ECLI:NL:RBDHA:2024:13256

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
09/189599-23 en 09/247687-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht - Voorhanden hebben van een omgebouwde alarmrevolver met bijbehorende munitie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een omgebouwde alarmrevolver en bijbehorende munitie. De verdachte was eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit en de rechtbank besloot daarom het voorwaardelijk deel van de eerder opgelegde werkstraf ten uitvoer te leggen. De zaak werd behandeld op een besloten zitting op 8 augustus 2024, waar de officier van justitie, mr. R.R. Knobbout, de bewezenverklaring van het ten laste gelegde eiste, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. P.W.M. Soekhai, zich op het standpunt stelde dat het ten laste gelegde bewezen kon worden verklaard.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 29 juli 2023 in Nootdorp een vuurwapen van categorie III en munitie voorhanden had. De verdachte had het wapen voor een ander bewaard, wat de rechtbank zorgen baarde. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 74 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

De rechtbank besloot ook dat de eerder opgelegde werkstraf van 40 uren ten uitvoer moest worden gelegd, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank achtte het noodzakelijk om streng op te treden tegen het voorhanden hebben van een vuurwapen, gezien de risico's voor de maatschappij. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van kinderrechters, die de zaak zorgvuldig had overwogen en de belangen van de verdachte en de samenleving in balans had gebracht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09/189599-23 en 09/247687-21 (tul)
Datum uitspraak: 22 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 8 augustus 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. R.R. Knobbout en de advocaat van de verdachte is mr. P.W.M. Soekhai. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juli 2023 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans
in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
.22 LR
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
- munitie van categorie III, te weten .22 LR Randvuur munitie
voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan. De verdachte heeft het feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023234501, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 44). De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen.
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 augustus 2024;
Het proces-verbaal van bevindingen, met fotobijlagen, opgemaakt op 29 juli 2023 (p. 17-22);
Het proces-verbaal Wapens, Munitie en Explosieven, opgemaakt op 30 juli 2023 (p. 41-44).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 29 juli 2023 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een.22 LR
alarm c.q startrevolver,zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en pistool en
- munitie van categorie III, te weten .22 LR Randvuur munitie voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 74 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met het feit dat de verdachte zich gedurende zes maanden heeft moeten houden aan de schorsingsvoorwaarden, zoals de avondklok en de elektronische controle. Een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming, is naar de mening van de verdediging passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft op zijn slaapkamer een omgebouwde alarmrevolver met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Naar eigen zeggen heeft de verdachte het wapen voor een ander bewaard, omdat hij door hem onder druk is gezet. Dit gegeven baart de rechtbank zorgen. Het aanwezig hebben van een vuurwapen en munitie kan gemakkelijk leiden tot gebruik ervan en vormt daarom een onaanvaardbaar risico in de maatschappij. Daarnaast brengt het voorhanden hebben van een vuurwapen ook gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving. Dit betreft dus een ernstig feit en hiertegen dient, in het bijzonder vanuit het oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 20 juni 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte op 16 november 2022 is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van 29 juli 2024 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige M.S. van der Bom ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat op alle leefgebieden sprake is van risicofactoren. De Raad schat de kans op herhaling van delictgedrag groot in. De verdachte doet zelf voorkomen alsof het redelijk goed met hem gaat en hij zijn leven wil beteren, maar het lukt hem in de praktijk niet om zijn situatie ten goede te keren. Hij heeft op dit moment geen school, geen werk en is afhankelijk van drugs om zijn emoties te reguleren. De verdachte heeft veel ingrijpende gebeurtenissen in zijn leven meegemaakt, waardoor zijn vertrouwen in anderen is beschadigd. Hij heeft geleerd vooral op zichzelf te vertrouwen. De Raad vindt behandeling in de vorm van psychomotorische therapie en daarna schematherapie zeer wenselijk voor de verdachte. In de praktijk blijkt echter dat het de verdachte herhaaldelijk niet lukt om van de behandeling te profiteren. Ook is er weinig echte motivatie voor behandeling. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging adviseert de Raad dat de voorwaardelijk opgelegde straf geheel ten uitvoer zal worden gelegd.
De deskundige D. Tas, werkzaam bij Jeugdbescherming west, heeft ter zitting naar voren gebracht dat de verdachte wel op afspraken verschijnt, maar dat het hem niet lukt om tot behandeling te komen. Ook geeft de verdachte onvoldoende openheid van zaken. Er is daarbij sprake van een patroon. Het is de jeugdreclassering niet gelukt om dit patroon te doorbreken.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin geldt als uitgangspunt bij het voorhanden hebben van een vuurwapen een jeugddetentie vanaf zes weken. In dit geval acht de rechtbank het strafverhogend dat de verdachte op 16 november 2022 is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om het bewezenverklaarde feit te plegen.
Gelet op de ernst van het feit en hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur. De rechtbank acht een jeugddetentie van 74 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank zal 30 dagen van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank begroot het aantal dagen aftrek op 44 dagen, zodoende blijft er een voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen over. Het voorwaardelijk strafdeel dient de verdachte ervan te weerhouden om zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
In verband met de hiervoor genoemde LOVS-oriëntatiepunten en het feit dat de verdachte zich gedurende een lange periode heeft moeten houden aan de (stevige) schorsingsvoorwaarden, zoals een avondklok en elektronische controle, ziet de rechtbank geen aanleiding om een aanvullende werkstraf op te leggen, zoals gevorderd door de officier van justitie.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
(beslaglijst) onder 1 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting is afstand gedaan door de verdachte van het voorwerp (1 STK Revolver) op de beslaglijst.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte afstand heeft gedaan van het in beslag genomen voorwerp, hoeft de rechtbank daarop niet meer te beslissen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij parketnummer 09/247687-21 door de kinderrechter van de rechtbank Den Haag op 16 november 2022 voorwaardelijke opgelegde werkstraf van 40 uren ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt primair de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde werkstraf, waartoe de verdachte is veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 16 november 2022. Uit het onderzoek ter terechtzitting is immers gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een soortgelijk feit.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 77 a, 77g, 77i, 77x, 77y en 77z van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.4 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
74 (VIERENZEVENTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
30 (DERTIG) DAGENniet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
de vordering tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van
40 (VEERTIG) uren, subsidiair
20 (TWINTIG) dagenvervangende jeugddetentie, opgelegd bij voormeld vonnis van 16 november 2022 in de zaak met parketnummer 09/247687-21;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B. Sahebali, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter,
en mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 augustus 2024.