ECLI:NL:RBDHA:2024:13295
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Congolese eiser wegens kennelijke ongegrondheid en terugkeerbesluit
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Congolese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser, die op 12 juni 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 27 juni 2024 te horen dat zijn aanvraag kennelijk ongegrond was. Tevens werd hem een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd. De rechtbank behandelt het beroep na een eerdere zitting op 6 augustus 2024, die niet doorging vanwege het ontbreken van een tolk. Tijdens de zitting op 13 augustus 2024 zijn de eiser, zijn gemachtigde, de gemachtigde van de verweerder en een tolk aanwezig.
De eiser stelt dat hij vanwege zijn deelname aan demonstraties tegen de Congolese regering wordt vervolgd en dat hij ten onrechte als lid van de M23-rebellengroep wordt bestempeld. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, de minister van Asiel en Migratie, op goede gronden de asielaanvraag heeft afgewezen. De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk als M23-rebel wordt gezien door de autoriteiten. De rechtbank wijst erop dat de eiser niet in het profiel van een M23-rebel past, aangezien deze groep voornamelijk actief is in het oosten van Congo en bestaat uit Tutsi's, terwijl de eiser in het westen van Congo woont en Bantoe is.
De rechtbank oordeelt verder dat de eiser niet heeft onderbouwd dat de Congolese autoriteiten demonstranten als M23-rebellen beschouwen. De rechtbank vindt het ook niet ongerijmd dat de eiser het land heeft kunnen verlaten met een vals paspoort, wat zijn werkelijke identiteit verhulde. De rechtbank wijst het beroep van de eiser af en verklaart de asielaanvraag als kennelijk ongegrond, evenals het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.