In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J.E. Jalandoni, beroep ingesteld tegen de minister van Buitenlandse Zaken, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn visumaanvraag. Eiser heeft op 25 september 2023 bezwaar gemaakt, maar de minister heeft niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van twaalf weken beslist. Eiser heeft de minister op 4 april 2024 in gebreke gesteld, waarna hij beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 25 juli 2024.