ECLI:NL:RBDHA:2024:13078
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen. Dit besluit is genomen op grond van de Dublinverordening, die bepaalt dat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. J.J. Bronsveld. De minister van Asiel en Migratie werd vertegenwoordigd door mr. L.S. Hartog.
Tijdens de zitting op 9 augustus 2024 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen waarom de overdracht aan Duitsland niet zou moeten plaatsvinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het terugnameverzoek door de minister aan Duitsland terecht is gedaan en binnen de wettelijke termijn is ingediend. Eiser heeft geen documenten overgelegd die zouden aantonen dat er beletselen zijn voor de overdracht. De rechtbank heeft het interstatelijk vertrouwensbeginsel in acht genomen en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om af te wijken van de Dublinverordening.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en geanonimiseerd gepubliceerd. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.