ECLI:NL:RBDHA:2024:13074

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/668246 / HA ZA 24-522
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot informatieverstrekking in erfrechtelijke procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een incidentele vordering tot informatieverstrekking in het kader van een erfrechtelijke procedure. De eiser, aangeduid als [eiser], heeft in de hoofdzaak vorderingen ingesteld tot vaststelling en betaling van zijn legitieme porties in de nalatenschappen van zijn ouders, die respectievelijk op 1 april 2022 en 27 juni 2022 zijn overleden. In het incident vordert [eiser] dat de gedaagde, aangeduid als [gedaagde], hem bepaalde informatie verstrekt, waaronder bankafschriften en een gecertificeerd taxatierapport van de woning van de ouders. De rechtbank heeft op 14 augustus 2024 uitspraak gedaan in het incident, waarbij de vordering van [eiser] is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] voldoende informatie heeft verstrekt en dat er geen aanleiding is om aanvullende informatie te eisen. De procedure wordt verwezen naar de rolzitting van 11 september 2024 voor verdere behandeling van de hoofdzaak. De proceskosten in het incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/668246 / HA ZA 24-522
Vonnis in incident van 14 augustus 2024
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie in de hoofdzaak,
verweerder in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. K. van der Bijl te Bodegraven,
tegen
[gedaagde]te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M.Y.M. Renken te Zoeterwoude.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 juni 2024, met producties 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord in het incident en in conventie, tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 13.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis in het incident bepaald.

2.Het geschil

2.1.
In de hoofdzaak vordert [eiser] , samengevat, vaststelling en betaling van de legitieme porties in de nalatenschappen van zijn ouders.
2.2.
Aan deze vordering legt [eiser] het volgende ten grondslag.
2.3.
Op [dag overlijden 1] april 2022 is [erflaatster] (hierna: erflaatster) overleden. Erflaatster is gehuwd geweest met [erflater] (hierna: erflater). Erflater is overleden op [dag overlijden 2] juni 2022. Zij hadden twee zonen; partijen in deze procedure.
2.4.
Erflaatster en erflater hebben beiden op 10 januari 2022 een testament opgesteld, waarin zij [eiser] hebben onterfd. [gedaagde] is nu de enige erfgenaam en heeft de nalatenschappen zuiver aanvaard. Ook is hij executeur.
2.5.
[eiser] heeft in beide nalatenschappen een beroep gedaan op zijn legitieme portie.
2.6.
In het incident vordert [eiser] dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan [eiser] te verstrekken:
a. bankafschriften van erflaatster vanaf 1 juni 2017 tot en met 16 april 2022;
b. bankafschriften van erflater vanaf 1 juni 2017 tot en met 27 juni 2022;
c. een gecertificeerd taxatierapport van het huis aan de [adres] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [nummer] (hierna: de woning);
d. de informatie met betrekking tot de hypotheekschuld op de woning;
e. de correcte en volledige boedelbeschrijving conform model rechtbank inclusief achterliggende documenten;
II. te bepalen dat indien [gedaagde] in gebreke blijft ten aanzien van de eis onder I hij een dwangsom verbeurt van € 500 per dag – een gedeelte van een dag daaronder begrepen – met een maximum van € 150.000 voor iedere dag of ieder dagdeel dat [gedaagde] hiermee in gebreke is;
III. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het incident, daaronder begrepen de nakosten.
2.7.
[eiser] voert daartoe aan dat de stukken die hij van [gedaagde] heeft ontvangen onvoldoende zijn om tot een accurate berekening van de legitieme porties te kunnen komen.
Op grond van artikel 4:78 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) moet [gedaagde] hem de gevorderde informatie verstrekken.
2.8.
[gedaagde] voert verweer tegen de incidentele vordering.
2.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

In het incident

3.1.
Artikel 4:78 BW bepaalt dat een legitimaris die niet erfgenaam is tegenover de erfgenamen en de met het beheer van de nalatenschap belaste executeurs aanspraak kan maken op inzage en een afschrift van alle bescheiden die hij voor de berekening van zijn legitieme portie nodig heeft. Hoe ver de informatieplicht dient te gaan moet per geval beoordeeld worden.
3.2.
Artikel 4:65 BW bepaalt dat de legitieme portie wordt berekend over de waarde van de goederen van de nalatenschap, welke waarde wordt vermeerderd met de bij deze berekening in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden, vermeld in artikel 7 lid 1 onder a tot en met c en f. Buiten beschouwing blijven giften waaruit schulden als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder i zijn ontstaan. Met de waarde van de goederen van de nalatenschap wordt bedoeld de waarde op het tijdstip onmiddellijk na het overlijden (artikel 4:65 BW in samenhang met artikel 4:6 BW).
ad a. en b. bankafschriften
3.3.
[eiser] vordert inzage in de bankafschriften van erflaatster vanaf 1 juni 2017 tot en met 16 april 2022 en in de bankafschriften erflater vanaf 1 juni 2017 tot en met 27 juni 2022.
3.4.
[gedaagde] heeft op 16 januari 2024 een overzicht van alle banksaldi van de ouders van partijen per de respectievelijke overlijdensdata aan [eiser] toegestuurd. Op dat moment waren de bankafschriften van de afgelopen vijf jaren voorafgaand aan het overlijden van de ouders van partijen nog niet in zijn bezit. Wel heeft [gedaagde] de aangiftes inkomstenbelasting over de jaren 2018 tot en met 2022 aan [eiser] verstrekt. [gedaagde] stelt dat hij op 28 maart 2024 de bankafschriften van de vijf jaar voorafgaand aan het overlijden van de ouders met [eiser] heeft gedeeld en dat het gaat om meerdere honderden pagina’s. Daarom heeft [gedaagde] deze afschriften niet in het geding gebracht. Wel heeft [gedaagde] het e-mailbericht overgelegd waarbij zijn advocaat de bankafschriften aan de advocaat van [eiser] ter beschikking heeft gesteld.
3.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding te gelasten dat [gedaagde] de bankafschriften verstrekt voor zover die betrekking hebben op de periode vóór het overlijden van erflaatster en erflater. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [eiser] inzage heeft gehad in de door hem gevorderde bankafschriften.
ad c. taxatierapport
3.6.
[eiser] vordert dat [gedaagde] een gecertificeerd taxatierapport van de woning verstrekt, omdat het taxatierapport dat [gedaagde] heeft overgelegd vragen oproept. Er zijn namelijk geen foto’s van de woning bijgevoegd en de taxatie is niet gecertificeerd door het NWWI, waardoor volgens [eiser] aan de betrouwbaarheid van de taxatie kan worden getwijfeld.
3.7.
[gedaagde] heeft het taxatierapport overgelegd als productie 8. [gedaagde] heeft toegelicht dat de foto’s niet zijn toegevoegd aan het taxatierapport, om de privacy van de ouders te waarborgen. Dit is de wens geweest van de ouders van partijen en daarbij zijn de foto’s volgens [gedaagde] niet noodzakelijk voor de berekening van de legitieme portie.
3.8.
De rechtbank stelt vast dat de taxateur is geregistreerd bij het NRVT en aangesloten is bij VBO. De rechtbank ziet vooralsnog in de bezwaren van [eiser] geen aanleiding om te gelasten dat [gedaagde] een nieuw taxatierapport van de woning laat opstellen.
ad d. hypotheekschuld
3.9.
[eiser] vordert dat [gedaagde] informatie verstrekt met betrekking tot de hypotheekschuld op de woning en licht deze vordering als volgt toe. [gedaagde] heeft een onvolledige brief van Aegon overgelegd. Hieruit volgt niet op welk pand de beschreven hypotheekschuld ziet. Daarom is het voor [eiser] niet inzichtelijk of de genoemde bedragen wel een schuld van de nalatenschappen zijn.
3.10.
[gedaagde] heeft aangegeven dat hij bij de hypotheekverstrekker navraag heeft gedaan of het adres op het afschrift vermeld kan worden. De hypotheekverstrekker heeft echter aangegeven dat dit niet de normale gang van zaken is en dat het voor de persoon die de gegevens opvraagt duidelijk is om welke woning het gaat.
3.11.
[gedaagde] heeft het overzicht met betrekking tot de hypotheekschuld overgelegd als productie 6. De rechtbank stelt vast dat op dit overzicht dezelfde bedragen staan vermeld als in de aangifte erfbelasting (productie 1 van [gedaagde] ) met betrekking tot de hypotheekschuld zijn opgenomen. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om [gedaagde] te gelasten nadere informatie met betrekking tot de hypotheekschuld te verstrekken.
ad e. boedelbeschrijving
3.12.
[eiser] vordert dat [gedaagde] een correcte en volledige boedelbeschrijving invult conform het model van de rechtbank, inclusief de onderliggende documenten. Als dit formulier correct en volledig wordt ingevuld geeft het duidelijk weer waaruit de legitimaire massa bestaat, zo stelt [eiser] .
3.13.
[gedaagde] heeft de boedelbeschrijving overgelegd als productie 11. Verder blijkt uit de stukken dat [eiser] de onderliggende stukken inmiddels heeft ontvangen.
Conclusie en vervolg van de procedure
3.14.
Uit het voorgaande volgt dat de incidentele vordering zal worden afgewezen.
3.15.
De procedure zal worden verwezen naar de rolzitting van 11 september 2024 teneinde [eiser] in staat te stellen zijn vordering in de hoofdzaak aan de hand van de inmiddels overgelegde stukken nader toe te lichten en zijn eis eventueel te wijzigen of aan te vullen, waarna een mondelinge behandeling zal worden bevolen. Zodra er zittingsruimte beschikbaar is, worden via het roljournaal verhinderdata opgevraagd. Als er tijdig verhinderdata worden opgegeven wordt daarmee zoveel mogelijk rekening gehouden bij het plannen van de zitting. Het is dus van belang om het roljournaal wekelijks te raadplegen.
Proceskosten
3.16.
Gelet op de familierelatie tussen partijen en het onderwerp van het geschil zullen de proceskosten in het incident worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
11 september 2024voor het nemen van een akte (met eventuele aanvulling van de eis) namens [eiser] .
Dit vonnis is gewezen door P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024. [1]

Voetnoten

1.Type: 3473 / 2339