ECLI:NL:RBDHA:2024:13078

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.26002
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen. Dit besluit is genomen op grond van de Dublinverordening, die bepaalt dat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. J.J. Bronsveld. De minister van Asiel en Migratie werd vertegenwoordigd door mr. L.S. Hartog.

Tijdens de zitting op 9 augustus 2024 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen waarom de overdracht aan Duitsland niet zou moeten plaatsvinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het terugnameverzoek door de minister aan Duitsland terecht is gedaan en binnen de wettelijke termijn is ingediend. Eiser heeft geen documenten overgelegd die zouden aantonen dat er beletselen zijn voor de overdracht. De rechtbank heeft het interstatelijk vertrouwensbeginsel in acht genomen en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om af te wijken van de Dublinverordening.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en geanonimiseerd gepubliceerd. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26002
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. L.S. Hartog).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Op grond van de registratie in Eurodac heeft verweerder terecht een terugnameverzoek gedaan bij Duitsland. Dit verzoek is ook binnen de wettelijke termijn gedaan en het claimverzoek is binnen de wettelijke termijn aanvaard. Eiser heeft niet onderbouwd welke beletselen er zijn tegen de overdracht aan Duitsland. In beginsel geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In het geval van eiser is niet onderbouwd met documenten dat daar van moet worden afgeweken. Ook zijn verklaringen geven hier geen aanleiding voor. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor de toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening. [1] In beroep is niet concreet onderbouwd waarom deze conclusie onjuist zou zijn.
2. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier en geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 604/2013.