Op 28 juli 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uiterste termijn van 21 maanden, zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, is overschreden. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na verzending van de uitspraak, op de asielaanvraag te beslissen. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, verbeurt hij een dwangsom van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en is openbaar gemaakt op 13 augustus 2024. De rechtbank heeft de uitspraak zonder zitting gedaan en verwijst naar de bijlage voor het wettelijk kader en de overwegingen die aan het beroep ten grondslag liggen.
Eiser heeft recht op een vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak van licht gewicht is, aangezien het enkel gaat om de vraag of de beslistermijn is overschreden en/of een dwangsom is verbeurd. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld, en de rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genoemd die van toepassing zijn op deze zaak.