ECLI:NL:RBDHA:2024:12996
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verbod op inhoudingen en verrekeningen door DJI met declaraties van Zorggroep ’t Achterhuus B.V.
In deze zaak heeft Zorggroep ’t Achterhuus B.V. (hierna: ‘t Achterhuus’) een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, en de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI). De aanleiding voor het kort geding was een betaalstop die DJI had ingesteld op de declaraties van ‘t Achterhuus, die verband hield met een materiële controle over de zorgprestaties die ‘t Achterhuus in 2021 had gedeclareerd. De voorzieningenrechter heeft op 5 augustus 2024 geoordeeld dat DJI niet gerechtigd is om inhoudingen of verrekeningen te doen met de declaraties van ‘t Achterhuus, totdat de omvang van de vordering van DJI op ‘t Achterhuus in een bodemprocedure is vastgesteld.
De procedure begon met een aankondiging van DJI van een materiële controle, waarna een betaalstop werd ingesteld. ‘t Achterhuus betwistte de vordering van DJI en stelde dat zij alle benodigde informatie had aangeleverd. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een reële kans was dat de argumenten van ‘t Achterhuus in een bodemprocedure zouden slagen. De voorzieningenrechter heeft daarbij rekening gehouden met de impact van de inhoudingen op de bedrijfsvoering van ‘t Achterhuus en het belang van de cliënten.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter beslist dat DJI vanaf de datum van het vonnis geen inhoudingen meer mag doen op de declaraties van ‘t Achterhuus, en dat de declaratie over juli 2024 als eerste ongekort moet worden voldaan. De vorderingen van ‘t Achterhuus zijn gedeeltelijk toegewezen, terwijl de kosten voor beide partijen voor eigen rekening komen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. H.J. Vetter.