ECLI:NL:RBDHA:2024:13064
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot tijdelijke bescherming
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die, vertegenwoordigd door mr. W. Spijkstra, een aanvraag had ingediend voor verblijf in Nederland onder de Richtlijn tijdelijke bescherming (2001/55 EG). Deze aanvraag was op 8 december 2023 door de minister van Justitie en Veiligheid afgewezen, wat leidde tot het indienen van beroep door de eiser.
De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 19 juli 2024, waarbij zowel de gemachtigde van de verzoeker als de gemachtigde van de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, aanwezig waren. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening besproken in samenhang met een andere zaak (NL24.21669). De voorzieningenrechter heeft in die andere zaak uitspraak gedaan, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening in deze zaak niet meer nodig was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier mr. L.J. van der Veen, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.