ECLI:NL:RBDHA:2024:13072

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/653032 / FA RK 23-6296
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing ouders naar traject ouderschapsbemiddeling en voorlopige zorgregeling voor minderjarige kinderen

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 13 augustus 2024, is de situatie van een gescheiden ouderschap behandeld. De ouders, die van 24 maart 2014 tot 16 augustus 2016 gehuwd zijn geweest, hebben samen drie minderjarige kinderen. De moeder heeft verzocht om het gezamenlijk gezag te wijzigen naar eenhoofdig gezag en om de zorgregeling te herzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren, wat een voorwaarde is voor gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft daarom besloten om de ouders te verwijzen naar een traject voor ouderschapsbemiddeling om de communicatie te verbeteren. Tevens is er een voorlopige zorgregeling vastgesteld voor de jongste twee kinderen, waarbij zij om de week bij de vader verblijven. Voor de oudste minderjarige is er geen vaste zorgregeling vastgesteld, omdat hij zelf heeft aangegeven geen contact met zijn vader te willen. De rechtbank heeft ook een bijzondere curator benoemd voor de oudste minderjarige, die zal onderzoeken of het in zijn belang is dat het vaderschap van zijn juridische vader wordt ontkend. De rechtbank heeft de beslissing over het gezag en de definitieve zorgregeling aangehouden tot een latere datum, waarbij de voortgang van het ouderschapsbemiddelingstraject in de gaten zal worden gehouden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-6296
Zaaknummer: C/09/653032
Datum beschikking: 13 augustus 2024
Gezag, zorg- c.q. omgangsregeling en benoeming bijzondere curator ex art. 1:250 BW

Beschikking op het op 23 augustus 2023 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.M.G. Hulsman te Delft.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. T. Erdal te Rotterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift namens de moeder;
  • de brief van 27 september 2023, met bijlagen, namens de moeder;
  • de brief van 10 juni 2024, van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel
  • Den Haag met als bijlage de kindbrief van [de minderjarige 2] ;het verweerschrift met zelfstandig verzoek, namens de vader;
  • de brief van 26 juni 2024, met bijlage, namens de moeder.
De minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben hun mening over de verzoeken gegeven in een gesprek met de rechter.
Op 2 juli 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de vader met A. Kaynak als waarnemend advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Na de zitting zijn de volgende stukken ontvangen:
  • het bericht van 3 juli 2024 namens de moeder;
  • de e-mail van 9 juli 2024 namens de moeder;
  • de e-mail van 9 juli 2024 namens de vader.

Feiten

  • De moeder en de vader zijn gehuwd geweest van 24 maart 2014 tot 16 augustus 2016.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2007 in
[geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2011 in [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2014 in
[geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 26 februari 2016 is – voor zover hier van belang – bepaald dat:
  • de kinderen de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de moeder;
  • de vader gerechtigd is om [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij zich te hebben iedere vrijdag van 17.00 uur tot zondag 12.30 uur, waarbij de zus van de vader de kinderen ophaalt en de vader de kinderen terugbrengt en afzet bij de kerk;
  • de vader gerechtigd is om [de minderjarige 3] bij zich te hebben iedere zaterdag van
10
uur tot 17.00 uur, waarbij de vader haar ophaalt en ook zal terugbrengen bij de moeder,
waarbij geldt dat de ouders de intentie hebben om in onderling overleg de zorgregeling uit te breiden.
- Bij beschikking van 15 maart 2017 van het Gerechtshof Den Haag is de beschikking van 26 februari 2016 vernietigd voor zover die de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft en is de volgende zorgregeling vastgesteld: de kinderen verblijven om het weekend op zaterdag na de voetbal, of – als er geen voetbal is – vanaf 10.00 uur tot zaterdag 17.00 uur bij de vader en op zondag van 08.00 uur tot 13.00 uur, waarbij de vader (of een zus van hem) de kinderen haalt en brengt en de kinderen pas bij de vader zullen overnachten zodra hij eigen woonruimte heeft.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt:
  • het gezamenlijk gezag van beide ouders te wijzigen naar eenhoofdig gezag van de moeder ten aanzien van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] ;
  • de zorgregeling zoals vastgelegd in de beschikking van het Gerechtshof van (naar de rechtbank begrijpt) 15 maart 2017 te wijzigen naar:
  • een volledig vrijwillige omgangsregeling voor [de minderjarige 1] ;
  • voor [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] de omgangsregeling zoals voorliggend, maar dan met een vrijwillig karakter, ter beoordeling van de kinderen,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vader zelfstandig de beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 15 maart 2017 ten aanzien van de zorgregeling als volgt te wijzigen:
  • voor [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] :
  • (naar de rechtbank begrijpt) eens in de twee weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader;
  • in de andere week van woensdag na school tot donderdag voor schooltijd;
  • twee keer per week te bellen met de vader;
  • verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte;
  • de vader contact met [de minderjarige 1] blijft onderhouden en dat het contact ingevuld wordt naar eigen behoefte van [de minderjarige 1] ,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.

Beoordeling

Gezag
Op grond van artikel 1:251 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) hebben de ouders van rechtswege gedurende hun huwelijk het gezag over hun kinderen. Na beëindiging van het huwelijk duurt het gezamenlijk gezag in beginsel voort.
Op grond van artikel 1:253n lid 1 BW kan de rechtbank op verzoek van (één van) de ouders het gezamenlijk gezag, zoals bedoeld in artikel 1:251 BW beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. In dat geval bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder van de minderjarige kinderen toekomt. Lid 1 en lid 3 van artikel 1:251a BW zijn van overeenkomstige toepassing. De rechtbank beëindigt het gezamenlijk gezag slechts indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De moeder stelt dat de vader meermaals heeft geweigerd de benodigde toestemming te geven voor reisdocumenten en hulpverlening voor de kinderen, waardoor de kinderen schade ondervinden in hun verzorging en hun vrijheid om op vakantie te gaan. Volgens de moeder heeft [de minderjarige 1] psychische problematiek doordat hij bedreigd is door jongeren uit de buurt en heeft de vader geweigerd om toestemming voor de benodigde hulp voor hem te geven. [de minderjarige 2] is in het verleden gepest en het duurde een maand voordat de vader toestemming gaf voor hulp voor hem bij een kinderpsycholoog.
De vader geeft aan dat hij niet goed door de moeder of de kinderen werd geïnformeerd over wat er speelde, waardoor hij eerst informatie bij de betreffende hulpverleners moest verzamelen voordat hij kon bepalen of hij toestemming wilde geven. Uiteindelijk heeft de vader wel zijn toestemming gegeven, maar dat duurde hierdoor soms enkele maanden.
De rechtbank overweegt dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is van de wetgever. Daarvoor is wel vereist dat de ouders in staat zijn om op een constructieve manier met elkaar te communiceren en dat zij gezamenlijk beslissingen kunnen nemen over de kinderen. Het is de rechtbank gebleken dat de ouders niet op constructieve wijze met elkaar kunnen communiceren en dat de moeder op dit moment weinig vertrouwen in de vader heeft als opvoeder. De rechtbank acht zich op dit moment onvoldoende in staat om een definitieve beslissing te nemen over het gezag. Zij is met de Raad van oordeel dat eerst getracht moet worden het vertrouwen tussen de ouders te herstellen en dat de ouders moeten proberen om hun communicatie te verbeteren. Als de vader het gezag wil behouden zal hij moeten meewerken aan belangrijke beslissingen, maar dat kan alleen als de moeder hem betrekt bij de dingen die spelen in het leven van de kinderen. Daarvoor is een goede communicatie belangrijk.
Om de onderlinge verstandhouding en de communicatie tussen de ouders te verbeteren, is met de ouders op de zitting gesproken over het volgen van een traject ouderschapsbemiddeling. De vader heeft op de zitting en de moeder na afloop van de zitting de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan een traject ouderschapsbemiddeling. De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per email verzonden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan voornoemd traject en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal deze beschikking per post zenden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding.
De rechtbank verzoekt de ouders om de rechtbank tijdig te informeren over het verloop van voornoemd traject. Van de uitvoerende hulpverleningsinstantie verwacht de rechtbank dat – zoals op de zitting met de ouders is besproken – zij de eindrapportage over het verloop van het traject indient op de hierna vermelde wijze. De hulpverleningsinstantie kan de rechtbank tussentijds informeren als daartoe aanleiding is. Als het traject niet heeft geleid tot een positief resultaat dient de instantie de eindrapportage ook tegelijkertijd te zenden aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Aan de hand van de eindrapportage zal de Raad bezien of er een onderzoek van de Raad noodzakelijk is. De Raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage de rechtbank hierover te informeren en, indien de Raad onderzoek noodzakelijk acht, dit te verrichten en daarvan bij de rechtbank een rapport in te dienen. Aan de Raad wordt gevraagd in dat geval in ieder geval onderzoek te doen naar de vraag welke gezagssituatie en welke zorg- c.q. omgangsregeling het meest in het belang van de kinderen is. Deze beschikking geldt als voorwaardelijke opdracht aan de Raad om een onderzoek te verrichten voor het geval dat het traject volgens de uitvoerende hulpverleningsinstantie niet positief wordt afgesloten én de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
In afwachting van het verloop van het ouderschapsbemiddelingstraject zal de rechtbank de beslissing met betrekking tot het gezag aanhouden tot na te melden datum.
Zorg- c.q. omgangsregeling
Op grond van artikel 1:253a, vierde lid BW, in samenhang met artikel 1:377e BW, kan de rechtbank op verzoek van de ouders of één van hen een beslissing inzake de zorgregeling onder meer wijzigen op grond van nadien gewijzigde omstandigheden.
De moeder en de vader zijn het erover eens dat, op basis van de wens van [de minderjarige 1] , er geen vaste zorgregeling meer zal zijn en dat [de minderjarige 1] de vader op vrijwillige basis zal zien. De vader heeft aangegeven dat hij het heel jammer vindt, omdat dit betekent dat hij [de minderjarige 1] waarschijnlijk helemaal niet meer zal zien, maar hij respecteert wel zijn wens. In het gesprek met de rechter heeft [de minderjarige 1] duidelijk aangegeven dat hij geen contact met zijn vader wil. De rechtbank neemt de mening van [de minderjarige 1] serieus gelet op zijn leeftijd van inmiddels 17 jaar. Daarnaast overweegt de rechtbank dat [de minderjarige 1] al drie jaar nagenoeg geen contact meer heeft met de vader. De rechtbank acht het daarom ook in het belang van [de minderjarige 1] dat hij niet verplicht wordt tot contact met de vader en zal daarom beslissen conform de overeenstemming tussen de ouders.
Voor [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] vraagt de moeder om vast te stellen dat zij ook op vrijwillige basis naar de vader kunnen gaan, op basis van de wens van de kinderen. De moeder geeft aan dat de vader de zorgregeling vaak niet nakomt en de kinderen te laat of niet ophaalt. Dit laat hij ook pas kort van te voren weten, waardoor de kinderen telkens teleurgesteld zijn. De vader geeft aan dat de ouders, in afwijking van de beschikking van 15 maart 2017 van het Gerechtshof Den Haag, hebben afgesproken dat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] om de week een heel weekend bij de vader zijn van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur. Volgens de vader werd tot voor kort uitvoering gegeven aan deze zorgregeling. De vader erkent dat hij de afgesproken zorgregeling niet altijd na heeft kunnen komen vanwege zijn werk, maar hij begrijpt niet waarom de kinderen ineens niet meer naar hem toe zouden willen komen.
Op de zitting heeft de Raad geadviseerd voor [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] geen zorgregeling vast te leggen op vrijwillige basis, omdat de kinderen de vader dan zeer waarschijnlijk minder zullen zien en het gelet op de leeftijd van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] voor hen lastig is te overzien wat de gevolgen op de langere termijn hiervan kunnen zijn. Daarbij heeft de Raad opgemerkt dat het voor de kinderen belangrijk is dat de vader zich aan de zorgregeling houdt en de kinderen niet laat wachten.
De rechtbank ziet aanleiding om, in afwachting van het verloop van het hierboven genoemde ouderschapsbemiddelingstraject, ook de (verdere) beslissing met betrekking tot de zorg- c.q. omgangsregeling aan te houden tot na te melden datum. De rechtbank ziet wel aanleiding om, gelet op het advies van de Raad, een voorlopige zorgregeling vast te stellen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van gewijzigde omstandigheden, omdat de ouders aan een andere zorgregeling uitvoering hebben gegeven dan is vastgesteld bij beschikking van 15 maart 2017 van het Gerechtshof Den Haag. De rechtbank zal daarom vaststellen dat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] voorlopig, volgens de huidige regeling, om de week een heel weekend bij de vader zijn van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur. Daarbij onderschrijft de rechtbank het advies van de Raad dat het van belang is dat de vader deze regeling nakomt. Op de zitting heeft de vader aangegeven dat hij met zijn werk kan regelen dat hij deze weekenden beschikbaar is voor de kinderen. De rechtbank acht het van belang dat de vader de kans wordt gegund om te bewijzen dat hij de zorgregeling kan nakomen en er voor de kinderen kan zijn. Een eventuele uitbreiding van de zorgregeling waarbij [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] ook om de week bij de vader zijn van woensdag uit school tot donderdag naar school, zoals de vader verzoekt, kunnen de ouders ook bij het ouderschapsbemiddelingstraject bespreken.
Bijzondere curator
Op basis van artikel 1:250 BW kan de rechtbank een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De rechtbank kan dit doen als – in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding of het vermogen van een minderjarige – de belangen van (één van) de met het gezag belaste ouders of voogd(en) in strijd zijn met die van de minderjarige. De rechtbank moet beoordelen of zij die benoeming noodzakelijk acht en daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking nemen. Benoeming van een bijzondere curator kan plaatsvinden op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:250 BW. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Bij zowel de ouders als [de minderjarige 1] is bekend dat de vader niet de biologische vader van [de minderjarige 1] is. In zijn gesprek met de rechter heeft [de minderjarige 1] aangegeven dat hij al drie jaar lang geen contact meer heeft met de vader, dat hij dit ook in de toekomst niet wil en dat hij het moeilijk vindt dat hij de achternaam van zijn juridische vader heeft en dat die naam bijvoorbeeld ook staat vermeld op het diploma dat hij zojuist heeft behaald. Ook heeft hij al een tijdje contact met zijn biologische vader. [de minderjarige 1] wil daarom graag dat het vaderschap wordt ontkent, zodat hij zijn achternaam kan wijzigen.
Op grond van artikel 1:200 lid 1 BW kan het vaderschap worden ontkend op de grond dat de vader niet de biologische vader van de minderjarige is, op verzoek door één van de ouders of het kind zelf. Op grond van artikel 1:200 lid 5 BW wordt het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning door de moeder bij de rechtbank ingediend binnen een jaar na de geboorte van het kind. Omdat de moeder nagelaten heeft dit te doen en [de minderjarige 1] gelet op zijn minderjarigheid, niet zelf een verzoek kan indienen, is naar het oordeel van de rechtbank hierin de belangenstrijd gelegen.
Op de zitting is het voornemen van de rechtbank om een bijzondere curator te benoemen met de ouders besproken. De moeder heeft aangegeven hiermee in te stemmen en de vader heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank zal daarom ambtshalve een bijzondere curator voor [de minderjarige 1] benoemen.
De heer mr. I. Pieters is bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator voor [de minderjarige 1] op te treden en zal hiertoe door de rechtbank worden benoemd. De bijzondere curator vertegenwoordigt [de minderjarige 1] en zal daarom uitsluitend zijn belangen behartigen.
De rechtbank verzoekt de bijzondere curator in dit verband om te onderzoeken of het in het belang van [de minderjarige 1] is dat de huidige juridische afstamming in overeenstemming wordt gebracht met de biologische werkelijkheid en daartoe zo nodig verzoeken in te dienen. Indien de bijzondere curator daartoe aanleiding ziet, kan hij daarbij tevens advies uitbrengen over eventueel in te zetten hulpverlening of nader te verrichten onderzoek.
De rechtbank verzoekt de bijzondere curator zijn verslag binnen vier weken aan de rechtbank, de ouders en [de minderjarige 1] toe te sturen. De bijzondere curator kan, indien gewenst, ook namens [de minderjarige 1] een zelfstandig verzoek indienen. De rechtbank verwacht van de ouders dat zij volledige medewerking verlenen aan de bijzondere curator.
Na ontvangst van de schriftelijke reactie van de bijzondere curator zal de rechtbank, als zij dat nodig acht, een mondelinge behandeling plannen. Daarvoor zullen de ouders, [de minderjarige 1] en de bijzondere curator worden opgeroepen.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de bijzondere curator zijn taak heeft volbracht, zal de rechtbank zijn werkzaamheden voor deze procedure bij nadere beschikking als beëindigd beschouwen.
Kindbrieven
Tot slot heeft de rechtbank besloten om in aparte brieven aan [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] uit leggen wat de uitkomst van de procedure is. Hieronder volgt de tekst van die brieven, zodat beide ouders weten welke boodschap [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben ontvangen.
Beste [de minderjarige 1] ,
Jij hebt in een gesprek aan mij verteld dat je geen contact meer met je vader wil. Jij hebt in het verleden vervelende dingen met hem meegemaakt en je ziet hem ook al een paar jaar niet meer, behalve heel kort als hij jouw broertje en zusje op komt halen. Ook weet jij al een paar jaar dat jouw vader niet jouw biologische vader is en jij hebt aangegeven dat jij wil dat zijn vaderschap wordt ontkend en dat jij zijn achternaam niet meer wil.
Na ons gesprek heb ik met jouw ouders en met een mevrouw van de Raad voor de Kinderbescherming gepraat over het contact tussen jou en jouw vader.
Jouw ouders zijn het erover eens dat, op basis van jouw wens, er geen vaste zorgregeling meer zal zijn en dat jij zelf mag weten wanneer jij jouw vader ziet.
Jouw vader heeft verteld dat hij het heel jammer vindt als hij jou nooit meer zou zien, maar hij respecteert jouw wens. Hij vindt het jammer dat er teveel niet is besproken tussen jullie en hij zou graag nog eens met jou in gesprek willen gaan over hoe alles is gelopen.
Ik heb besloten om geen zorgregeling tussen jou en jouw vader vast te stellen, maar dat jij zelf mag beslissen wanneer jij hem wil zien. Dat heb ik besloten omdat ik jouw standpunt respecteer en omdat er al lange tijd geen echt contact meer is tussen jou en jouw vader.
Omdat jij vertelde dat jij graag een ontkenning van het vaderschap van jouw vader wil, maar ik daarover nu geen beslissing kan nemen, heb ik iemand benoemd die jou daarbij kan helpen. Zo iemand heet een bijzondere curator. Ik heb iemand gevonden die jouw bijzondere curator wil zijn. Hij heet Ivo Pieters. Hij gaat onderzoeken of het in jouw belang is dat jouw vader juridisch (dus voor de wet) niet meer jouw vader is. Als hij dat vindt, kan hij ook namens jou een verzoek indienen bij de rechtbank zodat dat geregeld kan worden. Ivo Pieters zal met jou en met jouw ouders contact opnemen en met jullie in gesprek gaan hierover. Dan komt er over een tijdje nog een nieuwe zitting.
Ik hoop dat ik hiermee mijn beslissing aan jou heb kunnen uitleggen. Voor jouw ouders maak ik een officiële uitspraak (dat heet een beschikking) waarin ik ook de inhoud van deze brief opneem. Zo weten jouw ouders wat ik heb besloten en ook wat ik daarover aan jou heb bericht. Ik wens jou veel succes met alles.
De kinderrechter.
Beste [de minderjarige 2] ,
Een paar weken geleden was jij op de rechtbank en hebben we gepraat over het contact tussen jou en jouw vader. Jij hebt aan mij verteld dat jij jouw vader nog wel wil zien, maar dat jij het liefst zelf wil bepalen wanneer je naar jouw vader toe gaat. Jij vertelde dat dat komt omdat jouw vader over de kleinste dingen boos werd en dat hij veel beloftes maakt, die hij vaak niet nakomt. Ook heb je verteld dat je iets heel heftigs hebt meegemaakt na een schoolfeest en dat je je depressief voelt door wat er toen is gebeurd. Jouw moeder heeft toen hulp voor jou gezocht bij een kinderpsycholoog, maar het duurde lang voordat jouw vader zijn toestemming hiervoor gaf en dat vind jij vervelend. Daarom wil jij ook dat jouw moeder in haar eentje het gezag over jou krijgt.
Na ons gesprek heb ik met jouw ouders en met een mevrouw van de Raad voor de Kinderbescherming gepraat over het contact tussen jou en jouw vader.
Jouw vader heeft verteld dat hij jou en jouw zusje en broer heel graag wil blijven zien. Hij heeft verteld dat hij het vervelend vindt voor jullie dat jullie teleurgesteld waren als hij jullie niet kwam ophalen terwijl dat wel de afspraak was, en dat wil hij graag veranderen. Hij heeft aan mij verteld dat hij zich voortaan aan zijn beloftes zal houden en gaat regelen op zijn werk dat hij jullie ook daadwerkelijk op kan halen en bij zich kan hebben als jullie een weekend naar hem toe gaan.
Jouw moeder vindt het ook belangrijk dat er contact is tussen jou, je zusje en je vader.
De mevrouw van de Raad voor de Kinderbescherming heeft het advies gegeven om het niet aan jou zelf over te laten om te beslissen wanneer jij wel en niet naar jouw vader gaat. Zij zegt dat het op dit moment moeilijk is voor jou te overzien wat dat zal betekenen voor later. Omdat jij het nu misschien fijn vindt jouw vader bijvoorbeeld maar één keer per maand te zien, maar dat jij dan later misschien denkt: ’Waar was mijn vader? Ik heb hem veel te weinig gezien.’ En daar ben ik het wel eens.
Daarom, en ook omdat jouw vader beloofd heeft zich voortaan aan zijn afspraken met jou, jouw zusje en jouw moeder te houden, beslis ik dat jij de komende tijd weer, net zoals hiervoor, samen met jouw zusje [de minderjarige 3] , om de week een heel weekend bij jouw vader zal zijn van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur.
Ook gaan jouw ouders, met een professioneel iemand erbij, met elkaar in gesprek om te zorgen dat zij weer beter met elkaar kunnen praten over dingen die over jullie gaan. Dat is belangrijk voor jouw ouders, maar ook voor jou, jouw broer en jouw zusje. Omdat ik jouw vader de komende tijd de kans wil geven om te laten zien aan jou en jouw zusje dat hij zich aan zijn beloftes houdt en omdat jouw ouders hun best gaan doen beter met elkaar te overleggen over jullie, neem ik nu nog geen beslissing over het gezag. Er komt over een tijdje een nieuwe zitting met jouw ouders en dan gaan we opnieuw met elkaar in gesprek en dan zal ik (of een andere rechter) waarschijnlijk een definitieve beslissing hierover nemen en over een definitieve regeling voor het contact tussen jou en jouw vader.
Ik hoop dat ik hiermee mijn beslissing aan jou heb kunnen uitleggen. Voor jouw ouders maak ik een officiële uitspraak (dat heet een beschikking) waarin ik ook de inhoud van deze brief opneem. Zo weten jouw ouders wat ik heb besloten en ook wat ik daarover aan jou heb bericht. Ik wens jou veel succes met alles.
De kinderrechter.
Proceskosten
Nu de rechtbank de beslissing ten aanzien van het gezag en de definitieve zorg- c.q. omgangsregeling zal aanhouden, zal de rechtbank ook de beslissing over de proceskosten aanhouden.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van 15 maart 2017 van het Gerechtshof Den Haag – :
*
stelt vast dat partijen, te weten:
[de vader] (de vader),
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
en
[de moeder] (de moeder),
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking te zenden naar:
Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1, 2273 CW Voorburg;
de Raad voor de Kinderbescherming;
bepaalt dat partijen de rechtbank vóór na te melden pro formadatum informeren omtrent het verloop van voornoemd traject;
bepaalt dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank (tussentijds) rapporteert omtrent het verloop van voornoemd traject, met kopie aan beide ouders en daarvan, indien het traject niet positief is afgerond, gelijktijdig een afschrift aan de Raad voor de Kinderbescherming stuurt;
bepaalt dat de griffier binnen één week na ontvangst van de rapportage van een niet positief afgerond traject een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming toestuurt;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming bij een niet positief verlopen traject te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is met inachtneming van hetgeen de rechtbank daarover in de overwegingen heeft opgenomen, de rechtbank daarover binnen twee weken te informeren en, indien dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
*
bepaalt dat de minderjarige [de minderjarige 1] , geboren op
[geboortedag 1] 2007 in [geboorteplaats] , bij de vader zal zijn naar eigen invulling en behoefte van [de minderjarige 1] ;
*
bepaalt dat de minderjarige kinderen:
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2011 in [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2014 in [geboorteplaats] ;
voorlopigbij de vader zullen zijn om de week van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur;
*
benoemt tot bijzondere curator over [de minderjarige 1] :
mr. I. Pieters,
kantoorhoudende te ( [postcode] ) [plaats] , [adres] , telefoonnummer: [telefoonnummer] , e-mailadres: [e-mailadres] ;
bepaalt dat de bijzondere curator binnen vier weken een verslag en/of verzoekschrift namens de minderjarige zoals hiervoor bedoeld toestuurt aan de rechtbank, aan de ouders en [de minderjarige 1] ;
bepaalt dat de ouders en [de minderjarige 1] , indien gewenst, binnen twee weken na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator hierop schriftelijk kunnen reageren; deze reactie dient aan de rechtbank, aan de andere procespartijen en aan de bijzondere curator te worden toegezonden;
*
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van het gezag, de definitieve zorg- c.q. omgangsregeling en de proceskostenaan tot
15 februari 2025 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. de Kleine, kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 13 augustus 2024.