ECLI:NL:RBDHA:2024:13254

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.19992
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Jordaanse eiser op basis van geloofwaardigheid van verklaringen en deskundigenadvies

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 15 juli 2024, wordt het beroep van een Jordaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, geboren in 1990, had op 18 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 7 mei 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 3 juli 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de minister.

Eiser stelt dat hij bedreigd en mishandeld is door een schuldeiser, [A], en zijn neven, en dat hij hierdoor naar Nederland is gevlucht. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser over zijn situatie inconsistent en ongerijmd zijn. De minister heeft zich gebaseerd op een deskundigenadvies van Bureau Documenten, dat de authenticiteit van de door eiser overgelegde documenten in twijfel trekt. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn asielrelaas te onderbouwen, en dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de aangifte van eiser niet bevoegd is opgemaakt.

De rechtbank wijst erop dat de verklaringen van eiser over zijn ziekenhuisopname en ontslag tegenstrijdig zijn, en dat de minister deze tegenstrijdigheden terecht heeft opgemerkt. Eiser heeft niet aangetoond dat hij om financiële redenen het ziekenhuis heeft verlaten, en de rechtbank vindt dat de minister de verklaringen van eiser over zijn medische toestand en de omstandigheden van zijn ontslag niet onterecht als ongerijmd heeft beoordeeld. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de minister standhoudt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.19992
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: mr. S. Zuithoff).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing zijn asielaanvraag. Eiser is van Jordaanse nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 1990. Hij heeft op 18 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 7 mei 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3. De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de heer O.M. Karim als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Door de coronapandemie heeft eiser veel schulden gemaakt bij [A] . Toen eiser deze schulden niet terugbetaalde heeft hij een dreigtelefoontje ontvangen, waarna eiser ontvoerd, mishandeld en misbruikt is door [A] en zijn neven. Eiser werd daarbij gewaarschuwd om geen aangifte te doen, maar hij heeft, ondanks waarschuwingen, wel aangifte gedaan. Vervolgens is eiser wederom telefonisch bedreigd. Hij is gewaarschuwd door een familielid van [A] en daarna gevlucht. Toen eiser een tweede waarschuwing ontving is hij teruggegaan naar zijn ouderlijk huis. Hier heeft vervolgens een schietincident plaatsgevonden, waarna eiser Jordanië is ontvlucht.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1) Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) Problemen als gevolg van een onbetaalde lening.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat relevant element 1 geloofwaardig is, maar dat relevant element 2 ongeloofwaardig is. Omdat het tweede relevante element van het asielrelaas ongeloofwaardig is en eiser pas 16 dagen na aankomst in Nederland asiel heeft aangevraagd, concludeert de minister daarom dat de asielaanvraag afgewezen wordt als kennelijk ongegrond.
Gronden van beroep en beoordeling daarvan
Mocht de minister uitgaan van de onderzoeksbevindingen van Bureau Documenten?
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij consistent over de bedreigingen heeft verklaard en dat deze verklaringen, in onderlinge samenhang bezien, voldoende onderbouwing vormen voor de geloofwaardigheid van deze bedreigingen. Eiser voert aan dat hij, naast de verklaring die hij in het ziekenhuis heeft afgelegd, ook aangifte moest doen bij de politie. De weerlegging hiervan door de minister in het bestreden besluit is volgens eiser vaag en algemeen en daarmee niet duidelijk. Ook dient volgens eiser meer gewicht te worden toegekend aan zijn verklaringen over de wijze waarop hij documenten ter onderbouwing heeft verkregen. Deze documenten zijn niet als vervalsingen aangemerkt en het is volgens eiser een feit van algemene bekendheid dat er in Jordanië niet overal een gestandaardiseerde wijze voor de afgifte van documenten voorhanden is.
7. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte tegenwerpt dat de overgelegde aangifte niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Belangrijk in dit verband is dat Bureau Documenten dit in zijn Verklaring van onderzoek heeft vastgesteld. Volgens vaste jurisprudentie is een advies van Bureau Documenten een deskundigenadvies, waarvan de minister in beginsel mag uitgaan. Het had op de weg van eiser gelegen om een contra- expertise te (laten) verrichten. Eiser heeft in onderhavige zaak niet alsnog door middel van een contra-expertise aangetoond dat het document is opgemaakt en afgegeven door de daartoe bevoegde instantie, zodat de authenticiteit van het document daarmee niet is aangetoond. Hoewel eiser heeft verklaard dat niet overal een gestandaardiseerde procedure voor afgifte van documenten wordt gehanteerd en de betreffende ambtenaren mogelijk niet gekwalificeerd zijn, heeft eiser deze verklaringen niet nader onderbouwd waardoor deze verklaringen geen afbreuk kunnen doen aan de overwegingen van de minister en onvoldoende zijn om aan het onderzoek van Bureau Documenten voorbij te gaan. Naar het oordeel van de rechtbank werpt de minister daarom niet ten onrechte tegen dat de aangifte van eiser met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven en niet kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Zijn de verklaringen over verblijf en ontslag uit het ziekenhuis ongerijmd?
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn verklaringen over het verblijf en het ontslag uit het ziekenhuis niet ongerijmd zijn. Eiser onderbouwt zijn standpunt door te stellen dat de minister niet met landeninformatie onderbouwd heeft dat wat hij over zijn verblijf in het ziekenhuis heeft verklaard, niet juist zou zijn. Ook mag volgens eiser van een persoon die er lichamelijk slecht aan toe is, niet worden verlangd dat deze zonder meer volledig en/of juist verklaart over wat hem overkomen is. De angst voor [A] en de volledige verklaring die eiser heeft afgelegd sluiten elkaar niet uit. De situatie, met de bedreiging en de mishandeling en de daaropvolgende verwondingen, was overweldigend voor eiser. In die situatie heeft eiser desgevraagd zijn verhaal gedaan aan het ziekenhuispersoneel. Dit kan hem in redelijkheid niet verweten worden. Of eiser ‘ontslagen’ is uit het ziekenhuis is een vertaalkwestie. Eiser was er slecht aan toe, hij kon niet zitten en niet staan ten gevolge van de verwondingen, Dat hij een dag later wel het ziekenhuis kon verlaten was een noodzakelijkheid, ingegeven door financiële problemen en niet omdat het beter met eiser ging.
9. De minister overweegt naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte dat de verklaringen van eiser over de reden van het verlaten van het ziekenhuis, mede in het licht van zijn verklaringen over zijn medische gesteldheid en zijn opname op de intensive care, tegenstrijdig zijn. De minister heeft niet ten onrechte verwezen naar de verklaringen van eiser in het nader gehoor, waarin hij heeft verklaard dat hij er slecht aan toe was en naar de intensive care werd gebracht.1 Ook mocht de minister hierbij de verklaringen van eiser dat hij niet kon zitten, niet kon staan, zwellingen had op zijn hoofd, rug en buik en “als een soort lijk” in het ziekenhuis binnen werd gebracht, meewegen.2 Niet ten onrechte overweegt de minister dat deze verklaringen van eiser niet rijmen met zijn verklaringen dat hij een dag later het ziekenhuis uit eigen beweging heeft verlaten en aangifte heeft gedaan, terwijl eiser daarvoor nog op de intensive care afdeling heeft gelegen. De rechtbank betrekt bij dit oordeel ook de door eiser overgelegde documenten die als bijlage bij het rapport Nader gehoor zijn gevoegd. Uit deze documenten volgt dat IC-opname en
‘immediate intervention’nodig waren. Daarnaast toont eiser niet aan dat hij omwille van financiële redenen uit het ziekenhuis is weggestuurd.
10. Onduidelijk is of eiser (zelf) ontslag heeft genomen uit het ziekenhuis of dat hij met ontslag is gestuurd. De minister heeft in het bestreden besluit3 op dit punt overwogen:
‘Daarnaast voert u in de zienswijze aan dat u de intensive care niet hebt verlaten na één dag door medische redenen, maar door financiële redenen. U stelt dat u de behandeling niet meer kon betalen.
Deze stelling wordt niet gevolgd. U hebt verklaard dat u op 16 juni 2021 uit Het ziekenhuis bent ontslagen (NG, p. 5). Dit rijmt niet met uw verklaringen dat u om financiële redenen het ziekenhuis zelf hebt verlaten’.
1. Rapport Nader gehoor, p. 5.
2 Rapport Nader gehoor, p. 12-13.
3 Beschikking 7 mei 2024, p. 3.
De rechtbank is van oordeel dat eiser terecht het standpunt inneemt dat er op dit punt sprake is van een vertaalkwestie. Op de zitting heeft de tolk, ter beantwoording van vragen van de rechtbank, uitgelegd dat de term “ontslagen” (uit het ziekenhuis) niet bekend is in de Arabische taal. In deze taal worden doorgaans uitdrukkingen gebruikt zoals: “ik ben uit het ziekenhuis gegaan” of “ik heb het ziekenhuis verlaten”. Deze uitdrukkingen hebben zowel de betekenis van het op eigen initiatief verlaten van het ziekenhuis als van een ontslag op verzoek/aandringen van het ziekenhuis. Gelet op deze dubbele betekenis is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van eiser over het ontslag niet ongerijmd zijn. De minister kan deze vertaalkwestie ook niet tegenwerpen omdat eiser daar bij het indienen van zijn correcties en aanvullingen niets over heeft gezegd. Eiser was op dat moment nog niet op de hoogte van de conclusie die de minister aan de gebruikte vertaling zou geven, terwijl de vertaling op zich niet onjuist is. Eiser heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er, ten aanzien van zijn verklaringen over zijn ontslag uit het ziekenhuis, sprake is van vertaalproblematiek.
11. Deze vertaalproblematiek laat naar het oordeel van de rechtbank echter onverlet dat de minister de verklaringen van eiser over zijn medische gesteldheid en zijn opname op de intensive care afdeling tegenstrijdig en ongerijmd mocht vinden. Omdat dit een essentieel onderdeel vormt van (de verklaringen over) het verblijf van eiser in het ziekenhuis, slaagt de beroepsgrond van eiser niet.

Kon de minister tegenwerpen dat eiser enige tijd niet in contact stond met [A] ?

12. Eiser geeft als verklaring voor het uitblijven van contact met/actie door [A] dat er bemiddeld werd tussen hem en [A] . Daarom is er volgens eiser geen sprake van stilzitten door [A] . De bemiddeling heeft echter niet tot resultaat geleid. Eiser erkent de bemiddeling niet eerder dan in zijn zienswijze genoemd te hebben, maar dit is een reactie op een stelling van de minister in het voornemen en daarom is het begrijpelijk en verklaarbaar dat eiser zich hierover pas in de zienswijze uitliet. Betreffende het telefoongesprek blijft eiser bij de verklaringen die hij in het gehoor heeft gegeven en die later verder zijn aangevuld in de zienswijze.
12. De rechtbank overweegt dat deze beroepsgrond een herhaling van zetten ten opzichte van de zienswijze is en overweegt daarbij dat de minister in het bestreden besluit gemotiveerd op de inhoud van de zienswijze heeft gereageerd. Ook onderbouwt eiser de gestelde bemiddeling niet en hij geeft evenmin een deugdelijke verklaring voor het pas bij zienswijze verklaren over deze bemiddeling. Dat is wel van belang omdat eiser heeft verklaard dat hij in de periode van december 2020 tot 14 juni 2021 niets gehoord heeft van [A] , terwijl hij daarna stelt dat er bemiddeling is geweest. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de minister in het bestreden besluit uitvoerig heeft onderbouwd waarom de verklaringen van eiser over het dreigtelefoontje niet worden gevolgd. De enkele verwijzing in dit beroep naar het gehoor en de zienswijze is onvoldoende om dit te weerleggen. Deze beroepsgrond slaagt reeds daarom niet.
4 Rapport Nader gehoor, p. 11.
Kon de terugkeer van eiser naar zijn familie worden tegengeworpen?
14. Eiser voert in beroep aan dat toen hij terugkeerde naar zijn familie, hij kwetsbaar, beschadigd en op de vlucht was. In een dergelijke setting was het volgens eiser volstrekt begrijpelijk dat hij naar zijn familie toeging omdat hij erop vertrouwen kon hier de noodzakelijke zorg en bescherming te krijgen. Dit volgt ook uit recente behandelinformatie van de GZ-psycholoog, die als bijlage aan de aanvullende gronden van beroep is gehecht. Daarnaast is het volgens eiser invoelbaar dat hij naar zijn familie terugkeerde omdat familie meer kan bieden dan vrienden.
14. Naar het oordeel van de rechtbank wijst de minister niet ten onrechte in zijn verweerschrift op de discrepantie tussen de behandelinformatie enerzijds en het asielrelaas van eiser anderzijds. In het asielrelaas geeft eiser immers te kennen dat zijn problemen te wijten zijn aan [A] en zijn handlangers, terwijl uit de behandelinformatie van de GZ-psycholoog volgt dat de problemen van eiser te wijten zouden zijn aan problemen met overheidsinstanties in Jordanië. Eiser heeft voor deze discrepantie tijdens de zitting geen deugdelijke verklaring gegeven en namens de minister is niet ten onrechte gesteld dat de behandelinformatie van de GZ-psycholoog het asielrelaas niet (alsnog) aannemelijk maakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister de terugkeer van eiser naar zijn familie niet ten onrechte tegengeworpen. Hierbij overweegt de rechtbank dat ook de overige ongerijmdheden in het relaas van eiser op dit punt niet door zijn stellingen in beroep worden weggenomen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Mocht de minister overwegen dat verklaringen van eiser over de schietpartij vaag en ongerijmd zijn?

16. De rechtbank is van oordeel dat eiser in deze grond zijn standpunt uit de zienswijze herhaalt terwijl de minister in het bestreden besluit gemotiveerd op de inhoud van de zienswijze heeft gereageerd. De minister heeft in het bestreden besluit niet ten onrechte gewezen op de verklaringen van eiser in het nader gehoor.5 Eiser heeft in die verklaringen aangegeven dat “ze” met een auto kwamen. Eiser stond naar eigen zeggen bij het raam en zag dat de auto, die eiser bovendien ook weet te specificeren in die zin dat het een rode Kia betrof, stopte aan de straat en voor zijn huis geparkeerd werd. De minister mocht zich naar aanleiding van deze situatieschets op het standpunt stellen dat ongerijmd is dat eiser enkel [A] zou hebben gezien en niet (zoals verklaard) meerdere mannen, terwijl hij vanuit zijn positie achter het raam en voorafgaand aan de gestelde schietpartij ook heeft kunnen zien dat de auto stopte en bovendien voor zijn huis werd geparkeerd. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

17. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
5 Rapport Nader gehoor, p. 7 en p. 16.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 juli 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.