ECLI:NL:RBDHA:2024:13079
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.J. Bronsveld, had een asielaanvraag ingediend die door de minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet in behandeling was genomen. Dit gebeurde op basis van de stelling dat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit opgeschort zouden worden totdat er op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de mondelinge uitspraak op 9 augustus 2024 in een andere zaak, NL24.26002, is al beslist op het beroep dat verband houdt met dit verzoek om voorlopige voorziening. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig, en werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.