ECLI:NL:RBDHA:2024:13252
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven wegens termijnoverschrijding
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De aanvraag werd afgewezen omdat deze niet binnen de wettelijke termijn van tien jaar na het misdrijf was ingediend. Eiseres had op 13 januari 2023 een aanvraag ingediend, terwijl zij stelde dat zij tussen 2000 en 2012 slachtoffer was van huiselijk geweld. Verweerder, de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, handhaafde de afwijzing in een besluit van 13 november 2023, waarbij werd gesteld dat de aanvraag niet zo spoedig was ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende objectieve gegevens heeft overgelegd om haar stelling te onderbouwen dat het geestelijk geweld voortduurde tot 2014. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds binnen tien jaar na het gepleegde geweldsmisdrijf moet worden ingediend. Aangezien eiseres haar aanvraag pas in 2023 indiende, is deze te laat. De rechtbank concludeert dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres de aanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd.
De rechtbank wijst erop dat de beleidsregels van verweerder niet onredelijk zijn en dat er geen sprake is van psychische overmacht die de termijnoverschrijding zou rechtvaardigen. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij in de relevante periode niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.