ECLI:NL:RBDHA:2024:13210
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van financiële tegemoetkoming voor hulphond met verzekeringsvoorwaarde
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de oplegging van een verplichting tot het afsluiten van een verzekering voor een hulphond. Eiser, die een psychische aandoening heeft opgelopen tijdens zijn militaire diensttijd, had een aanvraag ingediend voor financiële tegemoetkoming in de kosten voor de verzorging van zijn hulphond. Deze aanvraag was aanvankelijk afgewezen, maar tijdens de beroepsprocedure heeft de minister van Defensie alsnog een tegemoetkoming toegekend, met de voorwaarde dat eiser een ziektekostenverzekering voor de hond afsluit.
Eiser betwist de noodzaak van deze voorwaarde en stelt dat de VMOD hiervoor geen basis biedt. Hij argumenteert dat hij niet is gehoord in bezwaar en dat de aanvankelijke afwijzing in strijd was met het motiveringsbeginsel. De rechtbank oordeelt dat het besluit van 6 december 2023 is vervangen door het besluit van 20 juni 2024, en dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn beroep tegen het eerdere besluit. De rechtbank stelt vast dat de minister beoordelingsruimte heeft bij het stellen van voorwaarden aan de toekenning van voorzieningen op grond van de VMOD.
De rechtbank concludeert dat de voorwaarde van een ziektekostenverzekering redelijk is, gezien het doel van de voorziening om zorgkosten voor hulphonden te dekken. Eiser kan niet worden vrijgesteld van deze voorwaarde, ook al heeft hij zijn hulphond niet via de gebruikelijke kanalen verkregen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor het eerdere besluit en ongegrond voor het latere besluit, zonder aanleiding voor een proceskostenvergoeding.