ECLI:NL:RBDHA:2024:13059
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tijdelijke bescherming voor Oekraïense vreemdeling op basis van Richtlijn tijdelijke bescherming
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Oekraïense vreemdeling, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor verblijf in Nederland onder de Richtlijn tijdelijke bescherming. Eiser had zijn aanvraag ingediend na een tijdelijke terugkeer naar Oekraïne, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet als ontheemd kan worden beschouwd volgens de geldende regelgeving. De rechtbank stelt vast dat eiser vóór de peildatum van 27 november 2021 Oekraïne had verlaten en dat zijn terugkeer naar Oekraïne in 2023 niet duurzaam was. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming onder de Richtlijn.
De rechtbank behandelt ook de vraag of eiser voorafgaand aan de beslissing gehoord had moeten worden en of er ambtshalve een beoordeling had moeten plaatsvinden voor een andere verblijfsstatus. De rechtbank oordeelt dat de procedure voor aanvragen onder de Richtlijn snel moet plaatsvinden en dat het niet onterecht is dat eiser niet direct is gehoord. Ook de vraag of verweerder ambtshalve had moeten beoordelen of eiser in aanmerking kwam voor een andere verblijfsvergunning wordt negatief beantwoord. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.