ECLI:NL:RBDHA:2024:13134

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
24-13226
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig nemen van besluit door de Minister van Asiel en Migratie

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. D.J. Keiman, beroep ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 8 juli 2024 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke kwestie. Eiser had eerder een uitspraak van 31 oktober 2023 ontvangen, waarin de rechtbank verweerder opdroeg om binnen twintig weken een nieuw besluit te nemen. Aangezien deze termijn was verstreken zonder dat verweerder een besluit had genomen, heeft eiser beroep ingesteld op 26 maart 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft gehandeld. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 juli 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.13226
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D.J. Keiman), en
de Minister van Asiel en Migratie (dan wel diens rechtsvoorgangers), verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend na de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle van 31 oktober 2023 (NL23.32043). In die uitspraak staat dat verweerder binnen twintig weken opnieuw moet beslissen op de aanvraag van eiser. Eiser stelt nu beroep in, omdat verweerder dat niet heeft gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3
3. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de uitspraak van 31 oktober 2023 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit.4
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
4. Verweerder heeft niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn een besluit genomen op de aanvraag van eiser. De rechtbank stelt vast dat eiser onderhavig beroep heeft ingesteld op 26 maart 2024, terwijl de rechterlijke dwangsom op dat moment nog niet was volgelopen. Bij een beroep tegen het niet tijdig-nemen van een besluit blijft procesbelang in beginsel echter bestaan zolang er nog geen besluit is, ook als een eerder opgelegde dwangsom nog niet volledig is verbeurd.5 De rechtbank stelt verder vast dat de rechterlijke dwangsom inmiddels wel volledig is verbeurd en verweerder nog altijd geen besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser. Het beroep is daarom ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.6 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.7
6. Verweerder heeft niet verzocht om een langere termijn. Uit het dossier blijkt niet dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de rechtbank een langere termijn moet opleggen. De rechtbank geeft verweerder daarom een termijn van twee weken om te beslissen op de aanvraag van eiser. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
7. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.8
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat verweerder binnen twee weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.
6 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
7 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
8 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 juli 2024

Documentcode:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.