Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 25 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf, ingediend op 11 augustus 2022. De minister van Asiel en Migratie heeft op 18 maart 2024 de aanvraag ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Verzoeker heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten door de minister, die als verweerder optreedt. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en deze aanvraag hangende het beroep is ingewilligd, is de minister geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De beslissing van de rechtbank is openbaar gemaakt op 14 augustus 2024, en verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.