Op 31 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [kind 1] en [kind 2], in een netwerkpleeggezin. Deze beschikking volgt op een eerdere beslissing van 7 maart 2024, waarbij de kinderen onder toezicht zijn gesteld van de gecertificeerde instelling en een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, [de moeder] en [de vader], samenwonend in [woonplaats], niet in staat zijn om een veilige opvoedomgeving te bieden, gezien de ernstige zorgen over mishandeling en geweld in de thuissituatie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing ingediend, waarbij de noodzaak voor de continuïteit van de uithuisplaatsing werd onderstreept. De ouders hebben verweer gevoerd tegen het verzoek, waarbij zij pleitten voor intensieve hulp vanuit de thuissituatie en een duidelijk plan voor terugplaatsing. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De ouders zijn strafrechtelijk veroordeeld voor kindermishandeling en hebben bijzondere voorwaarden opgelegd gekregen, waaronder behandeling en een contactverbod. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 14 februari 2025, met de nadruk op de noodzaak voor de ouders om aan hun eigen problematiek te werken voordat de kinderen veilig kunnen terugkeren.