ECLI:NL:RBDHA:2024:13295

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.27211
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Congolese eiser wegens kennelijke ongegrondheid en terugkeerbesluit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Congolese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser, die op 12 juni 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 27 juni 2024 te horen dat zijn aanvraag kennelijk ongegrond was. Tevens werd hem een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd. De rechtbank behandelt het beroep na een eerdere zitting op 6 augustus 2024, die niet doorging vanwege het ontbreken van een tolk. Tijdens de zitting op 13 augustus 2024 zijn de eiser, zijn gemachtigde, de gemachtigde van de verweerder en een tolk aanwezig.

De eiser stelt dat hij vanwege zijn deelname aan demonstraties tegen de Congolese regering wordt vervolgd en dat hij ten onrechte als lid van de M23-rebellengroep wordt bestempeld. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, de minister van Asiel en Migratie, op goede gronden de asielaanvraag heeft afgewezen. De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk als M23-rebel wordt gezien door de autoriteiten. De rechtbank wijst erop dat de eiser niet in het profiel van een M23-rebel past, aangezien deze groep voornamelijk actief is in het oosten van Congo en bestaat uit Tutsi's, terwijl de eiser in het westen van Congo woont en Bantoe is.

De rechtbank oordeelt verder dat de eiser niet heeft onderbouwd dat de Congolese autoriteiten demonstranten als M23-rebellen beschouwen. De rechtbank vindt het ook niet ongerijmd dat de eiser het land heeft kunnen verlaten met een vals paspoort, wat zijn werkelijke identiteit verhulde. De rechtbank wijst het beroep van de eiser af en verklaart de asielaanvraag als kennelijk ongegrond, evenals het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27211 (beroep) en NL24.27212 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker

(gemachtigde: mr. H.M. Pot),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. S. Versteeg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 12 juni 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 27 juni 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook is aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd.
1.1.
Het beroep stond aanvankelijk gepland voor 6 augustus 2024. Bij gebrek aan een tolk is die zitting niet doorgegaan. In overleg met partijen heeft de rechtbank het beroep vervolgens op 13 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, H.C. de Man als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser stelt de nationaliteit van de Democratische Republiek Congo te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1993. Hij heeft een vrouw, dochter en pleegdochter.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft op 7 maart 2024 en 15 mei 2024 deelgenomen aan demonstraties tegen het beleid van de regering van Congo. Deze demonstraties zijn door de politie gestopt. Op 16, 19 en 20 mei 2024 zijn de Congolese autoriteiten langs eisers huis gegaan. Zij beschuldigen eiser ervan een rebel te zijn van de groepering M23. Eiser was tijdens het bezoek niet thuis en is daarna gevlucht.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) identiteit, nationaliteit en herkomst; 2) eiser heeft deelgenomen aan twee demonstraties; 3) eiser wordt door de autoriteiten gezocht omdat hij ervan wordt verdacht lid te zijn van M23.
4.1.
Verweerder acht het eerste en het tweede element geloofwaardig en het derde element niet geloofwaardig. Daarbij heeft verweerder vooral van belang geacht dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt waar de politie op baseert dat eiser lid zou zijn van M23. Ook heeft verweerder ongerijmd gevonden dat de politie kort na de demonstratie heeft achterhaald waar eiser woont, hoewel eiser zich niet heeft hoeven identificeren. Verder heeft verweerder merkwaardig gevonden dat eiser probleemloos het land heeft kunnen verlaten met een vals paspoort en een echte foto. Uit eisers eigen verklaringen blijkt immers dat de politie hem van gezicht kende.
Wat vindt eiser?
5. Eiser voert aan dat het besluit in strijd is met het fair-play beginsel van artikel 6 van het EVRM. [1] Ook voert eiser aan dat verweerder het besluit gebrekkig heeft gemotiveerd. Eiser voert aan dat de Congolese autoriteiten hem willen vervolgen, omdat hij een demonstrant is. Het label van ‘M23-rebel’ is een middel om eiser het zwijgen op te leggen. Ter onderbouwing heeft eiser rapporten overgelegd van Amnesty International en de US Department of State waaruit blijkt dat de Congolese autoriteiten optreden tegen demonstraties. Ook blijkt uit de rapporten dat er geweld is tegen M23 rebellen en (vermoedelijke) sympathisanten van M23. Verder is eiser het oneens met de kennelijke ongegrondheid van zijn asielaanvraag. Eiser heeft een kiezerspas en studentenkaart overgelegd waaruit zijn identiteit blijkt. Daarnaast had eiser een vals paspoort nodig om zijn land te ontvluchten en heeft hij daarmee niet verweerder willen misleiden. Tot slot vindt eiser dat het niet nodig was om een inreisverbod op te leggen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden de asielaanvraag afgewezen. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat eiser als M23 rebel wordt gezien door de autoriteiten. Daarbij heeft verweerder van belang mogen achten dat eiser niet heeft onderbouwd waarop hij zijn vermoeden baseert. Ook uit de in beroep overgelegde stukken blijkt dit niet. Uit de stukken blijkt dat er weliswaar geweld wordt gebruikt tegen demonstranten en tegen (vermoedelijke) M23 sympathisanten, maar niet wordt onderbouwd dat de Congolese autoriteiten demonstranten als M23 rebellen beschouwen. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn specifieke situatie wel het geval is. Daarnaast heeft verweerder terecht overwogen dat eiser niet in het profiel van een M23-rebel past. M23 is actief in het oosten van Congo en bestaat voornamelijk uit Tutsi’s, terwijl eiser in het westen van Congo woont en Bantoe is.
6.1.
Verder heeft verweerder terecht bezien of de Congolese autoriteiten daadwerkelijk vermoeden dat eiser een M23 rebel is. Eiser heeft namelijk zelf aangegeven dat de Congolese politie vermoedde dat hij een M23 rebel zou zijn. [2] Het betoog dat de Congolese autoriteiten het label van M23 rebel slechts als middel gebruiken om demonstranten en tegenstanders het zwijgen op te leggen slaagt niet. Zoals hiervoor is overwogen, blijkt niet uit de overgelegde stukken dat de Congolese autoriteiten demonstranten aanmerken als M23 rebellen. Ter zitting heeft eiser betoogt dat op 19 mei 2024 een coup heeft plaatsgevonden in Congo en dat dit de aanleiding is geweest voor de Congolese autoriteiten om demonstranten zoals eiser aan te merken als rebellen. De rechtbank volgt dit standpunt niet, omdat de politie al op 16 of 17 mei 2024 op zoek was naar eiser.
7. Verder oordeelt de rechtbank dat verweerder ongerijmd heeft mogen vinden dat de politie al op de dag na het protest naar eisers huis is gegaan en hem heeft gevonden. Eiser heeft zich immers niet hoeven identificeren en heeft zijn naam niet hoeven geven. Eiser biedt weliswaar alternatieve verklaringen voor deze ongerijmdheid, maar deze zijn niet aannemelijk nu deze geenszins zijn onderbouwd en het dus bij speculatie blijft. Daarnaast verklaren geen van de gestelde scenario’s waarom de politie nu juist zo snel eiser heeft weten te vinden in een stad van ruim 170.000 mensen.
8. Verweerder heeft echter niet ongerijmd mogen achten dat eiser het land zonder problemen heeft kunnen verlaten. Eiser heeft namelijk een vals paspoort gebruikt en zo zijn werkelijke identiteit verborgen voor de Congolese autoriteiten. Het is niet zonder meer onlogisch dat eiser daardoor zonder problemen het land heeft kunnen verlaten, ook al werd hij gezocht door de autoriteiten. Dat zijn foto op het document was afgebeeld, betekent niet dat hij alleen al daardoor bij de grens te herkennen zou zijn. Immers, de foto was gekoppeld aan andere identiteitsgegevens. Daarom wordt ook niet ingezien dat sprake is geweest van een legale uitreis. Dit laat echter onverlet dat verweerder, zoals ook onder rechtsoverweging 6. is overwogen, ongeloofwaardig heeft mogen vinden dat de autoriteiten op zoek zijn naar eiser, omdat die autoriteiten eiser ervan verdenken lid te zijn van de rebellengroep M23.
9. Ten aanzien van de schending van artikel 6 van het EVRM en het beginsel van fair play is niet nader geconcretiseerd op welke wijze verweerder in strijd met dit beginsel heeft gehandeld. Daarom kan deze beroepsgrond niet slagen.
10. Nu verweerder op goede gronden de problemen die eiser stelde te hebben na de demonstraties ongeloofwaardig heeft geacht, heeft verweerder ook de vrees niet aannemelijk hoeven achten. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder de asielaanvraag ongegrond mogen verklaren.
Kennelijk ongegrond
11. Ten aanzien van de kennelijk ongegrondverklaring overweegt de rechtbank dat verweerder op goede gronden het besluit kennelijk ongegrond heeft mogen verklaren. Daaraan heeft verweerder artikel 30b, eerste lid, onder c, Vw ten grondslag mogen leggen, nu eiser een vals paspoort heeft overgelegd en dat pas toegaf na met de valsheid te zijn geconfronteerd. Dat hij ook andere documenten heeft overgelegd waaruit zijn echte identiteit wel bleek, doet hier niet aan af, temeer nu eiser het valse paspoort ook daadwerkelijk heeft ingezet in een poging om door te kunnen reizen naar Canada.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
12. Ten aanzien van het terugkeerbesluit en inreisverbod overweegt de rechtbank dat tegen het terugkeerbesluit en de oplegging van een vertrektermijn van nul dagen geen gronden zijn aangevoerd. Het beroep tegen het terugkeerbesluit slaagt daarom niet. Vanwege de onmiddellijke vertrekplicht was verweerder, anders dan eiser stelt, wel degelijk verplicht om eiser een inreisverbod op te leggen, gelet op het dwingendrechtelijke karakter van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, Vw.

Conclusie en gevolgen

13. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Nu er op het beroep is beslist, zal het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen vanwege een gebrek aan connexiteit.
14. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Europees Verdrag van de Rechten voor de Mens.
2.Nader gehoor, bladzijde 8.