ECLI:NL:RBDHA:2024:13022

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.6368
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Turkse eiser met betrokkenheid bij Gülenbeweging

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Turkse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren op een onbekende datum, diende op 12 augustus 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 13 februari 2024 door de minister van Asiel en Migratie als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 16 juli 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, zijn zoon, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

Eiser vreesde voor detentie en vervolging vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij de Gülenbeweging en de PKK. Hij verklaarde dat hij in de jaren '90 in huizen van de Gülenbeweging heeft gewoond en dat hij als beroepsmilitair betrokken was bij de staatsgreep in Turkije in juli 2016. De minister heeft echter geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser niet geloofwaardig was, onder andere omdat eiser legaal in en uit Turkije is gereisd en zijn pensioen als militair niet is stopgezet. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht de aanvraag als ongegrond heeft afgewezen, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door de Turkse autoriteiten wordt gezocht.

De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. Eiser moet terugkeren naar Turkije en krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6368

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is van Turkse nationaliteit en is geboren op [datum] . Hij heeft op 12 augustus 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Met het bestreden besluit van 13 februari 2024 heeft de minister de aanvraag afgewezen als ongegrond. Daarbij is aan eiser een terugkeerbesluit en een vertrektermijn van vier weken opgelegd.
1.1.
Bij afzonderlijk besluit van 13 februari 2024 is de asielaanvraag van de zoon van eiser door de minister afgewezen als kennelijk ongegrond en is aan hem een terugkeerbesluit en inreisverbod opgelegd. Het hiertegen ingestelde beroep is de zaak NL24.6364. De rechtbank doet hierop afzonderlijk uitspraak.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2024 op zitting behandeld, samen met het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening van de zoon van eiser. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, zijn zoon, een tolk en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser aan de hand van zijn beroepsgronden.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming besluit
2.3.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vreest voor detentie en vervolging vanwege toegedichte betrokkenheid bij de Gülenbeweging en de PKK. Eiser heeft verklaard dat hij in de periode van 1991-1993 in huizen van de beweging heeft gewoond en scholing heeft gevolgd. Eiser was nadien werkzaam als beroepsmilitair op de militaire afdeling die het centrum werd van de staatsgreep in Turkije in juli 2016. In dit verband heeft eiser verklaard dat hij vier maanden voor de staatsgreep met pensioen is gegaan, maar dat een groot deel van zijn brigade is opgepakt, gemarteld of vermoord en dat eiser uit angst acht dagen na de staatsgreep naar Noorwegen is gevlucht. In februari 2017 is hij met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) teruggekeerd naar Turkije omdat zijn dochter ernstig ziek was. Eiser is vervolgens zes jaar ondergedoken geweest op verschillende adressen en heeft verklaard dat hij werd afgeluisterd, dat hij het gevoel had te worden gevolgd en dat zijn zoon is gevolgd en zeven maal is opgepakt. Ook heeft eiser verklaard dat zijn broer vanwege een lidmaatschap van de PKK 28 jaar geleden Turkije heeft verlaten, waardoor eiser ook zou kunnen worden gezien als PKK aanhanger. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij theist is, dat hij dit in Turkije niet kan uitdragen en dat hij vanwege zijn Koerdische afkomst problemen heeft ondervonden in Turkije.
2.4.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen vanwege Koerdische etniciteit;
  • theïsme;
  • toegedichte betrokkenheid bij Gülenbeweging en de PKK;
  • onderduiking na terugkeer in februari 2017.
2.5.
De minister heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst, de problemen vanwege de etniciteit en het theïsme geloofwaardig geacht, maar onvoldoende zwaarwegend.
De toegedichte betrokkenheid bij de Gülenbeweging en de PKK en de onderduiking na februari 2017 heeft de minister niet geloofwaardig geacht. Volgens de minister heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij door de Turkse autoriteiten wordt gezocht of in verband wordt gebracht met een van de twee bewegingen. Dit is eerder gebaseerd op zijn eigen vermoedens. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft de minister gesteld dat eiser Turkije probleemloos legaal is in- en uitgereisd, dat eiser voor de staatsgreep al met pensioen was en dat zijn pensioen als militair niet is stopgezet. Verder heeft eiser niet onderbouwd dat hij in Gülenhuizen heeft gewoond of hieraan gelieerde scholing heeft ontvangen en is dit zodanig lang geleden dat het geen raakvlak heeft met het asielrelaas aangezien eiser sindsdien hierdoor geen problemen heeft ondervonden. Hetzelfde geldt ten aanzien van het vertrek van eisers broer vanwege diens lidmaatschap van de PKK beweging 28 jaar geleden. Verder heeft eiser niet inzichtelijk gemaakt waarom het noodzakelijk was om sinds 2017 onder te duiken en is het gestelde afluisteren en volgen van eiser en zijn zoon gebaseerd op eisers vermoedens, aldus de minister.
2.6.
Namens eiser is geen zienswijze ingebracht. De minister heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
Beroepsgronden
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat niet valt in te zien hoe het eerdere wonen in Gülenhuizen niet bijdraagt aan het totaalbeeld over zijn persoon. Eiser is na de couppoging vertrokken uit Turkije omdat hij merkte dat andere gepensioneerde militairen onderworpen werden aan foltering, omdat hij in het leger een verantwoordelijke positie van groot belang had en omdat alle mensen van de afdeling personeelszaken van de landmacht gevangen zijn genomen in de periode na de coup. Eiser vreest eenzelfde behandeling. Dat eiser nog immer zijn pensioen ontvangt komt omdat zijn pensioenrecht niet is beëindigd, omdat er geen strafzaak tegen hem aanhangig is. Verder heeft eiser aangevoerd dat zijn eerdere terugkeer naar Turkije in 2017 noodzakelijk was en dat hij daar niet zonder problemen verbleef. Eiser is toen op acht verschillende plekken ondergedoken geweest. Ondanks de legale inreis in 2017 vreest eiser voor ‘operaties’ met arrestaties, die met enige regelmaat in Turkije plaatsvinden. Dat eiser afgeluisterd en zijn zoon gevolgd werd volgens de minister gebaseerd is op vermoedens, gaat eraan voorbij dat er geen bewijs van is. Volgens eiser was de behandeling van zijn zoon een manier van de Turkse autoriteiten om eiser onder druk te zetten. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat hij meer dan de helft van de periode dat hij militair was, gedetineerd was, dat hij regelmatig gemarteld is en meerdere keren een suïcidepoging heeft gedaan. Ook heeft eiser gesteld dat hij onder medische behandeling staat voor chronisch depressieve klachten. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd, aldus eiser.
Oordeel rechtbank
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister de gestelde toegedichte betrokkenheid van eiser bij de Gülenbeweging en de PKK niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Daartoe heeft de minister terecht aan eiser tegengeworpen dat hij ten tijde van de staatsgreep al enige maanden gepensioneerd was, dat hij nog steeds pensioen ontvangt en dat eiser Turkije tweemaal legaal is uitgereisd en eenmaal legaal is ingereisd. Dit duidt er niet op dat eiser sinds de staatsgreep in de negatieve belangstelling staat van de Turkse autoriteiten wegens toegedichte betrokkenheid bij de hiervoor genoemde bewegingen. De minister heeft dan ook niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat er een noodzaak bestond voor eiser sinds 2017 om onder te duiken.
4.2.
De stelling van eiser dat het wonen in Gülenhuizen bijdraagt aan het totaalbeeld van zijn persoon, gaat er aan voorbij dat de minister zich op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij in Gülenhuizen heeft gewoond en dat hij bovendien hierdoor volgens zijn verklaringen sindsdien geen problemen heeft ondervonden. De stelling van eiser dat hij na zijn terugkeer in 2017 niet zonder problemen in Turkije verbleef en lang was ondergedoken, gaat er aan voorbij dat de minister het onderduiken ongeloofwaardig heeft geacht omdat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom dit noodzakelijk was. De verklaring en stellingen van eiser dat hij eenzelfde behandeling vreest als de andere militairen op de afdeling waar hij werkzaam was, dan wel vreest voor operaties die met enige regelmaat plaatsvinden, laat onverlet dat hij op het moment van de staatsgreep al enige maanden gepensioneerd was, dat hij zijn pensioen is blijven ontvangen en Turkije legaal is in- en uitgereisd. Niet valt in te zien dat eiser in de negatieve belangstelling van de Turkse autoriteiten staat, zou worden afgeluisterd en gevolgd, maar tweemaal legaal heeft mogen uitreizen. De minister heeft dan ook kunnen stellen dat het gestelde afluisteren en volgen van eiser enkel gebaseerd is op eisers vermoeden dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Turkse autoriteiten. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dat ook voor de stelling van eiser dat de behandeling van eisers zoon een manier zou zijn geweest van de Turkse autoriteiten om eiser onder druk te zetten. Daarbij betrekt de rechtbank dat de zoon van eiser heeft verklaard dat hij (ook) is opgepakt en meegenomen voor verhoor vanwege een verdenking op fraude en dat hij legaal is uitgereisd in 2022. De beroepsgronden over het vierde en vijfde relevante element slagen daarom niet.
5. Met betrekking tot de problemen vanwege de Koerdische etniciteit is de rechtbank van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken dat de ondervonden discriminatie het voor eiser onmogelijk maakte om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Uit de verklaringen van eiser volgt weliswaar dat hij gedurende zijn militaire dienst vanwege zijn etniciteit om kleine dingen werd vastgezet en vrijgelaten, [1] maar uit zijn verklaringen blijkt eveneens dat het militaire apparaat hier niet onverschillig tegenover stond. Zo heeft eiser verklaard dat hij een vernederend bevel niet heeft uitgevoerd, dat hij daarom is vastgezet, maar dat hij door de militaire rechtbank is vrijgesproken en het twee jaar durende proces in vrijheid heeft mogen afwachten. [2] De rechtbank volgt eiser daarom niet in de stelling dat hij meer dan de helft van de periode dat hij beroepsmilitair was vanwege zijn etniciteit gedetineerd was en gemarteld werd. Met name dit laatste volgt niet uit de verklaringen van eiser. De minister heeft verder terecht gesteld dat uit de verklaringen van eiser volgt dat hij toegang had tot de arbeidsmarkt, tot medische zorg en scholing en dat hij zonder problemen een paspoort heeft kunnen aanvragen. De beroepsgrond over het tweede relevante element slaagt daarom evenmin.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft betwist dat zijn verklaringen omtrent het theïsme volgens de minister onvoldoende zwaarwegend zijn, noch dat de vrijheid van godsdienst is vastgelegd in de Turkse grondwet en dat Turkije lid is van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Daarnaast heeft eiser eerst in beroep gesteld dat hij chronisch depressieve klachten heeft en onder medische behandeling staat. Eiser heeft dit echter niet met medische stukken onderbouwd. De minister heeft bij het bestreden besluit daarom niet ten onrechte geen ambtshalve uitstel van vertrek omwille van medische redenen verleend. De minister heeft, gezien het voorgaande, de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

7. De minister heeft de aanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond en aan hem een terugkeerbesluit opgelegd. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en moet terugkeren naar Turkije. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie p. 8 en 9 van het aanmeldgehoor van 15 augustus 2023.
2.Zie p. 10 en 11 van het nader gehoor van 21 augustus 2023.