen aanleiding voor. Bovendien gaat het in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling om de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van de klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Het is juist het vakgebied van de verzekeringsarts om deze arbeidsbeperkingen te onderzoeken. Dit betekent dat het medische onderdeel van het bestreden besluit in stand kan blijven.
5. Uitgaande van de juistheid van de FML is er geen aanleiding om te oordelen dat de geduide functies niet passend zijn voor eiseres. Eiseres heeft hiertegen ook geen specifieke beroepsgronden gericht. De rechtbank is daarom van oordeel dat de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiseres. Dit betekent dat ook het arbeidskundige onderdeel van het bestreden besluit in stand kan blijven.

Conclusie

6. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft bepaald dat eiseres met ingang van 12 september 2022 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
7. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.