ECLI:NL:RBDHA:2024:13205

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/653855 HA ZA 23-817 en C/09/661285 HA ZA 24-146
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake conservatoir beslag en aansprakelijkheid notarissen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure over conservatoir beslag en de aansprakelijkheid van notarissen. De eiser, [naam 1], had conservatoir beslag gelegd op de opbrengst van de verkoop van de echtelijke woning, die gezamenlijk eigendom was van hem en zijn ex-partner, [naam 4]. De rechtbank oordeelde dat de notarissen, ondanks het gelegde beslag, een bedrag van € 123.336,44 aan [naam 4] hadden uitgekeerd, wat in strijd was met het beslag. De rechtbank heeft geoordeeld dat de notarissen aansprakelijk zijn voor deze uitbetaling en hen veroordeeld om dit bedrag aan de beslagleggend deurwaarder te betalen. De rechtbank heeft ook de proceskosten toegewezen aan de eiser.

In de vrijwaringszaak vorderden de notarissen betaling van [naam 4] voor de schade die zij hadden geleden door de onrechtmatige uitbetaling. De rechtbank heeft geoordeeld dat [naam 4] aansprakelijk is voor de schade die de notarissen hebben geleden door de uitbetaling in weerwil van het beslag. De vorderingen tegen Maximus en [naam 5], de deurwaarder, zijn afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat zij niet onrechtmatig hadden gehandeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen en deurwaarders in het kader van beslaglegging en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met uitbetalingen onder beslag.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Vonnis van 28 augustus 2024
in de hoofdzaak met zaaknummer: C/09/653855 / HA ZA 23-817 van
[naam 1], te [woonplaats 1]
eiser in de hoofdzaak,
advocaat: mr. A.J. Oskam,
tegen

1.[naam 2] , te [woonplaats 2] ,

2.
[naam 3], te [woonplaats 2] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
advocaat: mr. V.J.N. van Oijen,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer C/09/661285 / HA ZA 24-146 van

1.[naam 2] , te [woonplaats 2] ,

2.
[naam 3], te [woonplaats 2] ,
eisers in de vrijwaringszaak,
advocaat: mr. V.J.N. van Oijen,
tegen

1.[naam 4] , te [woonplaats 3] ,

gedaagde in de vrijwaringszaak sub 1,
advocaat: mr. S.N. Peijnenburg,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAXIMUS GERECHTSDEURWAARDERS EN INCASSO B.V., te Barendrecht,
3.
[naam 5], te [woonplaats 4] ,
gedaagden in de vrijwaringszaak sub 2 en 3,
advocaat: mr. V.J.N. van Oijen.
Partijen zullen hierna “
[naam 1]”, “
de notarissen” (of afzonderlijk “
notaris [naam 2]” en “
notaris [naam 3]”), “
[naam 4]”, “
Maximus” en “
[naam 5]” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
in de hoofdzaak
  • het vonnis in het vrijwaringsincident van 13 december 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • de conclusie van antwoord met productie 1 tot en met 3;
  • de akte overlegging producties 14 tot en met 19 van [naam 1] ;
  • de akte overlegging producties 4 en 5 van de notarissen;
  • het tussenvonnis van 8 mei 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
in de vrijwaringszaak
  • de dagvaarding van 10 januari 2024 met producties 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 en 2 van [naam 4] ;
  • de conclusie van antwoord met producties A tot en met G van Maximus en [naam 5] ;
  • de akte overlegging productie 9 van de notarissen;
  • de akte overlegging producties 3 tot en met 6 van [naam 4] ;
  • het tussenvonnis van 8 mei 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak heeft plaatsgevonden op 10 juni 2024. Hierbij waren aanwezig [naam 1] , notaris [naam 2] , [naam 4] en [naam 5] (namens zichzelf en namens Maximus), bijgestaan door hun advocaten. Mr. Van Oijen vertegenwoordigde daarnaast notaris [naam 3] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er ter zitting is besproken. De advocaten hebben pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd die in het griffiedossier zijn gevoegd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak

2.1.
[naam 1] is gehuwd geweest met [naam 4] . Op 24 september 2021 heeft de rechtbank Den Haag de echtscheiding uitgesproken. [naam 1] en [naam 4] waren gezamenlijk eigenaar van de echtelijke woning.
2.2.
Bij beschikking van 18 oktober 2021 heeft de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag verlof verleend aan [naam 1] om conservatoir beslag te leggen onder
“mr. [naam 2] , werkzaam ten kantore van Just Notarissen, gevestigd te [adres], althans onder de notaris van genoemd kantoor door wie het notarieel transport wordt verleden, op hetgeen zij/hij onder zich heeft en/of mocht verkrijgen van [naam 4] , bestaande uit haar aandeel in de verkoopopbrengst van de aan haar en verzoeker in gezamenlijke eigendom toebehorende woning aan de [adres] die gerealiseerd wordt na aflossing van de aan deze woning verbonden hypothecaire geldlening aan (…), meer in het bijzonder op het aandeel van [naam 4] in het saldo van de kwaliteitsrekening van de notarissen van Just Notarissen betreffende het aan haar toekomende aandeel in de genoemde verkoopopbrengst van de woning aan de [adres] voor een bedrag met inbegrip van rente en kosten groot € 459.930,= (zegge:…).”.
2.3.
Op 21 oktober 2021 heeft [naam 1] ten laste van [naam 4] conservatoir derdenbeslag gelegd onder de notarissen.
2.4.
Op 21 oktober 2021 heeft ten overstaan van notaris [naam 2] het notarieel transport van de echtelijke woning plaatsgevonden.
2.5.
Op 18 november 2021 heeft notaris [naam 3] een derdenverklaring afgegeven, waaruit volgt dat het beslag doel heeft getroffen tot een bedrag van € 123.336,44, zijnde de helft van de overwaarde van de echtelijke woning.
2.6.
Op 31 januari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag in de verdelingsprocedure een beschikking tussen [naam 1] en [naam 4] gewezen. [naam 1] heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld.
2.7.
Bij e-mail van 30 april 2022 heeft de advocaat van [naam 1] aan de notarissen bericht:
“Voor de goede orde bericht ik u hierdoor dat namens cliënt hoger beroep wordt ingesteld tegen de beschikking van 31 januari 2022 van de rechtbank Den Haag.
Deze beschikking zal derhalve niet in kracht van gewijsde gaan, zodat het dezerzijds onder u gelegde conservatoire beslag nog steeds kleeft en dus niet mag worden uitbetaald aan de wederpartij.”.
Een medewerker van de notarissen heeft per e-mail van 4 mei 2022 hierop geantwoord:
“Hierbij ontvangt u bevestiging dat de gelden op de onze derdengeldenrekening waar het conservatoir beslag op is gelegd niet zijn uitgeboekt en niet zullen worden uitgeboekt.”.
2.8.
Op 7 december 2022 heeft het gerechtshof Den Haag in de verdelingsprocedure een beschikking gewezen in hoger beroep, waarin onder meer is geoordeeld dat [naam 4] een bedrag van € 278.372,50 aan [naam 1] moet voldoen. In deze beschikking is onder meer het volgende opgenomen:
“5.26 [ [naam 1] ] heeft in zijn verzoek onder B) verzocht te bepalen dat [ [naam 4] ] het aan hem verschuldigde bedrag zoveel mogelijk voldoet via de transporterend notaris uit het aan haar toekomende deel van de netto verkoopopbrengst van de echtelijke woning (…). Voor zover het verzoek van [ [naam 1] ] ziet op de wijze van voldoening van de schuld van [ [naam 4] ] aan hem, mist het wettelijke grondslag en is het daarom niet voor toewijzing vatbaar. Gelet op de omvang van het door [ [naam 4] ] verschuldigde bedrag ziet het hof aanleiding om de termijn van betaling te stellen op vier maanden na de dag van betekening van deze beschikking. (…)”
2.9.
[naam 5] , als deurwaarder werkzaam bij Maximus, heeft op 14 december 2022 een brief aan de notarissen gestuurd. Hierin is – voor zover voor de beoordeling relevant –vermeld:
“Onder verwijzing naar bijgevoegde beschikking van het gerechtshof Den Haag verzoek en voor zover nodig sommeer ik u per direct het aan mijn cliënt, [naam 4] , toekomende bedrag ad € 123.336,44 zijnde het deel uit de overwaarde van de verkoop van de woning in [plaatsnaam], op mijn derdengeldenrekening [nummer] onder vermelding van [dossiernummer], te doen bijschrijven.
In de bovengenoemde beschikking heeft het gerechtshof beslist dat dhr. [naam 1] niet het recht toekomt om uit de zich onder u bevindende gelden ten behoeve van mijn cliënt de vordering die hij heeft op mijn cliënt geheel dan wel gedeeltelijk te laten voldoen. (zie ten dezen r.o. 5.26)
Hieruit volgt direct dat het gelegde conservatoire beslag op het deel van de genoemde overwaarde is komen te vervallen.”.
2.10.
Bij beschikking van 29 maart 2023 heeft het gerechtshof Den Haag de beschikking van 7 december 2022 aangevuld en verbeterd. Deze beschikkingen zijn in kracht van gewijsde gegaan. In het dictum van de beschikking van 29 maart 2023 staat:
“veroordeelt de vrouw tot betaling van een bedrag van € 289.304,30 te voldoen aan de man binnen vier maanden na de dag van betekening van deze beschikking aan haar”.
2.11.
Op 4 april 2023 zijn de beschikkingen van 7 december 2022 en van 29 maart 2023 van het gerechtshof Den Haag aan de notarissen betekend.
2.12.
Op 4 april 2023 heeft een medewerker van de notarissen per e-mail aan de deurwaarder bericht:
“Vandaag is door ons kantoor het in de bijlage bijgevoegde verzoek tot uitbetaling ontvangen. Hierbij deel ik u mede dat er op onze derdengeldenrekening geen gelden meer aanwezig zijn inzake het dossier [naam 4] / [naam 1] en de overdracht van de [adres].”.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[naam 1] vordert om de notarissen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan de beslagleggend deurwaarder van een bedrag van € 123.336,44, vermeerderd met de op de kwaliteitsrekening gekweekte rente tot 9 september 2023, en met de wettelijke rente over de hoofdsom plus gekweekte rente vanaf 9 september 2023. Ook vordert [naam 1] om de notarissen hoofdelijk in de proceskosten (met nakosten) te veroordelen.
3.2.
[naam 1] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de notarissen in weerwil met een onder hen gelegd conservatoir beslag een betaling van € 123.336,44 hebben gedaan.
3.3.
De notarissen voeren samengevat het volgende verweer. De vordering tegen notaris [naam 3] moet afgewezen worden omdat hij geen rol in deze zaak heeft: het transport van de woning heeft ten overstaan van notaris [naam 2] plaatsgevonden. Daarnaast voeren de notarissen aan dat zij mochten vertrouwen op een mededeling van [naam 5] in de brief van 14 december 2022, inhoudende dat het beslag op het bedrag was opgeheven. De mededeling van [naam 5] betreft een instructie van een wettelijke gezagsdrager; het volgen hiervan heft iedere verwijtbaarheid op.
in de vrijwaringszaak
3.4.
De notarissen vorderen om, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
primair[naam 4] , Maximus en [naam 5] hoofdelijk, dan wel ieder voor een gelijk deel,
subsidiairMaximus en [naam 5] hoofdelijk, dan wel ieder voor een gelijk deel, althans Maximus, althans [naam 5] ,
meer subsidiair[naam 4] ,
te veroordelen om binnen zeven dagen na heden te betalen al hetgeen waartoe de notarissen in de hoofdzaak worden veroordeeld, met veroordeling in de proceskosten, inclusief nakosten, met rente.
3.5.
De notarissen leggen het volgende aan hun vorderingen ten grondslag. [naam 5] en Maximus, waar [naam 5] werkt, hebben onrechtmatig jegens de notarissen gehandeld door een onjuiste mededeling te doen, op basis waarvan de notarissen zijn overgegaan tot uitbetaling van het beslagen bedrag. [naam 4] is als opdrachtgever van [naam 5] en Maximus eveneens aansprakelijk. Daarnaast handelt [naam 4] onrechtmatig als zij onterecht ontvangen gelden onder zich houdt en de notarissen daarvoor laat opdraaien. Ook wordt zij hierdoor ongerechtvaardigd verrijkt.
3.6.
Zowel [naam 4] , [naam 5] als Maximus voeren verweer. Zij concluderen tot afwijzing van de vorderingen van de notarissen.
3.7.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In de hoofdzaak
4.1.
Centraal staat het conservatoir derdenbeslag dat op 21 oktober 2021 ten gunste van [naam 1] en ten laste van [naam 4] is gelegd. Het beslag heeft doel getroffen tot een bedrag van € 123.336,44. Tussen partijen is niet in geschil dat dit bedrag op 15 december 2022 aan de door [naam 4] ingeschakelde deurwaarder, zijnde [naam 5] werkzaam bij Maximus, is uitgekeerd. [naam 1] heeft zich primair op het standpunt gesteld dat dit beslag is uitbetaald in weerwil van het conservatoire beslag en dat de notarissen deze betaling niet tegen hem kunnen inroepen. [naam 1] vordert dat de notarissen worden veroordeeld om € 123.336,44 aan de beslagleggend deurwaarder te betalen. De rechtbank zal deze vordering toewijzen. Hierna zal worden toegelicht waarom.
Het conservatoir beslag is rechtsgeldig gelegd onder beide notarissen
4.2.
De notarissen hebben ten eerste aangevoerd dat notaris [naam 3] niet aansprakelijk kan zijn tegenover [naam 1] omdat de akte van levering van de echtelijke woning is verleden door notaris [naam 2] . Volgens notaris [naam 3] heeft hij geen enkele rol in deze zaak.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het conservatoir beslag rechtsgeldig is gelegd onder beide notarissen. Het verzoekschrift, op basis waarvan de voorzieningenrechter verlof heeft verleend tot het leggen van derdenbeslag, vermeldt naast notaris [naam 2] ook ‘de notaris van genoemd kantoor door wie het notarieel transport wordt verleden’ alsmede de kwaliteitsrekening van het kantoor (zie overweging 2.2). Vervolgens is het beslag onder beide notarissen gelegd. Omdat niet zeker was welke van de notarissen het transport op zich zou nemen, lag het voor de hand om onder beide notarissen beslag te leggen en dit was op grond van het verlof ook toegestaan.
4.4.
Vervolgens doet zich de vraag voor of het beslag doel heeft getroffen en zo ja, onder wie. Ter zitting hebben de notarissen aangegeven dat de rekening waarop het beslag is gelegd een gezamenlijke kwaliteitsrekening betreft die op naam van hun beider kantoor staat. Notaris [naam 2] heeft het transport verleden, maar notaris [naam 3] heeft de derdenverklaring ondertekend. Hieruit leidt de rechtbank af dat vorderingen op de derdengeldenrekening door de notarissen zelf worden beschouwd, of althans feitelijk worden behandeld, als vorderingen op ieder van hen. Dat maakt dat het beslag bij beiden doel heeft getroffen. Beide notarissen zijn dan ook aansprakelijk jegens [naam 1] als zou worden geoordeeld dat zij in weerwil van het beslag hebben uitgekeerd.
Of het conservatoir beslag rechtsgeldig is overbetekend aan [naam 4] hoeft niet te worden beoordeeld
4.5.
Op grond van artikel 475i Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de beslaglegger verplicht om binnen acht dagen na het leggen van het beslag het beslagexploot aan de beslagene te betekenen (ook wel de “overbetekening” genoemd).
4.6.
De notarissen hebben aangevoerd dat [naam 1] deze verplichting heeft geschonden door het beslagexploot van het conservatoir beslag van 21 oktober 2021 niet rechtsgeldig aan [naam 4] te betekenen. De vraag of het conservatoir beslag rechtsgeldig is overbetekend hoeft echter in deze procedure niet beantwoord te worden. De sanctie op het niet voldoen aan deze verplichting is namelijk dat de voorzieningenrechter van de rechtbank het beslag
kanopheffen op vordering van de beslagene. [naam 4] heeft echter geen procedure bij de voorzieningenrechter gestart tot opheffing van het beslag. Het conservatoir beslag is daarom in stand gebleven, ook als zou worden vastgesteld dat het beslagexploot niet is overbetekend. Voor zover [naam 4] bedoeld heeft in de vrijwaringsprocedure opheffing van het beslag te vragen gaat de rechtbank aan dat verzoek voorbij, nu dat een geschil tussen [naam 1] en [naam 4] betreft en [naam 1] geen partij is in de vrijwaringsprocedure.
Betaling notarissen is niet van waarde
4.7.
Op grond van artikel 704 lid 1 Rv gaat een conservatoir beslag over in een executoriaal beslag, zodra de beslaglegger in de hoofdzaak een executoriale titel in de hoofdzaak heeft verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, mits de titel aan de beslagene en, zo het beslag onder een derde is gelegde, ook aan deze is betekend.
Op grond van artikel 722 Rv moet de betekening aan de derde gebeuren binnen één maand nadat ter zake van de hoofdvordering een executoriale titel is verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden. Blijft betekening binnen deze termijn uit, dan zullen de betalingen door de derde gedaan van waarde zijn. Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 722 Rv volgt dat deze sanctie zo moet worden begrepen dat alleen ná het aflopen van de termijn gedane betalingen van waarde zijn. [1]
4.8.
Op 7 december 2022 heeft het gerechtshof Den Haag een beschikking gewezen, waarbij [naam 4] is veroordeeld tot betaling aan [naam 1] van een bedrag van € 278.372,50 binnen vier maanden na betekening van de beschikking aan [naam 4] . Het toegewezen bedrag is bij herstelbeschikking van 29 maart 2023 gewijzigd in een bedrag van € 289.304,30.
4.9.
De notarissen hebben aangevoerd dat de door hen gedane betaling van waarde moet worden geacht, omdat de beschikkingen van het gerechtshof Den Haag niet binnen een maand rechtsgeldig aan hen betekend zijn. Dit argument gaat niet op. Het staat vast dat dat de notarissen op 15 december 2022 een bedrag van € 123.336,44 aan [naam 4] hebben betaald. Dat is binnen één maand na de beschikking van het gerechtshof van 7 december 2022. Ook als de rechtbank ervan uit zou gaan dat de betekening van de beschikking van 7 december 2022 niet tijdig aan de notarissen zou zijn gedaan, is de betaling niet na afloop van de termijn uit artikel 722 Rv gedaan. Daarom wordt de betaling van de notarissen niet van waarde geacht.
4.10.
Door de betaling van de notarissen aan [naam 4] is de vordering die [naam 4] had op de notarissen (te weten haar deel van de verkoopopbrengst van de echtelijke woning) teniet gegaan. Deze betaling heeft echter niet tot gevolg dat het beslag is komen te vervallen. Tussen [naam 1] en de notarissen bestaat het beslag nog. Dat beslag moet dan ook worden afgewikkeld.
Betaling notarissen kan niet tegen [naam 1] worden ingeroepen
4.11.
Omdat de notarissen € 123.336,44 hebben uitbetaald, terwijl op dit bedrag beslag lag, hebben zij dit bedrag in weerwil van het beslag betaald. Op grond van artikel 475h jo. artikel 720 Rv kunnen de notarissen deze betaling niet tegen [naam 1] inroepen.
De beschikking staat niet aan verhaal op de verkoopopbrengst in de weg
4.12.
De notarissen hebben betoogd dat uit rechtsoverweging 5.26 van de beschikking van 7 december 2022 (zie hiervoor onder 2.8) volgt dat [naam 1] zich niet op de verkoopopbrengst van de echtelijke woning kan verhalen en deze daarom vrijelijk aan [naam 4] kon worden uitgekeerd. Dat standpunt berust op een verkeerde lezing van de beschikking. Kennelijk heeft [naam 1] in de procedure bij het hof verzocht te bepalen dat als [naam 4] wordt veroordeeld tot betaling aan hem, deze betaling zoveel mogelijk via (het aandeel van [naam 4] in) de verkoopopbrengst moet worden voldaan. Dat verzoek is afgewezen bij gebrek aan feitelijke grondslag. Dat brengt met zich dat het (in eerste instantie) aan [naam 4] zelf is te bepalen op welke wijze zij aan haar betalingsverplichting voldoet. Het oordeel brengt echter niet met zich dat [naam 1] zich, bij gebreke van vrijwillige betaling door [naam 4] , niet op de verkoopopbrengst zou mogen verhalen en dat het beslag dus niet langer zou kleven.
Het conservatoire beslag is executoriaal geworden
4.13.
De notarissen hebben de verplichting om het bedrag aan de deurwaarder af te dragen als het beslag executoriaal is geworden (artikel 477 Rv). Op grond van artikel 704 lid 1 Rv wordt het beslag executoriaal, zodra de beslaglegger in de hoofdzaak een executoriale titel heeft verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, mits de titel aan de beslagene en, zo het beslag onder een derde is gelegde, ook aan deze is betekend.
4.14.
De notarissen en [naam 4] beroepen zich er op dat de herstelbeschikking niet aan [naam 4] is betekend. De rechtbank gaat aan dat betoog voorbij op grond van het volgende.
4.15.
[naam 1] heeft getracht de beschikking overeenkomstig artikel 56 Rv aan [naam 4] te betekenen, omdat [naam 4] geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland had, maar wel een bekende verblijfplaats in Griekenland zou hebben. In overeenstemming met lid 2 van dat artikel 56 Rv heeft de deurwaarder in Nederland een exploot verzonden aan de ontvangende instantie in Griekenland. Hoewel dit niet is vereist heeft de deurwaarder in Nederland ook, conform artikel 56 lid 3 Rv, een exploot verzonden aan het adres van [naam 4] in Griekenland. Uit het door [naam 1] overgelegde formulier van de ontvangende instantie in Griekenland blijkt echter dat deze de betekening niet heeft kunnen uitvoeren omdat [naam 4] niet op het adres bekend bleek. Ook de aangetekende verzending van het exploot is niet gelukt. Het door [naam 1] veronderstelde adres van [naam 4] bleek dus niet juist. Niet is gebleken dat [naam 1] op dat moment kennis had van een ander adres van [naam 4] , zodat zich de situatie voordeed dat de woonplaats en het werkelijke verblijf van [naam 4] onbekend was, als bedoeld in art. 54 Rv. Vervolgens heeft [naam 1] de beschikking overeenkomstig die bepaling op 9 mei 2023 openbaar betekend. Daarmee is voldaan aan het vereiste van betekening aan [naam 4] .
4.16.
Het staat vast dat de beschikkingen rechtsgeldig aan de notarissen zijn betekend (zie overweging 2.11). In de beschikking van 29 maart 2023 (zie overweging 2.10) is er door het gerechtshof Den Haag een betalingstermijn van vier maanden aan [naam 4] gegeven vanaf het moment van de betekening (zie overweging 2.8). De openbare betekening is van 9 mei 2023. Sindsdien zijn meer dan vier maanden verstreken, zodat de beschikking voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden en het conservatoir beslag executoriaal is geworden.
4.17.
Ten overvloede overweegt de rechtbank als volgt. Als zou moeten worden geoordeeld dat het beslag, vanwege een gebrek in de betekening aan [naam 4] , nog niet executoriaal is geworden, dan doet dit er niet aan af dat het beslag nog steeds ligt en dat de betaling door de notarissen niet van waarde is, zoals hiervoor is overwogen. Dat zou met zich brengen dat [naam 1] in dat geval het beslag alsnog executoriaal zou kunnen maken door de beschikking alsnog te betekenen aan [naam 4] . Het ontgaat de rechtbank welk doel die betekening nog zou dienen, nu in deze procedures (in hoofdzaak en vrijwaring) zowel [naam 1] , de notarissen als [naam 4] zijn verschenen en duidelijk is dat alle partijen bekend zijn met en beschikken over zowel de beschikking als de herstelbeschikking. Het alsnog/nogmaals betekenen van deze beschikking(en) zou dan slechts tot extra kosten leiden.
Notarissen moeten het bedrag aan de deurwaarder betalen
4.18.
Uit artikel 477 Rv volgt dat de notarissen de verplichting hebben om het beslagen bedrag aan de beslagleggend deurwaarder af te dragen, zodra het beslag executoriaal is geworden. Hiervoor is vastgesteld dat het beslag executoriaal is geworden. De notarissen zullen dan ook worden veroordeeld om een bedrag van € 123.336,44 af te dragen aan de beslagleggend deurwaarder. De notarissen zullen niet hoofdelijk worden veroordeeld, zoals wel is gevorderd. Uitgangspunt van artikel 6:6 BW is namelijk dat schuldenaren voor gelijke delen zijn verbonden, tenzij uit wet, gewoonte of rechtshandeling iets anders voortvloeit. Het is aan [naam 1] om te stellen waarop de hoofdelijkheid van de notarissen gegrond is. Hij heeft op dit punt niet aan zijn stelplicht voldaan en daarom wordt de gevorderde hoofdelijke veroordeling afgewezen.
4.19.
De notarissen hebben onbetwist aangevoerd dat er geen rente op de kwaliteitsrekening is verschenen omdat deze in 2022 0 % was. De vordering ter zake van de op de kwaliteitsrekening gekweekte rente zal dan ook worden afgewezen. Ook de gevorderde wettelijke over het aan de deurwaarder te betalen bedrag zal worden afgewezen. Niet gesteld of gebleken is dat de notarissen ten aanzien van de afdrachtplicht in verzuim zijn.
4.20.
De notarissen zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [naam 1] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,14
- griffierecht
2.277,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2,00 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
6.442,14
In de vrijwaringszaak
[naam 4] moet het bedrag aan de notarissen betalen
4.21.
In artikel 6:33 Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat als een betaling in weerwil van een beslag is gedaan en de schuldenaar (hier: de notarissen) genoodzaakt wordt opnieuw te betalen, dat hij dan verhaal heeft op de schuldeiser (hier: [naam 4] ). In de hoofdzaak heeft de rechtbank geoordeeld dat dat notarissen in weerwil van het beslag € 123.336,44 aan [naam 4] hebben betaald en dat zij dit opnieuw moeten betalen, dit keer aan [naam 1] . Uit artikel 6:33 BW volgt dat de notarissen regres hebben op [naam 4] . De vordering van de notarissen op [naam 4] zal daarom worden toegewezen.
Maximus en [naam 5] hebben niet onrechtmatig gehandeld
4.22.
[naam 5] werkt als deurwaarder bij Maximus. De notarissen stellen dat [naam 5] en Maximus onrechtmatig tegenover hen hebben gehandeld. De notarissen voeren hiertoe aan dat [naam 5] een onjuiste mededeling aan de notarissen heeft gedaan, op grond waarvan hij de notarissen ertoe heeft aangezet om het beslagen bedrag uit te keren. De onjuiste mededeling is gedaan in de brief van 14 december 2022 van [naam 5] aan de notarissen (zie overweging 2.9). Het doen van een onjuiste mededeling om op die manier gelden aan een beslag te onttrekken is volgens de notarissen in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
4.23.
[naam 5] handelde bij het versturen van de brief van 14 december 2022 als incassogemachtigde/ belangenbehartiger van [naam 4] . De brief van [naam 5] is daarom geen officiële ambtshandeling van een deurwaarder, maar moet als een sommatiebrief gekwalificeerd worden. De rechtbank is van oordeel dat dit ook duidelijk had kunnen zijn voor de notarissen. Ten eerste omdat de brief niet het uiterlijk had van een exploot zoals deurwaarders deze uitbrengen. Van notarissen mag worden verwacht dat zij het onderscheid kunnen maken tussen een exploot en een andersoortige brief. Ten tweede omdat [naam 5] in de brief mededeelt dat [naam 4] hem heeft verzocht “
haar belangen in dit dossier te behartigen”. Daarnaast was het de notarissen bekend, althans hadden zij ermee bekend kunnen zijn, dat [naam 5] niet de deurwaarder is die het conservatoir derdenbeslag heeft gelegd. Daar hadden zij alert op moeten zijn toen zij kennis namen van de brief; van een derde-beslagene mag worden verwacht dat hij de nodige voorzichtigheid in acht neemt bij het uitbetalen van beslagen gelden. Kortom, de notarissen hadden er zich van bewust moeten zijn dat [naam 5] optrad als incassogemachtigde/ belangenbehartiger. Deze rol is naar zijn aard partijdig.
De positie van partijdige belangenbehartiger brengt met zich mee dat de inhoud van een sommatiebrief niet te snel tot aansprakelijkheid kan leiden. De belangenbehartiger dient namelijk in eerste instantie de belangen van zijn cliënt in acht te nemen en die zijn erop gericht om de vordering te incasseren. De rechtbank acht de inhoud van de brief van 14 december 2022 in dit geval niet onrechtmatig jegens de notarissen, omdat de notarissen zich ervan bewust hadden moeten zijn dat de brief afkomstig was van een partijdige belangenbehartiger. Dat de brief is voorzien van een officieel ogende ambtsstempel met de tekst “Maximus Gerechtsdeurwaarders te Barendrecht” maakt dit niet anders. Het lag op de weg van de notarissen om na het ontvangen van één enkele sommatiebrief nader onderzoek te doen. Zo hadden zij contact kunnen opnemen met de advocaat van [naam 1] of de beslagleggend deurwaarder om na te gaan of het beslag inderdaad was opgeheven. In ieder geval hadden zij niet direct over mogen gaan tot uitbetaling. De notarissen hadden zich (meer) bewust moeten zijn van hun positie als derde-beslagene en van hen mocht meer zorgvuldigheid worden verwacht dan zij in dit geval hebben betracht. Dat de notarissen onder druk zijn gezet om tot betaling over te gaan is overigens niet gebleken.
Deze omstandigheden in overweging nemende komt de rechtbank tot het oordeel dat [naam 5] niet heeft gehandeld in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. Van een onrechtmatige daad van [naam 5] is daarom geen sprake en van Maximus dus ook niet. De vorderingen tegen [naam 5] en Maximus zullen daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.24.
Ten aanzien van [naam 4] zijn de notarissen in het gelijk gesteld. Daarom moet [naam 4] de proceskosten van de notarissen betalen. De proceskosten van de notarissen worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,57
- salaris advocaat
3.858,00
(2,00 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.175,57
4.25.
Ten aanzien van Maximus en [naam 5] zijn de notarissen in het ongelijk gesteld. Daarom moeten de notarissen de proceskosten van Maximus en [naam 5] betalen. De proceskosten van Maximus en [naam 5] worden begroot op:
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2,00 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
€ 10.653,00
4.26.
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
In de hoofdzaak
5.1.
veroordeelt de notarissen om aan de beslagleggend deurwaarder een bedrag van € 123.336,44 te betalen;
5.2.
veroordeelt de notarissen in de proceskosten van [naam 1] van € 6.442,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de notarissen niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
In de vrijwaringszaak
5.3.
veroordeelt [naam 4] tot betaling aan de notarissen tot al hetgeen de notarissen in de hoofdzaak jegens [naam 1] zijn veroordeeld te betalen;
5.4.
wijst de vorderingen tegen Maximus en [naam 5] af;
5.5.
veroordeelt [naam 4] in de proceskosten van de notarissen van € 4.175,57, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [naam 4] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.6.
veroordeelt de notarissen in de proceskosten van Maximus en [naam 5] van € 10.653,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de notarissen niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
In de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.1, 5.2, 5.3, 5.5 en 5.6 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door (dhr.) mr. S.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.

Voetnoten

1.Vgl. HR 18 maart 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1299 (Ciba Geigy/Bovens).