In deze zaak heeft eiseres op 27 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uiterste termijn van 21 maanden, zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, is overschreden. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na verzending van deze uitspraak, op de asielaanvraag te beslissen. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, verbeurt hij een dwangsom van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en is openbaar gemaakt op 13 augustus 2024. De rechtbank heeft de uitspraak zonder zitting gedaan en heeft verwezen naar de wettelijke vereisten voor het indienen van een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft ook de regels omtrent de bestuurlijke en rechterlijke dwangsom uiteengezet, specifiek in het kader van asielaanvragen, waarbij de bestuurlijke dwangsom is afgeschaft door de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door het bestuursorgaan en de gevolgen van het niet naleven van de gestelde termijnen. Eiseres heeft recht op een snelle afhandeling van haar asielaanvraag, en de rechtbank heeft de nodige maatregelen getroffen om dit te waarborgen.