ECLI:NL:RBDHA:2024:13111

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.37224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag mvv voor pleegkinderen zonder feitelijke gezinsband

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 februari 2022, en het bezwaar van eisers werd bij het besluit van 30 oktober 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2024 behandeld, waarbij eisers, hun referent en een tolk aanwezig waren.

Eisers, een broer en zus van Eritrese nationaliteit, stelden dat zij pleegkinderen zijn van hun referent, die hen in het verleden heeft verzorgd. De rechtbank oordeelt dat er geen feitelijke gezinsband bestaat tussen eisers en referent, omdat referent na zijn vrijlating uit detentie in 2014 feitelijk is vertrokken uit Eritrea en de zorg voor eisers voornamelijk door hun grootmoeder is waargenomen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van het kind en dat de hoorplicht niet is geschonden, aangezien referent wel is gehoord.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37224

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1], V-nummer: [V-nummer 1],[eiser 2], V-nummer: [V-nummer 2],hierna tezamen: eisers

(gemachtigde: mr. M. van Werven),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch. R. Vink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de aanvraag van eisers tot afgifte van een mvv [1] .
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 4 februari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 30 oktober 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2024 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig: [naam] (referent), S. Zemed (tolk) en gemachtigden van partijen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?

3. [eiser 1] is geboren op [geboortedag 1] 2005 en [eiser 2] op [geboortedag 2] 2008. Zij zijn zus en broer en hebben de Eritrese nationaliteit. Referent is hun gestelde pleegvader en verklaart tot zijn vertrek in 2014 voor eisers te hebben gezorgd. In 2010 werd hij gevangen gezet en heeft de moeder van referent voor eisers gezorgd. Na zijn vrijlating in 2014 is referent feitelijk vertrokken uit Eritrea. De echtgenote van referent is bij eisers gebleven tot zij ook naar Nederland is vertrokken voor verblijf bij partner.
4. Eisers hebben op 3 februari 2016 een eerste mvv-aanvraag ingediend voor ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij referent in het kader van nareis. Deze is onherroepelijk afgewezen.
4.1.
Op 16 april 2021 hebben eisers een herhaalde aanvraag ingediend. Die aanvraag is afgewezen, omdat – volgens verweerder – eisers geen nieuwe feiten en omstandigheden hebben aangevoerd. Verweerder heeft daarbij verwezen naar wat hij al eerder heeft beslist. [2] In het bestreden besluit op bezwaar heeft verweerder toch inhoudelijk getoetst of eisers voldoen aan het pleegkinderenbeleid van verweerder. Verweerder heeft evenwel geoordeeld dat eisers niet kunnen worden aangemerkt als pleegkinderen van referent.
4.2.
Eisers verblijven momenteel niet meer in Ethiopië, maar bij een kennis van referent in Oeganda.
Wat vinden eisers in beroep?
5. Eisers kunnen zich niet vinden in het bestreden besluit en voeren – kort samengevat – aan dat zij wel de pleegkinderen van referent zijn en daarmee voldoen aan de voorwaarden van het pleegkinderenbeleid. Daarbij zijn eisers ten onrechte niet gehoord.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
7. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder in zijn bestreden besluit, ondanks dat hij zich op het standpunt stelt dat er sprake is van een herhaalde aanvraag zonder dat er nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangedragen, wel een inhoudelijke toets heeft gedaan van het pleegkinderenbeleid.
Feitelijke gezinsband
8. Referent dient de feitelijke gezinsband tussen hem en zijn gezinsleden op het moment van binnenkomst met documenten en verklaringen te onderbouwen. Verweerder beoordeelt vervolgens of de referent met alle overgelegde documenten en/of afgelegde verklaringen, in onderlinge samenhang bezien, de identiteit van de betrokkenen en hun onderlinge gezinsband aannemelijk heeft gemaakt. [3] Bij de beoordeling of een pleegkind feitelijk deel uitmaakt van het gezin van de referent, betrekt de verweerder de identiteit en de familierechtelijke relatie van het pleegkind en zijn/haar biologische ouders, de duur en de reden van de opname van het pleegkind in het gezin van de referent, de (financiële) afhankelijkheid van het pleegkind van de referent, in hoeverre de biologische ouders van het pleegkind in staat zijn voor het pleegkind te zorgen en, als dit aan de orde is, in hoeverre zij betrokken zijn gebleven bij de opvoeding van het pleegkind en of de referent de voogdij over het pleegkind heeft gekregen. [4]
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van een feitelijke gezinsband tussen eisers en referent en overweegt daartoe het volgende. Verweerder heeft een integrale beoordeling gemaakt en heeft onder meer referent gehoord. De verklaring van referent dat hij zorgtaken heeft verricht is onvoldoende om daaruit te concluderen dat sprake is van een feitelijke gezinsband. Dit geldt ook voor de overgelegde verklaring van de moeder van referent. In 2010 is referent gedetineerd geweest en na vrijlating is hij vertrokken. De moeder van referent heeft sinds de detentie voor eisers gezorgd. Eisers waren toen ongeveer vijf en twee jaar. Dat referent de zorg had over zijn moeder, zoals betoogd, is niet onderbouwd en is in dit licht ook niet aannemelijk. Eisers hebben al die tijd bij hun grootmoeder gewoond en zijn door haar verzorgd. Eventuele financiële, emotionele en andere ondersteuning door referent kan ook op afstand worden gegeven.
8.2.
Verweerder heeft, naar het oordeel van de rechtbank, ook voldoende rekening gehouden met de belangen van het kind en daarmee met de belangen van eisers. Verweerder betrekt hierbij dat referent niet de persoon is die de rol van hoofdverzorger over eisers bekleedt en dat de moeder van referent moet worden aangemerkt als pleegouder volgens Eritrese wetgeving. Eisers zijn ook altijd door de moeder van referent verzorgd. Bovendien is niet aannemelijk gemaakt dat eisers bij afwijzing van de aanvraag in schrijnende omstandigheden achterblijven.
8.3.
Nu niet kan worden geoordeeld dat sprake is van een feitelijke gezinsband tussen eisers en referent, kunnen de overige te betrekken onderdelen bij het pleegkinderenbeleid buiten bespreking blijven.
Hoorplicht
9. De rechtbank stelt vast dat referent wel is gehoord over zijn bezwaren tegen het primaire besluit van verweerder. Deze hoorzitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2023. Dat eisers zelf niet zijn gehoord, maakt niet dat daarmee de hoorplicht geschonden is.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Robio, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Paragraaf C2/4.1.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
4.Paragraaf C2/4.1.2.2. van de Vc.