ECLI:NL:RBDHA:2024:133

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
NL23.32347 en NL23.32349
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van verzoeken om voorlopige voorzieningen in asielzaken met proceskostenveroordeling

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 3 januari 2024, zijn de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoekers ingetrokken. De verzoekers, die asiel aanvragen, hadden beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun asielaanvragen op 5 oktober 2023 waren afgewezen. De verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om schorsende werking aan hun beroepen toe te kennen. De staatssecretaris had in zijn verweerschrift opgemerkt dat de verzoekers ten onrechte de indruk hadden gekregen dat zij de verzoeken om voorlopige voorzieningen moesten indienen om schorsende werking te verkrijgen, aangezien deze van rechtswege geldt volgens de Vreemdelingenwet 2000.

De verzoekers trokken hun verzoeken in, maar vroegen de voorzieningenrechter om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die zij hadden gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, de staatssecretaris in de proceskosten moest worden veroordeeld, omdat hij aan de verzoekers tegemoet was gekomen door de onjuiste informatie in zijn verweerschrift te erkennen. De proceskosten werden vastgesteld op € 875, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de rechtsbijstand die door een derde was verleend.

De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van deze proceskosten, en deze uitspraak is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.32347 en NL23.32349

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[Naam], verzoeker, V-nummer: [Nummer]

[Naam 2], verzoekster, V-nummer: [Nummer 2]
mede namens hun minderjarige zoon
[Naam 3]
hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. M. Taheri),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In twee besluiten van 5 oktober 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van verzoekers afgewezen.
Verzoekers hebben beroep (NL23.32346 en NL23.32348) ingesteld tegen de bestreden besluiten. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen, inhoudende dat aan de beroepen schorsende werking wordt toegekend.
Verweerder heeft er in zijn verweerschrift in de beroepen van 9 november 2023 op gewezen dat in de bestreden besluiten ten onrechte is opgenomen dat verzoekers de beroepen niet in Nederland mogen afwachten, aangezien van rechtswege sprake is van schorsende werking (artikel 82, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onder c, tweede zinsdeel, van de Vreemdelingenwet 2000).
Verzoekers hebben de verzoeken desgevraagd ingetrokken met een gelijktijdig verzoek om verweerder te veroordelen in de door hen gemaakte proceskosten.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak buiten zitting op het verzoek om een veroordeling van verweerder in de proceskosten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:84, vijfde lid, gelezen samen met artikel 8:75a, van de Awb, kan de voorzieningenrechter in geval van intrekking van een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening het bestuursorgaan veroordelen in de door de indiener gemaakte proceskosten als het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen.
2. Verweerder heeft in de bestreden besluiten ten onrechte de indruk gewekt dat het indienen van verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening nodig was om schorsende werking van de beroepen te bereiken. Door dit in het verweerschrift van 9 november 2023 te onderkennen, is verweerder aan verzoekers tegemoetgekomen.
3. Gelet daarop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 875 voor het indienen van twee samenhangende verzoekschriften met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten ter hoogte van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.