ECLI:NL:RBDHA:2024:13152

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
24-20104
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Moldavische eiser op basis van Roma etniciteit en criminele bedreigingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2024, wordt het beroep van een Moldavische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die van Roma etniciteit is, heeft op 15 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd op 3 mei 2024 door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep, dat gelijktijdig met dat van de echtgenote van eiser is ingediend, op 25 juni 2024. Eiser en zijn echtgenote zijn niet verschenen, maar de verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag op basis van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelt dat hij bedreigd wordt door criminele elementen in Moldavië vanwege een onbetaalde geldlening en dat hij problemen ondervindt vanwege zijn Roma etniciteit. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet voldoende onderbouwd zijn en dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat de gestelde problemen niet leiden tot vluchtelingschap of subsidiaire bescherming. De rechtbank wijst erop dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Moldavië een reëel risico loopt op ernstige schade.

De rechtbank oordeelt dat de aanvraag van eiser terecht is afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 4 juli 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.20104
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser (gemachtigde: mr. L.J. Blijdorp),

en
de Minister van Asiel en Migratie (dan wel diens rechtsvoorganger), verweerder (gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser stelt van Moldavische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1994]. Hij heeft op 15 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 3 mei 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep van eiser en zijn echtgenote Lilia Preida (NL24.20103) gelijktijdig op 25 juni 2024 op zitting behandeld. Eiser, zijn echtgenote en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank wijst allereerst op de samenhang van de hiervoor genoemde twee zaken. In deze uitspraak wordt uitsluitend ingegaan op de punten die betrekking hebben op het asielrelaas van eiser.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw aan de hand van de beroepsgronden die hij heeft aangevoerd.
2. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt - samengevat- aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij een geldlening was aangegaan met een persoon die in het criminele circuit van Moldavië zit. Deze geldlening was aangegaan om de medische behandeling van zijn zoon te financieren. Eiser stelt dat hij de geldlening niet kan afbetalen en als gevolg daarvan werd zijn wijsvinger gebroken door een aantal mannen uit het criminele circuit en werden zijn echtgenote en familie bedreigd. Eiser vreest bij terugkeer voor de criminele man die hij geld schuldig is en verklaart dat hij wordt bedreigd door de familie van de vrouw waarmee hij in Duitsland een keer intiem is geweest en de familie van de ex-man van deze vrouw. Tot slot verklaart eiser dat hij in Moldavië problemen heeft ondervonden vanwege zijn Roma etniciteit.

Het bestreden besluit

4. In het bestreden besluit heeft verweerder verwezen naar het voornemen dat deel uitmaakt van het bestreden besluit.
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen vanwege Roma etniciteit;
3. Problemen vanwege religie;
4. Geldlening en de daaruit voortvloeiende problemen;
5. De affaire en de daaruit voortvloeiende problemen.
6. Verweerder heeft in het bestreden besluit de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en de gestelde problemen vanwege religie geloofwaardig geacht. Verweerder heeft de problemen vanwege de Roma etniciteit echter (deels) geloofwaardig geacht, omdat eiser het causale verband tussen de gestelde problemen en zijn Roma etniciteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Tot slot heeft verweerder de gestelde geldlening en de daaruit voortvloeiende problemen en de affaire en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig geacht, omdat de verklaringen van eiser hierover volgens verweerder in hoofdlijnen ongerijmd, wisselend dan wel summier van aard zijn.
7. Op grond van de geloofwaardig bevonden relevante elementen stelt verweerder zich op het standpunt dat deze elementen niet te herleiden zijn tot één van de vervolgingsgronden uit het Vluchtelingenverdrag. Ook is niet aannemelijk dat eiser bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarom komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft de aanvraag van eiser daarom afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
Beroepsgronden
Roma etniciteit en discriminatie
8. De rechtbank stelt vast dat de beroepsronden van eiser gelijk zijn aan de beroepsgronden in de zaak van zijn echtgenote. De argumenten die eiser en zijn echtgenote aanvoeren hebben betrekking op discriminatie en problemen vanwege de Roma etniciteit. Eiser voert aan dat hij in Moldavië wordt geconfronteerd met discriminatie en uitsluiting vanwege zijn Roma etniciteit. Hij heeft dit voldoende aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft nagelaten de problemen vanwege zijn Roma etniciteit in de context te plaatsen van de andere gronden. Daarbij stelt eiser dat verweerder ten onrechte voorbijgegaan is aan het feit dat de autoriteiten in Moldavië geen hulp en bescherming bieden ten aanzien van vervolging vanwege de Roma etniciteit in Moldavië.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het voornemen uitgebreid heeft gemotiveerd waarom de door eiser gestelde problemen niet geloofwaardig zijn geacht en voor zover deze wel geloofwaardig zijn geacht waarom dit niet leidt tot vluchtelingschap dan wel subsidiaire bescherming. Dit voornemen maakt onderdeel uit van het bestreden besluit. In het bestreden besluit heeft verweerder het asielrelaas van eiser aan de hand van de zienswijze opnieuw beoordeeld. Eiser maakt in zijn beroepsgronden niet duidelijk waarom de door verweerder gehanteerde motivering onvoldoende of onjuist is. Verweerder heeft rekening gehouden met de Roma etniciteit van eiser maar het niet aannemelijk geacht dat de gestelde problemen – voor zover deze geloofwaardig zijn gevonden - hiermee in verband staan. Eiser heeft niet uitgelegd waarom deze beoordeling niet juist is. Ook is niet uitgelegd met welke context en/of gronden verweerder in het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden. Eiser is hierover niet concreet. Het beroepschrift bevat een onvoldoende onderbouwing voor het standpunt dat de in het bestreden besluit getrokken conclusies niet juist zijn dan wel niet worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. De beroepsgrond faalt.

Samenwerkingsplicht

10. Eiser voert aan dat verweerder in het kader van de samenwerkingsplicht onderzoek had moeten doen naar de brandwonden en littekens van zijn kind. Hiermee zijn alle problemen begonnen.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de samenwerkingsplicht niet heeft geschonden door geen onderzoek te doen naar de brandwonden en littekens van het kind van eiser. De rechtbank volgt de motivering van verweerder dat eiser allereerst aan de hand van verklaringen en/of documenten zijn problemen aannemelijk moet maken en dat een vaststelling van aanwezige brandwonden dan wel littekens onvoldoende is om het asielrelaas van eiser geloofwaardig te achten.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Hak, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 juli 2024

Documentcode:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.