ECLI:NL:RBDHA:2024:13021
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na ongegrondverklaring van het beroep
In de zaak tussen verzoeker en de minister van Asiel en Migratie heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan. Verzoeker had een asielaanvraag ingediend die op 13 februari 2024 door de minister was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 16 juli 2024, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, en ook zijn vader en een tolk aanwezig waren. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van vandaag het samenhangende beroep van verzoeker ongegrond verklaard. Aangezien het beroep ongegrond is verklaard, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van griffier A.J. van Bruggen, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.