Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[Naam], verzoeker, V-nummer: [Nummer]
[Naam 3]
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 3 januari 2024, zijn de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoekers ingetrokken. De verzoekers, die asiel aanvragen, hadden beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun asielaanvragen op 5 oktober 2023 waren afgewezen. De verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om schorsende werking aan hun beroepen toe te kennen. De staatssecretaris had in zijn verweerschrift opgemerkt dat de verzoekers ten onrechte de indruk hadden gekregen dat zij de verzoeken om voorlopige voorzieningen moesten indienen om schorsende werking te verkrijgen, aangezien deze van rechtswege geldt volgens de Vreemdelingenwet 2000.
De verzoekers trokken hun verzoeken in, maar vroegen de voorzieningenrechter om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die zij hadden gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, de staatssecretaris in de proceskosten moest worden veroordeeld, omdat hij aan de verzoekers tegemoet was gekomen door de onjuiste informatie in zijn verweerschrift te erkennen. De proceskosten werden vastgesteld op € 875, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de rechtsbijstand die door een derde was verleend.
De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van deze proceskosten, en deze uitspraak is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.