Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer] , (gemachtigde: mr. A. Hol),
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) rechtmatig was. De minister van Asiel en Migratie had op 11 juli 2024 de maatregel van bewaring opgelegd, omdat er een risico bestond dat de vreemdeling zich aan het toezicht zou onttrekken en de uitzettingsprocedure zou beletten. De rechtbank heeft het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, omdat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting en er zicht is op uitzetting naar Algerije.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De vreemdeling, die van Algerijnse nationaliteit is, heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland en heeft eerder een terugkeerbesluit en inreisverbod gekregen. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende waren en dat er geen persoonlijke belangen van de vreemdeling waren die de bewaring onevenredig bezwarend maakten. De rechtbank heeft ook ambtshalve getoetst of de maatregel onrechtmatig was, maar vond geen aanleiding om dit te concluderen.
De uitspraak werd gedaan door mr. D. Verduijn, in aanwezigheid van griffier Z.P. de Wilde. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.